Niet-dossierstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 2020D13524 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 2020D13524 |
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft enkele vragen en opmerkingen over de brief van de Minister voor Milieu en Wonen d.d. 1 april 2020 inzake de inwerkingtreding van de Omgevingswet (Kamerstuk 33 118, nr. 139).
De voorzitter van de commissie, Ziengs
De griffier van de commissie, Roovers
Brief van de Minister voor Milieu en Wonen d.d. 1 april 2020 inzake de inwerkingtreding van de Omgevingswet
Inbreng VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie bedanken de Minister voor Milieu en Wonen voor de brief over de inwerkingtreding van de Omgevingswet. In de brief wordt medegedeeld dat de beoogde inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2021 niet mogelijk is. Dat betekent ook dat het ontwerp van het koninklijk besluit (KB) inzake inwerkingtreding niet voor 1 juli 2020 bij beide Kamers der Staten-Generaal wordt voorgehangen. De leden van de VVD-fractie begrijpen dat dit enerzijds te maken heeft met het feit dat voor een goede implementatie van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) nog flink wat stappen moeten worden gezet vooral ook bij de organisaties die met het stelsel aan de slag moeten. Anderzijds begrijpen de leden dat dit ook veroorzaakt wordt door de genomen maatregelen in het kader van het coronavirus.
De leden van de VVD-fractie hebben daar begrip voor, maar zij zijn én blijven voorstander van invoering van de nieuwe Omgevingswet op een zo kort mogelijke termijn. Van uitstel mag dan ook beslist geen afstel komen, zo benadrukken zij. Zij lezen dan ook met instemming dat de Minister stelt dat het bij het uitstel niet gaat over de vraag óf het stelsel in werking treedt maar wanneer. Zij vragen de Minister dat nog eens te bevestigen.
In de brief wordt geen inzicht gegeven in de nieuwe inwerkingtredingsdatum. De leden van de VVD-fractie vernemen graag wanneer het voornoemde ontwerp van het KB inzake inwerkingtreding nu wordt voorgehangen. Zij gaan ervan uit dat deze voorhang nog wel deze kabinetsperiode plaatsvindt. Zij vragen de Minister daar op in te gaan en hopen op een bevestiging van deze aanname. En daarom vragen zij wanneer de Minister verwacht dat de nieuwe Omgevingswet nu wel in werking kan gaan treden, en wanneer zij verwacht dit te kunnen communiceren richting de Kamer?
De Minister heeft tijdens het AO Omgevingswet (d.d. 15 januari 2020) aangegeven dat er gebruikerstesten plaatsvinden voor het DSO, waarbij input van toekomstige gebruikers wordt geïnventariseerd en gebruikt om het DSO te verbeteren en klaar te maken voor de invoering. De leden van de VVD-fractie begrijpen dat het uitvoeren van deze tests in deze tijd wellicht doorgeschoven gaat worden, maar verzoeken de Minister dringend om waar dit mogelijk is, de tests nu wel te blijven uitvoeren. Kan de Minister aangeven hoe dit voor de komende periode wordt ingeregeld?
Er lijken geen tests in de planning te staan voor zakelijke gebruikers, dus voor bedrijven die bijvoorbeeld een vergunning zullen moeten gaan aanvragen via het DSO of die zich via het DSO op de hoogte moeten stellen van de geldende regels in een gemeente. Het is van belang dat ook deze doelgroep moeiteloos gebruik kan maken van het DSO zodra deze online gaat. Om dat te garanderen is het raadzaam om nu, tijdens deze fase van testen, al gebruik te maken van de kennis die uit een gebruikerstest met deze doelgroep zal voortkomen.
Kan de Minister toezeggen dat er ook gebruikerstests worden georganiseerd voor de doelgroep zakelijke gebruikers, zodat ook de ervaring uit de tests met deze doelgroep kunnen worden verwerkt in het uiteindelijke ontwerp van het DSO?
Inbreng PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie verwijzen naar een artikel in de NRC van 1 april 2020 met als titel «Minister hield zorgen over Omgevingswet achter» met daarin het volgende citaat:
«De top van Binnenlandse Zaken hield grote zorgen over de Omgevingswet binnenskamers. Op het ministerie was al maanden bekend dat de geplande invoering op 1 januari 2021 vrijwel onhaalbaar was.»
De leden van de PVV-fractie vragen hoe het kan dat de Minister «openlijk vol goede moed» heeft volgehouden dat de Omgevingswet op 1 januari 2021 in werking zou treden, zij in februari jl. tijdens de behandeling in de Eerste Kamer nog zei dat «er voldoende vertrouwen is dat die datum haalbaar is», terwijl binnen het Ministerie van Binnenlandse Zaken allang duidelijk was dat de geplande invoering onhaalbaar zou zijn?
Waarom werd uitstel van invoering pas formeel aangekondigd korte tijd nadat de pers over «interne grote zorgen» binnen het ministerie had bericht?
Waarom zijn deze «interne grote zorgen» niet direct met de Kamer gedeeld, maar werden ze verzwegen?
De samenwerking tussen overheidsdiensten bij de invoering van de Omgevingswet loopt spaak, voornamelijk wegens gebrek aan landelijke regie (zoals op meerdere terreinen het geval is, maar dat terzijde). NRC schrijft daarover: «Deelnemende organisaties nemen onderling «revanche» als ze invloed kwijtraken en «hopen dat iemand anders de zwartepiet krijgt» als het fout loopt.»
Hoe gaat de Minister dit kinderlijke getouwtrek oplossen, zo vragen de leden van de PPV-fractie?
Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat partijen «stoppen met het bevechten van territorium»?
Gaat de Minister nu eindelijk de regie nemen, teneinde te voorkomen dat de Omgevingswet – ook op langere termijn, na uitstel van inwerkingtreding – het zoveelste ICT-drama bij de overheid wordt? Zo ja, hoe?
Was de geplande inwerkingtreding van de Omgevingswet wellicht wél mogelijk geweest indien de Minister zorgen en problemen – ook zeker bij het DSO – tijdig had gesignaleerd, deze tijdig met de Kamer had gedeeld, bediscussieerd en opgelost én vooral tijdig de regie had genomen?
In haar brief schrijft de Minister: «Ik zal na overleg met de bestuurlijke partners met een voorstel voor een nieuwe inwerkingtredingsdatum komen.»
De leden van de PVV-fractie vragen op welke termijn de Minister verwacht – alles overwegende – dat de Omgevingswet in werking zal treden?
Hoeveel uitstel acht de Minister noodzakelijk om alle problemen op te lossen?
NRC schrijft: «De uitbraak van het coronavirus, stelde een ingewijde voordat woensdag de brief verscheen, kon nog wel eens een «dankbaar excuus» worden om uitstel af te dwingen zonder eigen fouten te erkennen.»
De leden van de PVV-fractie vragen de Minister hierop te reageren.
Inbreng CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van brief van de regering van 1 april jl. inzake de inwerkingtreding Omgevingswet. Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie zijn teleurgesteld dat de beoogde inwerkingtreding per 1 januari a.s. niet haalbaar bleek, te meer daar zij verschillende malen uitdrukkelijk aandacht gevraagd hebben voor met name het ICT-deel van de invoeringsoperatie. Graag vernemen zij of invoering wel doorgang had gevonden als geen sprake was van de coronacrisis. Als dat niet het geval is, dan vernemen deze leden graag door wie (of wat) overschrijding van de termijn veroorzaakt wordt. Graag vernemen zij daarbij de appreciatie van de Minister.
De leden van de CDA-fractie vragen of alle deelnemers nog voor de volle 100% achter de invoering van de Omgevingswet staan. Zij lezen dat de coronacrisis leidt tot vragen over de gevolgen voor de implementatie en inwerkingtreding van de Omgevingswet en dat daarover verschillende signalen worden gegeven. Graag zien deze leden dat nader uiteengezet.
De leden van de CDA-fractie hebben door signalen van andere overheden vernomen dat de participatie (zoals inspraak bijeenkomsten) tot problemen leidt vanwege de corona-maatregelen. Graag vernemen zij op welke wijze andere overheden inspraakavonden hadden moeten organiseren als er geen sprake zou zijn geweest van uitstel.
De leden van de CDA-fractie vernemen graag op welke datum wel aangegeven kan worden wat de nieuwe datum van inwerkingtreding zal zijn.
De leden van de CDA-fractie wijzen erop dat er gemeenten en provincies zijn die al vooruitlopend op de implementatie op 1-1-2021 een aantal plannen in voorbereiding hebben op basis van de nieuwe regelgeving. Graag vernemen zij of het voor hen mogelijk is om deze door te zetten op basis van de Crisis- en herstelwet en of de regering bereid is om, indien nodig, hiervoor een spoedaanpassing van de Crisis- en herstelwet te doen.
De leden van de CD-fractie zien graag een overzicht tegemoet van alle voorgenomen wijzigingen van het Omgevingswetstelsel die reeds zijn aangekondigd in Kamerbrieven en debatten, zoals de AMvB ter uitwerking van het amendement-Ronnes over de publiekrechtelijk afdwingbare regeling voor financiële bijdragen (debat Aanvullingswet grondeigendom 2019/2020, 22e vergadering, Aanvullingswet grondeigendom) en de uitwerking van de aangenomen motie van het lid Rietkerk c.s. over de aanwijzingsbevoegdheid van provincies in omgevingsverordening industrieterreinen (35 054, I)
De leden van de CDA-fractie lezen dat «een goede voortgang van de afronding van regelgeving van groot belang blijft zodat de toekomstige gebruikers van de Omgevingswet zo vroeg mogelijk voor de inwerkingtreding weten wat de regelgeving zal inhouden.» (blz. 7 33 118, nr. 139). Zij vraag daarom of er een minimale tijdsduur is die moet zitten tussen de afronding van de regelgeving en de datum van inwerkingtreding? Zo ja, welke?
Inbreng D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het besluit tot uitstellen van de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Deze leden hechten waarde aan een zorgvuldig implementatietraject van de Omgevingswet. Zij hebben nog enkele vragen die zij aan de regering willen voorleggen.
De leden van de D66-fractie constateren dat reeds 79% van de aangesloten bevoegd gezagen aansluiting van hun vergunningensystemen hebben gestart. Deze leden lezen daarnaast dat wordt beoogd de overige bevoegde gezagen dit kwartaal in te plannen. Deze leden vragen hoe groot naar verwachting de groep is die in het laatste kwartaal van 2020 nog niet is aangesloten op het DSO-LV, en wat de consequenties hiervan zijn, gegeven dat dit een belangrijke randvoorwaarde is voor de werking van het DSO?
De leden van de D66-fractie zijn content te zien dat er deze maand eerste mogelijkheden beschikbaar komen voor gebruikers om met het DSO te oefenen. Deze leden vragen op welke termijn er meer duidelijkheid wordt verwacht rondom aanvullende mogelijkheden tot oefenen die binnenkort worden verwacht?
De leden van de D66-fractie constateren dat er momenteel slechts 1 gemeente is met een correct werkende aansluiting voor het publiceren van omgevingswetbesluiten. Deze leden vragen of de regering hierop kan reflecteren en vragen welke aanvullende acties worden ondernomen om dit aantal te verhogen?
De leden van de D66-fractie lezen dat er mogelijk een gedifferentieerde aanpak nodig is per keten en bevoegd gezag om tot tijdige implementatie van het DSO te komen. Deze leden vragen of er nader uiteengezet kan worden wat er onder de gedifferentieerde aanpak wordt verstaan. Daarnaast vragen zij of er voldoende capaciteit beschikbaar is bij leveranciers voor de softwarekoppelingen aan de verschillende ketens?
De leden van de D66-fractie vragen de regering of zij uiteen kan zetten hoeveel gemeenten en provincies momenteel een Omgevingsvisie hebben opgesteld? Deze leden vragen daarnaast wat er aan inspanningen wordt verricht om gemeenten en provincies die nog geen Omgevingsvisie hebben vastgesteld, te ondersteunen?
De leden van de D66-fractie vragen wat de eventuele financiële gevolgen zijn van het uitstellen van de inwerkingtreding voor het Rijk en de overige bestuurslagen die onder de Omgevingswet gaan vallen?
Inbreng fractie van GroenLinks
De leden van de fractie van GroenLinks hebben met enige zorg kennisgenomen van de brief van de Minister voor Milieu en Wonen over het uitstel van de invoering van de Omgevingswet. Deze leden hebben hier een groot aantal vragen over en willen ook hun visie op de ontstane situatie delen.
Zoals bekend zijn de leden van de fractie van GroenLinks vanaf het begin geen voorstander geweest van de invoering van de Omgevingswet. Kort gezegd komt het erop neer dat deze leden de afgelopen jaren niet overtuigd zijn geraakt van de invoering van de Omgevingswet en vrezen zij dat de invoering van de Omgevingswet een deregulering zal betekenen van het Nederlandse ruimtelijke ordeningsbeleid. Voor dit schriftelijk overleg zullen de aan het woord zijnde leden zich evenwel beperken tot het nu voorliggende besluit van het kabinet om de invoering uit te stellen.
De leden van de fractie van GroenLinks vinden het verstandig dat Minister nu kiest voor het uitstellen van de invoering. Dit sluit aan bij de signalen en vragen over het realistische invoeringstraject die de aan het woord zijnde leden eerder hebben gedeeld met en gesteld aan de Minister. De aan het woord zijnde leden hebben allerlei vragen bij het uitstel zoals de Minister dat nu besloten heeft. Daarom hebben zij hierover de volgende concrete vragen:
– Kan het Minister de voor- en nadelen van uitstel en afstel van de invoering in kaart brengen?
– Kan de Minister toelichten wat er mis zal gaan als het huidige stelsel in stand zou blijven wanneer van uitstel afstel zou komen? Wat gaat er mis als het huidige stelsel gewoon blijft werken?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen zich af of alleen meer tijd een goede invoering op een later moment alsnog kan garanderen. Daarom willen zij graag van de Minister weten of zij bereid is om op specifieke punten nog met aanpassingen en verbeteringen van het stelsel te komen? Zo ja, aan welke aanpassingen denkt zij? Zo neen, waarom niet?
Zoals gezegd hebben de leden van de fractie van GroenLinks met enige zorg kennisgenomen van het besluit om de invoering uit te stellen. De zorg en ook verbazing van de aan het woord zijnde leden zit met name ook bij de gang van zaken. Deze leden willen graag heel precieze beschrijving van de gang van zaken van de Minister ontvangen. De Minister schrijft dat de huidige coronacrisis een reden van uitstel is. Kan de Minister dit nader toelichten en kan zij daarbij ook aangeven of zij had verwacht dat zonder de coronacrisis wel over had kunnen worden gegaan tot invoering per 1 januari 2021?
De Minister zal na overleg met de bestuurlijke partners meer inzicht verschaffen in de nieuwe inwerkingtredingsdatum. Wanneer is dit overleg? Wat is de inzet van de Minister bij dit overleg?
Verder schrijft de Minister dat zij voorafgaand aan het debat over het inwerkingtredings-KB inzicht wil geven in de stand van zaken met betrekking tot financiële aspecten van de invoering van de Omgevingswet. De aan het woord zijnde leden willen nu al een actuele stand van zaken hiervan ontvangen. Deze leden krijgen ook van decentrale overheden signalen dat er zorgen zijn over de vraag of er wel voldoende budgetten zijn om de invoering alsnog goed te kunnen organiseren. Deze onzekerheid zou wat deze leden betreft zo snel mogelijk moeten worden opgelost. Daarom vragen zij de Minister om concreet aan te geven of er nu nog binnen de budgetten wordt gewerkt? Zo ja, hoe kan zij de zorgen wegnemen en zo nee, kan zij aangeven hoe groot de overschrijdingen nu zijn? En kan zij eventuele overschrijdingen nader toelichten?
In het verlengde hiervan willen de leden van de fractie van GroenLinks graag een reactie ontvangen op de vraag wat de budgettaire gevolgen van het nu door de Minister aangekondigde uitstel zijn? Is de Minister bereid om de decentrale overheden te compenseren voor de (eventuele nog te verwachten) extra kosten? Zo nee, waarom niet?
De leden van de fractie van GroenLinks hebben een aantal specifieke vragen over het DSO. Wat zijn de extra kosten die nu gemaakt moeten worden om het DSO alsnog te vervolmaken? Wanneer verwacht de Minister dat het DSO wel af is? Verder lezen de aan het woord zijnde leden in de brief: «Voor het geval overheden ondanks hun voorbereidingen niet op tijd kunnen aansluiten op het DSO-LV, worden (organisatorische) vangnetopties in beeld gebracht.» Wat moeten deze leden zich hierbij concreet voorstellen?
Verder schrijft de Minister: «De Gateway Review geeft mij en de bestuurlijke partners een indringend en urgent beeld, maar geeft ook een constructief en realistisch advies.» Deze leden vragen de Minister of zij dit had verwacht? Wat viel, zo vragen zij, de Minister hierin het meest tegen? Wat gaat de Minister hier concreet aan doen? Hoe gaat de Minister de bevoegde gezagen meer ondersteunen? En heeft de Minister het idee dat lokale en regionale overheden klaar zijn? Zo ja, waar blijkt dat uit? En zo nee, wat moeten zij nog doen?
De leden van de fractie van GroenLinks hebben een aantal specifieke vragen over gateway-review en over wat de Minister daarover in haar brief schrijft:
– Tijdens het plenaire debat over de Invoeringswet Omgevingswet is in de Eerste Kamer aan de orde gekomen dat de Gateway-review onmisbare informatie betreft voor de Eerste Kamer om een gedegen inschatting te kunnen maken op de uitvoeringspraktijk van de invoeringswet. Nu blijkt, zo constateren de aan het woord zijnde leden, dat de rapportage bijzonder kritisch is over de stand van zaken bij de implementatie en zelfs over de onderlinge beelden die leven over wat het DSO moet kunnen doen. De inschattingen die de Minister in januari jl. maakte over de implementatie DSO, blijken daarmee achterhaald. Deelt de Minister deze analyse? En op welke wijze gaat de Minister de Tweede en Eerste Kamer de mogelijkheid geven om niet alleen procesmatig (bij het eventuele koninklijk besluit) maar ook inhoudelijk met de regering te kunnen spreken over de kwaliteit en implementatie van het DSO?
In de brief schrijft de Minister dat er «meer aandacht en focus uit moet gaan naar de implementatie» en dat dit om een praktische aanpak vraagt. Dat zou opgevat kunnen worden alsof onderdelen van het DSO of de uitbouw, die eerder als minimaal werden beschouwd, wellicht ter discussie komen om gewenste deadlines alsnog te halen. Kan de Minister daarom toezeggen dat alle onderdelen van het DSO voor invoeringsmoment en uitbouw in functionaliteit of inhoud hetzelfde blijven als eerder aan beide kamers gecommuniceerd is? Zo nee, waarom niet?
– De leden van de fractie van GroenLinks lezen op pagina 3 van de beleidsreactie de 3 criteria die de bestuurlijke koepels met elkaar hebben afgesproken. Dit was echter met een duidelijke deadline van invoering op 1-1-2021. Nu de invoering wordt uitgesteld zullen er nieuwe termijnen met elkaar worden afgesproken. Kan de Minister daarom specifiek en uitputtend aangeven wat er wordt verstaan onder de termen «voldoende gelegenheid' en «voldoende content»? Welke termijnen worden gehanteerd en wat is onderdeel van voldoende content en hoe verhouden die zich tot de eerdere afspraken over content? Deze leden zouden graag een tabel ontvangen waarin beide situaties en termijnen tegen elkaar zijn afgezet.
– Op pagina 3 van de beleidsreactie spreekt de Minister over de kennisgeving afwijkvergunning en TPOD en dat daar in 2020 een start mee gemaakt wordt. In hoeverre, zo vragen de leden van de fractie van GroenLinks, wijkt dit af van eerdere planningen, waarin gesproken werd dat de afwijkvergunning en TPOD essentiële onderdelen van het DSO waren om te kunnen starten met oefenen door lokale overheden en begin 2020 beschikbaar zouden komen? Op pagina 7 van de beleidsreactie wordt gesproken over het beschikbaar komen van STOP in de loop van dit jaar. Ook dat lijkt een later moment te zijn dan eerder werd gecommuniceerd. Zien deze leden dit juist? Zo ja, kan de Minister de realisatiemomenten aangeven en afzetten tegen de eerdere planning ten tijde van het debat in de EK? In hoeverre is de oorspronkelijke planning, zoals eerder gecommuniceerd, waarbij lokale overheden minimaal 6 maanden konden oefenen, voor het DSO-LV, TPOD en afwijkvergunning niet gehaald?
– Op pagina 5 van de beleidsreactie wordt gesproken over de migratievoorziening en spreekt de Minister over de «noodzakelijke technische of organisatorische workarounds». Hoe verhoudt deze opmerking zich tot het uitgangspunt dat alle decentrale overheden eind 2020 over moeten zijn gegaan naar het nieuwe systeem van de omgevingswet? Kan aangegeven worden waar de Minister aan denkt bij deze worksarounds en hoe dit zich verhoudt tot de opmerking dat alle overheden om moeten zijn voor moment van invoering omgevingswet? Kan de Minister daarbij ook aangeven welke gevolgen voor bewoners en bedrijven van deze workarounds verwacht worden?
– Op pagina 6 van de beleidsreactie geeft de Minister aan dat de capaciteit in de markt voor ondersteuning bij de implementatie onder druk staat. Kan dit worden gekwantificeerd? Hoeveel decentrale overheden hebben moeite om binnen planning en budget marktpartijen ingeschakeld te krijgen? Kan aangegeven worden of deze capaciteitsproblemen opgelost zijn met het jaar uitstel?
– Kan de Minister een nadere toelichting geven op wat verstaan wordt onder «operationeel, tactisch en strategisch» in het kader van de opmerkingen op pagina 7 van de beleidsreactie?
– Op bladzijde 8 van de beleidsreactie wordt gesproken over « aanpak voor het vullen van het DSO-LV en verstevigde regie hierop».
– Kan de Kamer de (fit-gap) analyses ontvangen waar op blz. 10 naar verwezen wordt?
– In de beleidsreactie zegt de Minister hier het volgende over op blz. 8 «Om dit beter inzichtelijk en stuurbaar te maken, concretiseer ik nu in samenspraak met bestuurlijke partners de bestaande vulstrategie en aanpak en verstevig ik de regie op het vulproces.» Kan de Minister aangeven of in de concretisering van de vulstrategie duidelijkheid komt over wie, wat, wanneer, precies moet doen? Onderschrijft de Minister de opvatting van het reviewteam dat er minimaal een half jaar moet zitten tussen inwerkingtreding en het kenbaar en digitaal beschikbaar zijn van de gehele Omgevingswet met bijbehorende regelgeving en concept-provinciale verordeningen? Zo ja, waar zit volgens de Minister nu het grootste knelpunt hierbij?
In het Gateway rapport worden een aantal zaken op pagina 12 genoemd die het reviewteam aanbeveelt in het kader van de oefenstrategie. Onder meer een om de bevoegde gezagen te voorzien van voldoende uitgewerkte tools als oefen casuïstiek, een conversietabel van oude naar nieuwe wetgeving en heldere trajectbeschrijvingen voor lopende procedures als wijziging van bestemmingsplannen. In de beleidsreactie hierop geeft de Minister aan dat er gewerkt is en wordt aan praktijkproeven en oefencases en dat er gewerkt wordt aan een gezamenlijke definitie en oefenstrategie met de bestuurlijke partners (Beleidsreactie Gateway rapport, pagina 9). Volgens de leden van de fractie van GroenLinks kan een heldere conversietabel van oude naar nieuwe wetgeving en wat dit betekent voor verschillende thema’s of trajecten veel duidelijkheid bieden aan overheden, maar ook aan burgers en bedrijven. Is de Minister bereid ook hier meer aandacht aan te geven bij het opstellen van de oefenstrategie? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Afgesproken is dat gemeenten eind 2021 een Transitievisie Warmte gereed hebben, waarin een planning is opgenomen welke wijk wanneer van het aardgas afgaat. Voor de wijken die in 2030 al overgaan, worden in de Transitievisie Warmte ook de duurzame alternatieven voor aardgas genoemd. De leden van de fractie van GroenLinks zouden het een slechte zaak vinden als belangrijke maatschappelijke transities door het uitstel van een stelselwijziging in de problemen zouden komen. Daarom hebben zij hier een specifieke vraag over. Met het uitstellen van de invoering van de Omgevingswet, zal ook de wettelijke verankering van de bevoegdheid van gemeenten om het besluit te nemen wanneer het aardgas wordt afgesloten worden vertraagd. Voor de planning van vastgoedeigenaren, bewoners, netbeheerders, bouw- en installatiepartijen en andere uitvoerders is het belangrijk dat met de Omgevingswet niet ook de totstandkoming van de Transitievisies Warmte wordt vertraagd. Deze Transitievisies spelen namelijk een belangrijke rol in het plannen van investeringen en werkzaamheden. Het is naar het oordeel van de aan het woord zijnde leden – juist nu – belangrijk voor uitvoerende partijen om zicht te hebben op een robuuste investeringsagenda voor de (middellange termijn) toekomst. De TVW’s, maar ook de regionale energiestrategieën zijn belangrijke input voor deze investeringsplannen. Als deze vertraging oploopt ontstaat er daarmee een risico voor het waarborgen van een kostenefficiënte uitvoering van de energietransitie (wijkaanpak). Hoe gaat de Minister dit borgen? Kan zij aangeven welke andere transities (zoals de wijkgerichte aanpak bij het uitvoeren van het klimaatakkoord gebouwde omgeving, het aardgasvrij maken van wijken) mogelijk ook vertraging oplopen en kan zij hierbij de verschillende mogelijkheden die er zijn om vertraging te voorkomen schetsen? En wat betekent dit uitstel voor de inwerkingtreding van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb), die gekoppeld aan de Omgevingswet ook in zou gaan per 1/1/2021?
De leden van de fractie van GroenLinks zien dat veel decentrale overheden heel hard aan het werk zijn met de implementatie van de Omgevingswet. Ondanks dat deze leden kritisch zijn op het nieuwe stelsel, hebben zij wel veel waardering voor het harde en vaak goede werk om het stelsel te implementeren. Uitstel kan voor decentrale overheden ook onduidelijkheid opleveren. Dat moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarom hebben de aan het woord zijnde leden nog specifiek vragen over de verplichtende deadlines die nu voor gemeenten gelden. Kan de Minister concreet aangeven wat dit uitstel betekent voor de deadline van het opstellen van de Omgevingsvisie voor 1-1-2024 en voor het opstellen van het Omgevingsplan voor 1-1-2029? Blijven deze data gelijk of veranderen deze mee?
Tot slot hebben de leden van de fractie van GroenLinks nog enkele losse vragen. In de brief stelt de Minister dat «Voorafgaand aan het debat over het inwerkingtredings-KB zal ik inzicht geven in de stand van zaken met betrekking tot financiële aspecten van de invoering van de Omgevingswet.» Betekent dit, zo vragen deze leden, dat deze stand van zaken (uiterlijk) gelijktijdig met de voorhang van het Inwerkingtredings-KB naar de Kamer komt, zodat de Kamer het kan betrekken bij haar afweging? Wanneer verwacht de Minister dit KB in de nieuwe situatie naar de Kamer te sturen? Kan de Minister een nieuwe planning naar de Kamer sturen?
Klopt het dat de Raad van State advies moet geven over de vier Aanvullingsbesluiten en het Invoeringsbesluit en deze adviezen verwerkt moeten zijn in de besluiten, voordat het inwerkingtredings-KB kan worden voorgehangen? Zo ja, hoe haalbaar acht de Minister dat dit op tijd gereed is om het inwerkingtredings-KB nog voor het zomerreces te kunnen voorhangen bij beide Kamers?
Naar aanleiding van het NRC artikel van woensdag 1 april hebben de leden van de fractie van GroenLinks een zorgwekkend beeld gekregen over de aansturing van het invoeringstraject van de Omgevingswet door het ministerie. Deze leden willen daarom nadere informatie ontvangen over het verlopen proces. Deze leden willen de Minister daarom vragen om alle relevante documenten die gaan over de invoering en over het mogelijk uitstel van invoering met de Kamer te delen. Ook zouden deze leden graag op een aantal concrete vragen over het proces een specifiek antwoord ontvangen:
– Was de Minister ten tijde van de behandeling van de Invoeringswet Omgevingswet in de Eerste Kamer bekend met de ambtelijke inventarisatie, waar in het artikel van NRC d.d. 1 april 2020 wordt verwezen, waarin wordt gevreesd voor «chaos en versnippering» in de besluitvorming na invoering van het DSO/Omgevingswet per 1-1-2021? Zo niet, is zij van mening dat dit onmisbare informatie betrof voor de Minister om de Eerste Kamer juist te informeren over de uitvoerbaarheid van de betreffende wet per 1-1-2021? Zo ja, deelt zij dan de mening van de aan het woord zijnde leden dat dit met beide Kamers gedeeld had moeten worden? Zo nee, waarom niet?
– Welke stappen heeft de Minister gezet om te waarborgen dat dergelijke kritische informatie voortaan haar tafel en vervolgens ook het parlement bereikt?
Inbreng SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van de brief van de regering waarmee zij de Kamer trachtte te informeren over een zaak waarover NRC Handelsblad enige tijd hiervoor publiceerde. Deze leden vragen de regering allereerst waarom informatie maandenlang, aldus dit artikel, is achtergehouden voor de Kamer, gezien het feit dat tijdige inwerkingtreding van alle onderdelen van de Omgevingswet telkens onderwerp van vrijwel ieder debat over de diverse onderdelen van de Omgevingswet is geweest. Zij vragen de regering te reflecteren over deze handelwijze in relatie tot de informatieplicht van de regering aan beide Kamers en vragen de regering of zij de visie deelt dat zij met name in relatie tot behandeling van de Omgevingswet in de Eerste Kamer in gebreke is gebleven.
De leden van de SP-fractie vragen de regering waarom zij bij de behandeling van de Omgevingswet in de Eerste Kamer nog, bij monde van de Minister voor Milieu en Wonen, stelde dat implementatie van het Digitaal Stelsel Omgevingswet op schema lag terwijl enige weken later bleek dat dit niet het geval is. Op welke informatie baseerde de Minister zich destijds en hoe is het mogelijk dat er zulke verschillen hiertussen bestaan en waarom dit niet aan het parlement gemeld? De leden van de SP-fractie vragen de regering of de Minister van Milieu en Wonen zich in het genoemde debat baseerde op informatie van softwareleveranciers en decentrale overheden of op andere informatie en welke informatiebron dit betrof in het laatste geval. In beide gevallen verzoeken deze leden de betreffende informatie aan de Kamer te verstrekken.
De leden van de SP-fractie vragen de regering welke financiële gevolgen deze gang van zaken heeft voor de decentrale overheden die betrokken zijn bij de invoering van de Omgevingswet en hoe deze gevolgen zullen worden ondervangen. Zijn de besparingen die de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 19 februari 2019 noemde als reden voor de overbodigheid van een transitiefonds voor het Digitaal Stelsel Omgevingswet waartoe de motie Van Gerven (34986–27) opriep nog reëel en is uitstel wel of geen aanleiding om het bestuursakkoord met decentrale overheden open te breken? De leden van de SP-fractie vragen de regering of de kosten en baten voor decentrale overheden zoals die in het verleden zijn geschetst nog reëel zijn. Zij vragen de regering hierover duidelijkheid te geven in het overzicht over de financiële aspecten van de invoering dat beloofd is voorafgaand aan behandeling van het inwerkingtredingsbesluit.
De leden van de SP-fractie constateren uit het overzicht «Aanmelding, aansluiting, ontvangst & publicatie» dat nog nauwelijks overheden zijn aangesloten, waaronder onderdelen van de rijksoverheid. Zij zijn benieuwd naar wat «aanmelding» in deze context betekent en op welke wijze dit relevant is voor het overzicht van de voortgang. Deze leden vragen de regering tevens of in de beloofde maandelijkse voortgangsbrieven over het Digitaal Stelsel Omgevingswet de financiële kant van de invoering zal worden betrokken.
Inbreng PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister voor Milieu en Wonen aangaande de Omgevingswet. Daarover hebben deze leden nog enkele vragen.
Deze leden zijn van mening dat de correcte implementatie van de Omgevingswet cruciaal is zodat burgers, bedrijven en publieke partners weten waar ze aan toe zijn en om te voorkomen dat processen afhankelijk van de wet geen doorgang kunnen vinden door gebrekkige implementatie. De boodschap van de Gateway review die concludeert dat «een geslaagde implementatie van het programma. onzeker [is], is dan ook zorgelijk. Deze leden vragen of de Minister deze conclusie van de Gateway review onderschrijft.
De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister de mening deelt dat implementatie van de wet op 1 januari 2021 niet alleen door gebeurtenissen omtrent het Coronavirus, maar al eerder niet haalbaar bleek. Deze leden verwijzen dan ook naar het artikel in de NRC van 1 april j.l. waarin wordt gerept over het achterhouden van een ambtelijke noodkreet betreffende de Omgevingswet. Deze leden vragen of de Minister zich herkent in dit beeld. Daarnaast vragen deze leden of de Minister een nieuwe implementatiedatum kan overleggen nu de voorgenomen datum niet haalbaar blijkt. Deze leden constateren dat voor een correcte implementatie van de wet hoogstwaarschijnlijk minimaal een jaar uitstel nodig is om de stappen te zetten zoals aangeraden door de Gateway review.
De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister kan aangeven of de vertraging die de implementatie van de Omgevingswet oploopt negatieve effecten heeft op het uitvoeren van werkzaamheden door partijen die afhankelijk zijn van deze nieuwe wet. Erkent de Minister dat het wrang zou zijn dat door de problemen omtrent de wet er in deze moeilijke tijden meer onduidelijkheid kan ontstaan voor betrokken partijen? Deze leden vragen de Minister inzicht te verschaffen in hoeverre bestaande procedures die op zijn gegaan in de Omgevingswet hinder kunnen ondervinden van de vertraging. Belemmert vertraging de uitvoering van projecten door burgers, bedrijven of andere partijen? Deze leden vragen tevens of de Minister kan aangeven of het uitstellen van de implementatie budgettaire consequenties heeft. Als er met uitstel hogere kosten verbonden zijn, heeft de Minister dan de ruimte om dit op te vangen zodat de kwaliteit van de uitvoering er niet onder hoeft te lijden? Draagt de Minister er zorg voor dat eventuele financiële tegenvallers niet bij de lagere overheden terechtkomen?
Tot slot vragen deze leden of de Minister duidelijk wil communiceren naar alle betrokken partijen wat de volgende voorgenomen stappen zijn met betrekking tot de implementatie van de Omgevingswet.
Inbreng fractie van de Partij voor de Dieren
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben kennis genomen van het voornemen tot uitstel van de invoering van de Omgevingswet en zij zijn daar positief over. Zij zijn van mening dat uitstel, gegeven de huidige status van de Omgevingswet, onvermijdelijk was. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben eerder al aangegeven de Omgevingswet als een vorm van bestuurlijk hooliganisme te beschouwen en zouden het liefst zien dat van uitstel afstel komt.
Kan de Minister aangeven waarom zij in haar brief expliciet stelt dat het «niet gaat over de vraag of het stelsel inwerking treedt, maar wanneer.»? Klopt het dat de beslissing over het wel of niet in werking laten treden van de Omgevingswet een beslissing is die niet genomen kan worden zonder de goedkeuring van de Staten-Generaal?
Is de Minister van mening dat zonder coronacrisis de invoeringsdatum wel op verantwoorde wijze gehaald zou zijn? Kan de Minister daar een zo goed mogelijke inschatting van maken?
Deze leden hechten er aan dat de Minister de bovenstaande vragen uitgebreid beantwoord omdat uit berichtgeving in het NRC het beeld ontstaat dat de informatiepositie van de Kamer op dit punt in het geding is.
Kan de Minister namelijk aangeven op grond waarvan zij in februari van dit jaar de Eerste Kamer nog voorhield dat er voldoende vertrouwen was dat de invoeringsdatum haalbaar was?
Klopt het dat er in december 2019 al een zogeheten Quickscan lag bij de ambtelijke top waaruit bleek dat die invoeringsdatum niet haalbaar was? Zo ja, waarom heeft de Minister daarover niets laten weten? Zo nee, wat was dan de strekking van die Quickscan? En waarom is de Kamer daarover niet geïnformeerd? Is de Minister van mening dat zij zorgwekkende signalen over de Omgevingswet en de mogelijkheid tot tijdige inwerkingtreding daarvan voldoende met de beide Kamer gedeeld heeft?
Is de Minister van mening dat de besluitvorming in de Eerste Kamer over de Invoeringswet Omgevingswet heeft plaatsgevonden op basis van alle beschikbare kennis? Zo nee, acht zij de inwerkingtreding dan legitiem?
Kan de Minister ingaan op de vraag tot wanneer uitstel te verwachten is? Wanneer kan zij de Kamer informeren over de uitkomsten van het overleg met de bestuurlijke partners? Klopt het dat in de Quickscan gesproken wordt over uitstel van mogelijk enkele jaren? Is de Minister van mening dat een mogelijke invoering zorgvuldig zou moeten gebeuren? Kan zij dus voor de zekerheid het nieuwe tijdplan richten op de bovengrens van de schattingen in plaats van op de ondergrens? Zo nee, is zij van mening dat het richten op de ondergrens een verantwoord risico is?
Kan de Minister ingaan op de uitspraak van Lieuwe Koopmans, directeur van Tercera dat decentrale overheden bijstaat met de overstap naar de Omgevingswet, «Het wordt een mislukking, het zoveelste ICT-drama bij de overheid. Een ICT-project van 200 miljoen euro, waar niemand de regie over voert.»?
Kan de Minister ook ingaan op een andere uitspraak van diezelfde Koopmans: «Ik spreek die ambtenaren al jaren en hoor de Minister in de Kamer, maar die ambtenaren zijn de baas. En zij gaan de Minister echt niet vertellen dat haar eigen ministerie de zaken niet op orde heeft.»?
Herkent u dit beeld?
Inbreng SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie ontvingen het signaal dat softwarebouwers aangeven dat cruciale onderdelen van het systeem nog niet beschikbaar zijn en dat het testen van software nog maanden gaat duren. Herkent de Minister dit signaal? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de ontwikkeling van de benodigde software?
De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat het Ministerie van Binnenlandse Zaken een interne evaluatie heeft gemaakt van knelpunten voor invoering van de Omgevingswet. De leden van de SGP-fractie horen graag of er nog knelpunten zijn, bijvoorbeeld met betrekking tot de samenwerking tussen verschillende Rijksdiensten en ministeries, die niet genoemd worden in de onderhavige Kamerbrief, maar die wel relevant zijn met het oog op een goed verloop van het vervolgtraject.
De leden van de SGP-fractie horen graag op welke wijze de Minister het gebruiksgemak van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) voor kleine mkb-ondernemers in de verschillende sectoren die regelmatig te maken zullen hebben met de Omgevingswet en het DSO de komende tijd gaat toetsen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/nds-tk-2020D13524.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.