2020D07508 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister voor Medische Zorg en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport inzake de Jaarplanning 2020 van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Kamerstuk 35 300 XVI, nr. 154) en de stand van zaken moties en toezeggingen VWS kerst 2019 (Kamerstuk 35 300 XVI, nr. 150).

De voorzitter van de commissie, Lodders

De adjunct-griffier van de commissie, Bakker

Inhoudsopgave

blz.

     

I.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

II.

Reactie van de Minister

7

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brieven inzake de Jaarplanning 2020 en de stand van zaken moties en toezeggingen VWS kerst 2019. Zij hebben hierover nog enkele vragen.

  • 1. Deze leden lezen dat in het eerste kwartaal van 2020 de brief omtrent de voortgang van de modernisering van het geneesmiddelenvergoedingssysteem wordt verwacht1. Zal de Minister voor Medische Zorg in deze brief ook een uitwerking en onderbouwing van de effecten en financiële opbrengsten vermelden? Zo nee, waarom niet?

  • 2. In de jaarplanning staat op de vijfde pagina dat de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in het derde kwartaal van 2020 komt met een brief over euthanasie- en levenseindescholing in het Raamplan Geneeskunde. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft in het algemeen overleg Medische Ethiek van 4 december 2019 toegezegd hier achteraan te gaan2. De herziening van het Raamplan is op echter op dit moment gaande, dus kan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zo snel mogelijk met een reactie komen?

  • 3. Tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben de leden van de VVD-fractie twee moties ingediend die te maken hebben met het belang van het voeren het gesprek over het levenseinde3. In de stand van zakenbrief4 staat het volgende: «Naar aanleiding van de gedane toezegging (de leden van de VVD-fractie constateren dus dat dit een motie betreft en geen toezegging, zie de derde voetnoot voor de betreffende kamerstuknummers) in de begrotingsbehandeling heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ZonMw verzocht om (het stimuleren van) het gesprek over het levenseinde tussen huisarts en patiënt mee te nemen in het vervolg op het programma Palliantie. Op dit moment inventariseert ZonMw onder lopende projecten welke instrumenten en methodieken voor markering en proactieve zorgplanning toepasbaar zijn in de diverse settings, waaronder voor huisartsen. Hiermee beschouwt de Minister van VWS de toezegging als afgedaan.» Hiermee wordt er geen recht gedaan aan het verzoek in de motie, namelijk om een concreet actieplan om het gesprek tussen huisarts en patiënt te stimuleren, die voor de zomer naar de Kamer gestuurd dient te worden. De leden van de VVD-fractie verzoeken dan ook om het dictum van de motie Kamerstuk 35 300 XVI, nr. 40 opnieuw te lezen en de Kamer concreet te berichten over de uitvoering van de motie. Daarnaast wordt motie Kamerstuk 35 300 XVI, nr. 39 in zowel de stand van zakenbrief als in de jaarplanning 2020 niet genoemd, terwijl deze motie ook is aangenomen. Deze motie betreft het beschikbaar stellen van de modules van het Expertisecentrum Euthanasie aan alle huisartsen in Nederland. Ook op deze motie zien de leden van de VVD-fractie graag een reactie.

  • 4. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft aangegeven het overgangsrecht van Wlz-indiceerbaren in een fokuswoning met een half jaar te verlengen. Hoe ziet het beleid er per 1 juli 2020 uit voor deze cliënten? Wordt dat meegenomen in de stand van zakenbrief die de Kamer voor de zomer van 2020 krijgt?

  • 5. Welke vervoersmiddelen vallen onder «eigen vervoer» waarvoor een vergoeding is geregeld? Wordt er een verschil in tarief gemaakt als er sprake is van eigen vervoer, openbaar vervoer of vervoer dat door de instelling geregeld is? In hoeverre zitten kosten van begeleiding in het vervoerstarief indien er sprake is van eigen vervoer of openbaar vervoer?

  • 6. De leden van de VVD-fractie vragen wanneer de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport reactie geeft op een tweetal aanbevelingen uit het adviesrapport Goede vertegenwoordiging van de Gezondheidsraad. Mag de Kamer dit advies voorafgaand of na het zomerreces verwachten?

  • 7. De leden van de VVD-fractie vragen of de stand van zakenbrief met betrekking tot Fokuswonen in verband met het aflopen van het overgangsrecht in mei naar de Kamer kan worden gestuurd.

  • 8. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport schrijft over de mogelijke oplossingsrichting om de aansluiting tussen de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Wet langdurige zorg (Wlz) te verbeteren. Genoemde leden vragen of deze oplossingsrichting daadwerkelijk in het eerste kwartaal naar de Kamer kan worden gestuurd.

  • 9. Daarnaast worden de toezeggingen die zijn gedaan tijdens het AO Zwangerschap en Geboorte van 18 december 2019 in beide brieven niet genoemd. De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft toegezegd om op basis van het advies van de Gezondheidsraad uit 2016 met een brief te komen met daarin een integrale visie van het kabinet op het screeningsprogramma zoals we dat op dit moment in Nederland kennen. Graag zien de leden van de VVD-fractie deze toezegging alsnog opgenomen in de stand van zakenbrief en willen deze leden weten wanneer de Staatssecretaris met deze brief komt.

  • 10. De leden van de VVD-fractie vragen om een tijdsindicatie met betrekking tot het voorstel tot een wijziging van de WMO, welke wordt genoemd in de stand van zakenbrief op de zevende pagina. Wanneer wordt deze wijziging naar de Kamer gestuurd?

  • 11. De Minister voor Medische Zorg wil de continue screening meenemen in andere initiatieven op dit moment. Komt daar een aparte brief over en wanneer krijgt de Kamer een update daarvan?

  • 12. Kan de Minister voor Medische Zorg aangeven waar veldpartijen tegenaanlopen in het zoeken naar een oplossing rondom de vergoedingssystematiek bij terugroepacties van geneesmiddelen? Sluiten de veldpartijen ook aan bij de gesprekken met apothekers, zorgverzekeraars en fabrikanten?

  • 13. Genoemde leden lezen dat de Minister voor Medische Zorg in het onderzoek naar mogelijkheden om geneesmiddelen in de sluis beschikbaar te laten stellen, rekening gaat houden met de kosten die bedrijven maken voor het gratis beschikbaar stellen van geneesmiddelen. Hiermee verwacht de Minister voor Medische Zorg dat fabrikanten bereidwilliger zullen zijn om hun geneesmiddelen tijdens de sluisperiode aan patiënten te verstrekken. Kan de Minister voor Medische Zorg toelichten of hij bij het opstellen van deze lijn ook heeft gesproken met fabrikanten? Welke gegevens onderbouwen de verwachting die de Minister voor Medische Zorg schetst?

  • 14. De Minister voor Medische Zorg verkent op dit moment wat er nodig is om de aansluiting van geestelijke gezondheidszorg (ggz)-instellingen bij Z-CERT te vergroten. Wanneer kan de Kamer daar terugkoppeling van verwachten?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brieven van de Minister van VWS inzake de Jaarplanning en de stand van zaken moties en toezeggingen VWS kerst 2019. Deze leden hebben hier nog enkele vragen over.

  • 1. De Minister voor Medische Zorg gaat in de stand van zakenbrief op de achtste pagina in op de motie Van den Berg/Kerstens5 over het opnemen van zinvolle indicatoren en cijfers over de beschikbaarheid van zorg in de regio. De leden van de CDA-fractie vragen waarom hierbij alleen de 15-minutennorm, de 45-minutennorm en informatie over de regiobeelden worden opgenomen. Deze leden zouden liever zien dat deze informatie uitgebreid wordt met informatie over bijvoorbeeld de verdeling van academische, topklinische en algemene ziekenhuizen bedden over het land. Deelt de Minister voor Medische Zorg de gedachte dat deze informatie veel meer toegevoegde waarde zou hebben en is hij bereid ook deze informatie op te nemen?

  • 2. De Minister voor Medische Zorg geeft in de stand van zakenbrief op de pagina’s zeven en acht informatie over de stand van zaken van het nieuwe concept Kwaliteitskader Spoedzorgketen. De leden van de CDA-fractie vragen of hiervoor ook een budgetimpact analyse en een leefbaarheidsanalyse is gemaakt. Zo ja, kunnen deze naar de Kamer gestuurd worden?

  • 3. De leden van de CDA-fractie vragen hoe de motie Van den Berg6 over geen nieuwe besluiten nemen waardoor huisartsenposten en/of spoedeisende-hulpposten verdwijnen zolang er nog geen regiobeelden zijn, wordt uitgevoerd.

  • 4. Hoe wordt de motie Van den Berg7 over onderzoek naar de optimalisatie van het risicovereveningsmodel uitgevoerd?

  • 5. De leden van de CDA-fractie vragen hoe de motie Van den Berg/Veldman8 over het opstellen van een opleidingsplan waarbij zorgmedewerkers over e-healthtoepassingen worden geïnformeerd, uitgevoerd wordt. Deze leden vragen tevens hoe de motie Van den Berg9 over het verleiden van patiënten en cliënten om eHealth toe te passen, wordt uitgevoerd.

  • 6. Op pagina veertien geeft de Minister voor Medische Zorg bij de motie Ellemeet over verplichte deelname aan Z-CERT10 aan dat hij in gesprek is met de ggz-sector over wat nodig is om de aansluiting te vergroten. De leden van de CDA-fractie wijzen er op dat in de motie echter wordt verzocht om te verkennen of deelname aan Z-CERT «verplicht» kan worden gesteld. Deze leden vragen daarom hoe het met die verkenning naar een verplichting is gesteld.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben een vraag met betrekking tot de stand van zaken van de motie van de leden Raemakers en Bergkamp11 over het project Nu Niet Zwanger. In deze motie wordt de regering verzocht om te onderzoeken hoeveel vrouwen al worden bereikt door het project, om te monitoren wat de omvang van de doelgroep van het project is en om te onderzoeken welke maatregelen nodig zijn om kwetsbare vrouwen van anticonceptie te voorzien vanuit het beginsel van zelfbeschikking. Kunnen de betrokken bewindspersonen op elk van deze punten aangeven hoe het staat met de uitvoering en welke stappen daartoe nog gaan worden gezet?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

  • 1. De leden van de SP-fractie begrijpen uit de brief met daarin de stand van zaken van moties en toezeggingen dat het onderzoek van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) naar onbehoorlijke financiële constructies bij de failliete IJsselmeerziekenhuizen op het moment van het schrijven van de brief stilligt vanwege een lopende juridische procedure tussen de Inspectie en de curatoren over de wettelijke grondslag waarop de vordering om informatie is gebaseerd. In een brief van 7 januari 202012 lezen deze leden dat het rapport van de IGJ en NZa met het onderzoek naar onbehoorlijke financiële constructies bij het MC Slotervaart en de MC IJsselmeerziekenhuizen naar verwachting dit voorjaar afgerond wordt. Kunnen genoemde leden hieruit concluderen dat de juridische procedures tussen de Inspectie en de curatoren inmiddels zijn opgelost? Is in deze oplossing voldaan aan de eisen van de Inspectie in deze kwestie? Oftewel; stellen de curatoren alle benodigde informatie voor het onderzoek ter beschikking?

  • 2. De leden van de SP-fractie vragen of kan worden toegelicht waarom Priadel voor patiënten die het middel gebruiken voor hun bipolaire stoornis dit thans volledig vergoed krijgen. Komt dat door gesprekken met Essential Pharma over de prijsverhoging van het middel of door aanpassing van de vergoeding via het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS)-systeem door een herberekening van de prijzen in het betreffende cluster?

  • 3. De leden van de SP-fractie vragen wat de Minister voor Medische Zorg gaat doen om transparantie over de prijs te garanderen tijdens de sluisperiode en hoe zijn opstelling aangaande het aan de fabrikant overlaten om het middel al dan niet beschikbaar te stellen als nog wordt onderhandeld over de prijs, hieraan gaat bijdragen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief over de stand van zaken met betrekking tot moties en toezeggingen. Zij hebben nog enkele vragen over de uitvoering van de motie Dik-Faber13 over het beter inbedden van lactatiekundige zorg in de jeugdgezondheidszorg. Deze motie verzocht de regering enerzijds om lactatiekundige zorg beter in te bedden in de jeugdgezondheidszorg met als doel dat moeders betere ondersteuning krijgen bij het geven van borstvoeding en anderzijds om samen met Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) te kijken naar de mogelijkheden om lactatiekundige zorg als onderdeel van de jeugdgezondheidszorg vanaf de geboorte van het kind beschikbaar te stellen.

Begrijpen de leden van de ChristenUnie-fractie het goed dat er wel wordt gekeken naar een betere inbedding van lactatiekundige zorg in de jeugdgezondheidszorg, maar dat er nog geen overleg heeft plaatsgevonden met VNG over het beschikbaar stellen van lactatiekundige zorg als onderdeel van de jeugdgezondheidszorg (JGZ) vanaf de geboorte van het kind? Zo ja, waarom niet? Wanneer vindt dit overleg met VNG alsnog plaats, vragen genoemde leden. Hoe wil de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport het tweede deel van de motie gaan uitvoeren?

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport stelt in de reactie op de motie dat borstvoedingsondersteuning in het basispakket jeugdgezondheidszorg zit, maar dat lactatiekundige zorg wordt vergoed uit het aanvullende pakket van de zorgverzekering. Genoemde leden wijzen erop dat er wel degelijk JGZ-aanbieders zijn waarbij lactatiekundige zorg in het basispakket JGZ zit14. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan te geven in hoeveel gemeenten lactatiekundige zorg wél in het basispakket JGZ is opgenomen. Is de Minister Volksgezondheid, Welzijn en Sport bereid in gesprek te treden met gemeenten waar lactatiekundige zorg niet in het basispakket JGZ zit? Kan een inschatting worden gemaakt van de totale kosten van lactatiekundige zorg die via de kraamzorgorganisaties en de jeugdgezondheidszorg wordt aangeboden?

De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het goed dat beroepsverenigingen werken aan een uitwerking van borstvoedingszorg (kraamzorg en jeugdgezondheidszorg) en lactatiekundige zorg (lactatiekundigen), nu blijkt dat dit onderscheid niet altijd helder is. Wanneer is deze uitwerking gereed? Wordt deze uitwerking via verloskundigen, kraamzorgorganisaties en jeugdgezondheidszorg ook gedeeld met vrouwen die borstvoeding (willen gaan) geven? Wordt hierbij ook extra aandacht gegeven aan informatieverstrekking over borstvoeding vóór de bevalling?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe invulling wordt gegeven aan de aanbeveling uit het Kantar-onderzoek om de richtlijnen van kraamzorgorganisaties en kraamafdelingen van ziekenhuizen op het gebied van ondersteuning bij borstvoeding aan te scherpen.

Genoemde leden vragen wat de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in overleg met het Nederlands Centrum Jeugdgezond gaat doen om te zorgen dat de jeugdgezondheidszorg een duidelijke rol krijgt bij borstvoedingsondersteuning na de kraamperiode. Wordt hierbij ook aandacht besteed aan de nazorg, nadat er borstvoedingszorg of lactatiekundige zorg is verleend, aangezien het punt van nazorg ook duidelijk uit het Kantar-onderzoek naar voren komt?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat de uitkomst is van de enquête naar lactatiekundige zorg die ActiZ jeugd en GGD GHOR NL onder hun leden hebben uitgevoerd. Kan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport deze uitkomsten met de Kamer delen?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen tot slot wanneer de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport meer duidelijkheid kan bieden over zijn standpunt en vervolgstappen wat betreft meer mogelijkheden van ondersteuning bij borstvoeding door de JGZ.

II. Reactie van de bewindspersonen


X Noot
1

Kamerstuk 35 300 XVI, nr. 154

X Noot
2

Kamerstuk 34 990, nr. 6, p. 62

X Noot
3

Kamerstuk 35 300 XVI, nr. 39 (Laan-Geselschap cs (expertisecentrum euthanasie)) en

Kamerstuk 35 300 XVI, nr. 40 (Laan-Geselschap cs (gesprek huisarts en patiënt))

X Noot
4

Kamerstuk 35 300 XVI nr. 150, p. 3

X Noot
5

Kamerstuk 35 200 XVI, nr. 14

X Noot
6

Kamerstuk 29 247, nr. 299

X Noot
7

Kamerstuk 29 689, nr. 1036

X Noot
8

Kamerstuk 27 529, nr. 205

X Noot
9

Kamerstuk 27 529, nr. 204

X Noot
10

Kamerstuk 27 529, nr. 177

X Noot
11

Kamerstuk 34 104, nr. 258

X Noot
12

Kamerstuk 31 016, nr. 270

X Noot
13

Kamerstuk 35 000 XVI, nr.54

Naar boven