2020D01208 LIJST VAN VRAGEN

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over haar brief van 2 december 2019 inzake de Strategische agenda hoger onderwijs en onderzoek «Houdbaar voor de toekomst» en de beleidsdoorlichting van artikel 6 (hbo) en artikel 7 (wo) (Kamerstuk 31 288, nr. 797).

De voorzitter van de commissie, Tellegen

Adjunct-griffier van de commissie, Verouden

Nr.

Vraag

1

Hoeveel internationale studenten waren er in 2019, 2018 en 2017?

2

Hoeveel bacheloropleidingen worden volledig in het Engels gegeven?

3

Hoeveel masteropleidingen worden volledig in het Engels gegeven?

4

Hoeveel bacheloropleidingen worden deels in het Engels gegeven?

5

Hoeveel masteropleidingen worden deels in het Engels gegeven?

6

Waarom beschikt u niet over een uitputtend overzicht van alle lectoraten?

7

Op welke wijze is het toezicht op de lectoraten geregeld?

8

Hoe zijn de opbrengsten van het studievoorschot geïnvesteerd in de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs?

9

Welke wo-masteropleidingen laten geen hbo-gediplomeerde studenten toe?

10

Hoe wordt de persoonlijke ontplooiing van studenten gemeten en beoordeeld?

11

Wat valt er precies onder de eerste, tweede en derde geldstroom voor hogescholen en universiteiten?

12

Waarom blijven in Nederland het aantal studenten in een associate degree-opleiding achter?

13

Wat is de link tussen de PIAAC1 competenties en persoonlijke ontplooiing als doel voor het hoger onderwijs?

14

Wat is de verklaring voor het feit dat de studenttevredenheid over het hbo lager ligt dan over het wo?

15

Wat is «non-formele scholing»?

16

Wat zijn de oorzaken dat Nederland niet goed scoort op studievoortgang en het aantal studenten dat nominaal een ho-opleiding afrondt?

17

Vanuit mbo 4 maken minder eerstegeneratiestudenten de stap naar het hoger onderwijs, hoe hoog is het percentage van deze studenten dat in plaats van hoger onderwijs een baan op niveau vindt?

18

Waarom vallen studenten met een niet-westerse migratieachtergrond vaker uit? Waarom switchen ze vaker?

19

Waarmee onderscheiden het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Litouwen en Israël zich waardoor zij een hoger bachelorrendement in nominale duur hebben?

20

In welke mate zijn de stressklachten die studenten ervaren, uit onderzoek van de Radboud Universiteit Nijmegen2, te relateren aan het studeren? Spelen er ook andere factoren mee?

21

Hoe groot is de groep niet-EER3 studenten van de naar schatting groei van 15 procent aan buitenlandse studenten in het wo?

22

Hoe worden de Europese universiteiten geselecteerd?

23

Wat houden de voorgestelde Europese universiteiten in? In hoeverre gaat dit om nieuwe universiteiten of om samenwerking van bestaande universiteiten? Indien het gaat om samenwerking gaat het dan om nieuwe samenwerkingen of om al bestaande?

24

Op welke wijze gaan universiteiten in overleg met elkaar om onderscheidende onderzoeksprioriteiten te stellen? Welke gevolgen gaat dit mogelijk hebben voor de huidige prioriteiten en wetenschappers aan universiteiten?

25

Op welke manier draagt het wetsvoorstel Sterk Beroepsonderwijs4 bij aan het versterken van de samenwerking in de beroepskolom tussen het middelbaar- en hoger beroepsonderwijs?

26

Wat houdt profielbekostiging in?

27

In hoeverre zal de aanvraagdruk verminderen door geld van de NWO5 over te hevelen naar de universiteiten?

28

Wat is het SEP6 protocol?

29

Hoe heeft u zich in Europa sterk gemaakt voor een herijking en verbreding van het waarderingssysteem?

30

Op welke manieren vinden studenten die als eerste uit hun familie naar het hoger onderwijs gaan minder gemakkelijk hun weg? Uit welke onderzoeken blijkt dit?

31

Welke ambities vallen onder de RAP7?

32

Wat valt onder de G5 hogescholen?

33

Hoeveel instellingen hebben een startthermometer of een equivalent daarvan? Hoe groot is het succes van deze initiatieven, toegespitst per initiatief en onderwijsinstelling?

34

Wanneer kan de Kamer de resultaten van de initiatieven van de VH8 rondom (bindend) studieadvies verwachten?

35

Hoe heeft u de motie van het lid Bisschop9 over een duidelijkere positionering van de bachelor als arbeidsmarktrelevatie eindopleiding verder uitgevoerd, naast de Bologna-verklaring?

36

Hoe wordt het programma «Student Life» bekostigd?

37

Hoe geeft het hoger onderwijs uiting aan de wens dat er meer rolmodellen moeten komen waar meer groepen zich mee kunnen identificeren?

38

Wat is het studiesucces van de studenten die meededen aan het programma S4S10 in de studiejaren na het eerste jaar?

39

Wordt in het onderzoek naar de geestelijke gesteldheid van studenten ook factoren meegenomen als levensfase of andere privéfactoren?

40

Wat is de verklaring voor het percentage studenten van 25 jaar en ouder dat aan een bekostigde bachelor studie in Nederland begint en dat met zes procent onder het OESO11 gemiddelde zit?

41

Wat zijn de resultaten van het valideringstraject?

42

Hoe wordt voorkomen dat met publieke middelen private activiteiten van ho-instellingen gefinancierd worden? In hoeverre bieden ho-instellingen modules aan onder de kostprijs? Wat zijn de gevolgen hiervan voor de private markt?

43

Hoeveel procent van de studenten die een studievoucher hebben ontvangen maakt hiervan gebruik?

44

Op welke manier geeft u binnen het beleid prioriteit aan het fenomeen gamification?

45

Wat is een hbo-master? Waarom is deze in het leven geroepen en wat is de toegevoegde waarde vanuit het perspectief van de student en het werkveld?

46

Wat zijn «joint programs» en kunnen daar voorbeelden van gegeven worden?

47

Hoe heeft u de motie van het lid Van der Molen12 over het niet meer financieren van bepaalde trajecten uitgevoerd?

48

Wat zijn regiodeals en kunnen daar voorbeelden van gegeven worden?

49

Wat is het effect van krimpregio’s op de aantrekkingskracht van nieuwe studenten?

50

Wat zijn hybride leeromgevingen en wat is de link met interdisciplinair onderwijs?

51

Wat zijn de belangrijkste principes van het Bologna-proces?

52

Op welke manier heeft u binnen Europa aandacht gevraagd voor het eenrichtingsverkeer wat betreft diploma-mobiliteit?

53

Hoeveel en welke ambassades krijgen een onderwijs- en wetenschapsattaché?

54

Hoe vaak en bij welke onderwijsinstellingen heeft u wanbeheer geconstateerd?

55

Waarop is de constatering gebaseerd dat selectie aan de poort bijdraagt aan het behalen van doelen, maar mogelijk tot meer sociale ongelijkheid leidt doordat het mogelijk bepaalde groepen afschrikt?

56

Klopt de constatering dat een BSA13 voor meer studiesucces heeft geleid?

57

Leidt het BSA tot minder studie-uitval en overstappers?

58

Hoe hoog zijn de kosten per niet-EER student?

59

Wat zijn de grootste oorzaken van de ontevredenheid van afgestudeerden over de voorlichting over de arbeidsmarktperspectieven?

X Noot
1

PIAAC: Programme for the International Assessment of Adult Competencies

X Noot
2

Radboud Universiteit (2018). Welzijn onder studenten: Radboud cares. Nijmegen: Radboud

Universiteit

X Noot
3

EER: Europese Economische Ruimte

X Noot
4

Kamerstuk: 35 336

X Noot
5

NWO: Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

X Noot
6

SEP: Standard Evaluation Protocol

X Noot
7

RAP: Regionale Ambitieplannen

X Noot
8

VH: Vereniging Hogescholen

X Noot
9

Kamerstuk 31 288, nr. 763

X Noot
10

S4S: «students 4 students»

X Noot
11

OESO: Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

X Noot
12

Kamerstuk 31 288, nr. 690

X Noot
13

BSA: Bindend studieadvies

Naar boven