Niet-dossierstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 2019D51616 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 2019D51616 |
De vaste commissie voor Financiën heeft op 11 december 2019 enkele vragen en opmerkingen aan de Staatssecretaris van Financiën voorgelegd over zijn brief van 31 oktober 2019 inzake zijn reactie op de gewijzigde motie van het lid Omtzigt c.s. over de richtlijnen voor bescherming van klokkenluiders volledig implementeren (Kamerstuk 31 066, nrs. 509 en 534).
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Freriks
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse de brief met de «Reactie op de gewijzigde motie van het lid Omtzigt c.s. over de richtlijnen voor bescherming van klokkenluiders volledig implementeren» gelezen en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris of deze de constatering van de motie-Omtzigt c.s.1 herkent en onderschrijft. Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Wet Huis voor Klokkenluiders aansluit bij alle 29 algemene richtinggevende principes of richtlijnen. Zo nee, welke niet, waarom niet en wanneer zijn wel al deze principes of richtlijnen geïmplementeerd? Zo ja, op welke manier is richting gegeven aan alle 29 algemene richtinggevende principes of richtlijnen?
De leden van de VVD-fractie vragen wat de gevolgen zijn voor een klokkenluider als deze al voor afloop van de gestelde termijn naar de pers of parlementsleden stapt. Deelt de Staatssecretaris dat, gezien de huidige cultuur binnen de Belastingdienst, het verklaarbaar is dat klokkenluiders andere manieren vinden om gehoord te worden dan door middel van interne signalen af te geven? Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris wanneer is gekozen voor het prominenter weergeven van informatie over integriteit en klokkenluiders op het intranet te plaatsen. Was de motie-Omtzigt c.s. de aanleiding of heeft de Staatssecretaris van Financiën dit actief zelf besloten naar aanleiding van de eerdere signalen?
De leden van de VVD-fractie vragen op welke manier leidinggevenden binnen de Belastingdienst gestimuleerd en gecontroleerd worden op het invullen van de voorbeeldfunctie die ze wordt toegeschreven.
Welke 16 verbeterpunten zijn in het plan van aanpak vastgesteld? En waarom juist deze 16 punten?
De leden van de VVD-fractie vragen zich af of dezelfde leden zitting nemen in de permanente Commissie Integriteit Belastingdienst als in de tijdelijke commissie. Zo nee, waarom niet en hoe komt de commissie er uit te zien?
De leden van de VVD-fractie lezen dat er binnen de Belastingdienst, naast datgene wat in wet- en regelgeving is geregeld, aanvullende verbeteringen worden ingesteld om de bekendheid van wet- en regelgeving beter onder de aandacht te brengen en ter betere bescherming van klokkenluiders en het creëren van een open cultuur gebaseerd op meer vertrouwen. Worden ook andere ministeries en uitvoeringsinstanties van de overheid meegenomen in de resultaten en de extra genomen verbeteringen? Zo nee, waarom niet en deelt de Staatssecretaris de mening dat ook andere ministeries en overheidsinstanties baat hebben bij deze verbetermaatregelen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie danken de Staatssecretaris voor de brief over de klokkenluidersregeling. Zij verzoeken de Staatssecretaris het kader dat de Belastingdienst voornemens is vast te stellen aan de Kamer te doen toekomen zodat de Kamer kan toetsen of het voldoet aan de richtlijnen van de Raad van Europa.
Zij zijn vooral benieuwd hoe ver het kabinet wil inperken dat misstanden gemeld worden aan leden van de Kamer of aan de pers. Is het kabinet werkelijk van mening dat wanneer ambtenaren een ernstige misstand melden aan een lid van de Tweede Kamer, zij daarvoor intern gestraft kunnen worden?
Ook op een aantal andere punten is de brief voor de leden van de CDA-fractie niet geheel helder. Zo lijkt het te zijn dat er in principe eerst intern gemeld dient te worden. Maar, zo vragen de leden van de CDA-fractie, een medewerker (permanent, tijdelijk, uitzendkracht, gedetacheerd) kan toch altijd een misstand rechtstreeks bij de inspectie, het OM of de commissie integriteit melden als hem dat gepast lijkt?
Met het oog op de CAF-zaken zouden de leden van de CDA-fractie graag vernemen hoeveel meldingen van misstanden hierover gedaan zijn, op welk niveau die meldingen gedaan zijn en tot welk resultaat ze geleid hebben.
De leden van de CDA-fractie zouden voorts binnen ongeveer twee weken zowel het concept-reglement als de beoogde personen (dat laatste eventueel vertrouwelijk) voor de uitvoering van de motie-Omtzigt c.s. over misstanden melden bij een onafhankelijke instantie willen ontvangen2.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de reactie op de motie over het volledig implementeren van richtlijnen voor de bescherming van klokkenluiders en melders van misstanden.
De leden van de D66-fractie vragen op welke wijze de Staatssecretaris zorgt dat de onafhankelijke Commissie Integriteit bij alle medewerkers van de Belastingdienst bekend is en voor alle medewerkers van de Belastingdienst toegankelijk is. Deze leden vragen om te reageren op de resultaten van de enquête zoals uitgevoerd door de FNV, waaruit kan worden afgeleid dat de bestaande Commissie onvoldoende bekend is bij medewerkers van de Belastingdienst. Hoe vaak zijn medewerkers van de Belastingdienst in de aflopen jaren gewezen op het bestaan van de onafhankelijke Commissie Integriteit?
De leden van de D66-fractie vragen of de Staatssecretaris deelt dat de thema’s integriteit en het melden van misstanden en klokkenluiden niet enkel voor de Belastingdienst, maar voor alle ministeries en uitvoeringsorganisaties belangrijk zijn. De leden van de D66-fractie vragen of het kabinet kan bevestigen dat alle acties, voornemens en toezeggingen in de brief van 31 oktober 2019 onverminderd gelden voor alle ministeries en uitvoeringsorganisaties van het Rijk. Zo niet, kan de Staatssecretaris een uitputtende lijst geven welk ministerie en welke uitvoeringsorganisatie welke specifieke stappen of acties niet implementeren of achterblijven, en aangeven waarom dit het geval is? Kan het kabinet daarbij expliciet ingaan op ministeries en uitvoeringsorganisaties die het afgelopen jaar veelvuldig in het nieuws zijn geweest vanwege berichtgeving over onder andere het afluisteren van een klokkenluider3 en/of melder van misstanden en berichtgeving over ministeries en uitvoeringsorganisaties door wie klokkenluiders en/of melders van misstanden zijn bestempeld als niet-integer en onprofessioneel4?
De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre en op welke wijze de thema’s integriteit en klokkenluiden per ministerie en uitvoeringsorganisatie makkelijk vindbaar voor medewerkers zijn. Op welke wijze wordt per ministerie en per uitvoeringsorganisatie aandacht besteed aan het creëren van een open en veilig klimaat? In hoeverre en op welke wijze hebben elk ministerie en uitvoeringsorganisaties afzonderlijk een plan van aanpak voor versterking van het gehele integriteitsstelsel, integriteitscoördinatoren, concrete integriteitsjaarplannen per directie, een actueel intern opleidings- en trainingsaanbod op het gebied van vaardigheden voor het bespreekbaar maken van signalen en mogelijke misstanden, een externe en permanente Commissie Integriteit en actuele interne personele regelgeving met de meest recente informatie over het melden van integriteitsschendingen en vermoedens van misstanden?
De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris om aan te geven welke concrete resultaten er sinds de brief van 11 november 20195 zijn geboekt ten aanzien van de opvolging van de aanbevelingen van de ombudsman om het Huis voor Klokkenluiders beter te laten functioneren.
De leden van de D66-fractie vragen hoe de Staatssecretaris borgt dat er voor alle ministeries en uitvoeringsorganisaties jaarlijks onafhankelijk en extern wordt gerapporteerd over de naleving van de Aanbeveling van het Comité van Ministers van de Raad van Europa inzake de bescherming van klokkenluiders.
De leden van de D66-fractie vragen op welke wijze het kabinet verzekert dat, in aanvulling op de Belastingdienst, de bescherming van klokkenluiders voor alle ministeries en uitvoeringsorganisaties aangevuld wordt met bescherming ten aanzien van het publiek maken van vermoedens van misstanden. Deze leden vragen om uiterlijk in het tweede kwartaal van 2020 aan te geven welke ministeries en uitvoeringsorganisaties deze aanvulling nog niet hebben geïmplementeerd, en als dit het geval is, waarom deze ministeries en uitvoeringsorganisaties hierbij achterblijven.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de fractie van de SP hebben met bijzondere interesse kennisgenomen van de brief over de implementatie van de richtlijnen voor de bescherming van klokkenluiders. Hierover hebben zij nog enkele vragen en opmerkingen.
De Belastingdienst kent een cultuur waarin misstanden niet op een veilige manier kunnen worden gemeld en waarin ook onvoldoende van fouten wordt geleerd. Fouten en misleiding door mensen aan de top worden niet voldoende aangepakt en klokkenluiders worden te vaak beschimpt en geïntimideerd. Daardoor blijven misstanden voortbestaan en worden burgers hiervan het slachtoffer, constateren de leden van de fractie van de SP. Deze leden zijn dan ook tevreden dat de staatssecretarisvoornemens is om de Europese richtlijnen voor bescherming van klokkenluiders te implementeren. Zij zien echter ook dat deze dienst nog veel stappen te zetten heeft om tot een veilige en lerende organisatie te komen. Deze leden vragen welke maatregelen de Staatssecretaris nog meer gaat nemen om de verkeerde cultuur binnen de Belastingdienst te verbeteren. Deelt hij de opvatting van deze leden dat mensen aan de top van de organisatie die willens en wetens misstanden hebben laten bestaan niet de juiste personen zijn om een verandering in bestuurlijke cultuur te bewerkstelligen?
Door de wet- en regelgeving aan te vullen met bescherming ten aanzien van het publiek maken van vermoedens van een misstand, hebben melders de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden publiekelijk naar buiten te treden, zo lezen de leden van de fractie van de SP. Onder andere als niet binnen de gestelde termijnen is gereageerd of niet adequaat wordt overgegaan tot handelen. Deze leden vragen wat precies de voorwaarden zijn van deze «adequate behandeling». Loopt de melder alsnog een risico als hij of zij een andere inschatting heeft gemaakt van het «adequaat handelen» dan de Belastingdienst? Hoe gaat de Staatssecretaris erop toezien dat door de mogelijkheid om publiekelijk naar buiten te treden wordt voorkomen dat de melder juist níet meer wordt beschermd?
De Staatssecretaris stelt dat een melder een vermoeden van misstanden eerst intern zou moeten bespreken. Dit is mogelijk met de direct leidinggevende, een hogere leidinggevende, of met een vertrouwenspersoon. Deze personen hebben een verschillende mate van verantwoordelijkheid en mogelijk een betrokkenheid bij een misstand. De leden van de fractie van de SP vragen of deze volgorde (direct leidinggevende, een hogere leidinggevende en dan pas vertrouwenspersoon) leidend moet zijn voor een melder van een misstand. Deelt de Staatssecretaris de mening van deze leden dat het melden bij een vertrouwenspersoon de meeste veiligheid biedt, zeker binnen een organisatie waarin de verandering van de bestuurscultuur nog helemaal moet beginnen? Hoe gaat de Staatssecretaris erop toezien dat altijd een vertrouwenspersoon of andere onafhankelijk persoon aanwezig is om de melder aan te horen en volgens de regels te handelen?
De leden van de SP-fractie lezen in de reactie dat «ook melding kan worden gedaan van een vermoedelijke misstand bij de onafhankelijke Commissie Integriteit Belastingdienst, bij het Huis voor Klokkenluiders of bij een inspectie». Zij vragen de Staatssecretaris toe te lichten of zij in de keuze om deze mogelijkheden te benoemen ná de interne mogelijkheden bij de Belastingdienst een volgordelijkheid moeten zien en of hij deze kan toelichten in het kader van de noodzaak om de gesloten cultuur bij de Belastingdienst te veranderen. Deze leden vragen de Staatssecretaris met klem om de interne en externe mogelijkheden om misstanden te melden gelijkelijk onder de aandacht te brengen bij de medewerkers van de Belastingdienst.
Leidinggevenden hebben onder andere een verantwoordelijkheid om een werkomgeving te creëren waarin signalen van misstanden kunnen worden gemeld en zo nodig openbaar kunnen worden gemaakt. Zij zijn zelf ook verantwoordelijk om te handelen naar deze principes. De leden van de fractie van de SP vragen zich af hoe hierop wordt toegezien. Wat zijn de sancties voor een niet integere omgang door de leidinggevenden met klokkenluiders?
De leden van de SP-fractie zouden graag willen weten hoeveel mensen bij de Belastingdienst afgelopen jaar strafontslag kregen vanwege ernstig plichtsverzuim. Welke casuïstiek ligt daaraan ten grondslag? Kan de Staatssecretaris garanderen dat aanleiding tot strafontslag niet kritiek op de leiding of het aankaarten van sociale onveiligheid kan zijn? De leden van de SP-fractie zouden graag willen weten hoe er met leidinggevenden wordt omgegaan die aantoonbare situaties van sociale onveiligheid of overtredingen van de wet niet corrigeren of aanpakken. Zijn er in de afgelopen periode ook leidinggevenden met strafontslag gestuurd, of waren het enkel medewerkers van de dienst?
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/nds-tk-2019D51616.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.