2019D44944 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan het kabinet naar aanleiding van de beantwoording van feitelijke vragen over de uitvoering van de motie van de leden Van Helvert en Koopmans over de internationale inspanningen van de Koningin en de motie van de leden Sjoerdsma en Van Ojik over de politieke verantwoordelijkheid met betrekking tot nevenfuncties van leden van het Koninklijk Huis (Kamerstuk 32 791, nr. 3).

De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra

De adjunct-griffier van de commissie, Konings

Inhoudsopgave

Blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

3

II

Antwoord / Reactie van het kabinet

3

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de lijst van vragen en antwoorden over de Kamerbrief van 9 september 2019 inzake de uitvoering van de motie van de leden Van Helvert en Koopmans over de internationale inspanning van de Koningin en de motie van de leden Sjoerdsma en Van Ojik over de politieke verantwoordelijkheid met betrekking tot nevenfuncties van leden van het Koninklijk Huis (Kamerstuk 32 791, nr. 3). Deze leden stellen dat er met de kabinetsbrief over de uitvoering van de motie van de leden Sjoerdsma en Van Ojik en de beantwoording van deze feitelijke vragen geen uitvoering is gegeven aan de aangenomen motie.

De leden van de D66-fractie merken op dat de ontmoeting tussen Koningin Máxima en de kroonprins van Saudi-Arabië nationaal en internationaal tot grote verontwaardiging en kritiek heeft geleid. De foto’s van deze ontmoeting zijn door de Saudische pers gebruikt als pr-materiaal voor de kroonprins. Deze leden vinden het zeer te betreuren dat deze ontmoeting op een dergelijke manier gebruikt kon worden. Het verbaast hen dan ook dat in de Kamerbrief en de antwoorden geen blijk wordt gegeven van begrip op de brede kritiek op deze ontmoeting, noch dat er reflectie wordt gegeven op de vraag of een dergelijke ontmoeting wel plaats had moeten vinden. De leden van de D66-fractie zijn na het kennisnemen van de antwoorden op feitelijke vragen van mening dat de politieke verantwoordelijkheid met betrekking tot nevenfuncties van leden van het Koninklijk Huis niet goed geborgd is, waarmee geen adequate uitvoering is gegeven aan de motie. Deze leden roepen namens de indieners van de motie het kabinet op om alsnog betere borging te garanderen, waarmee ontmoetingen tussen een lid van het Koninklijk Huis en een staatshoofd of regeringsvertegenwoordiger, die wordt verdacht van of persoonlijk betrokken is bij ernstige mensenrechtenschendingen vooraf wordt gewogen en expliciet door de Minister van Buitenlandse Zaken wordt goedgekeurd. Graag ontvangen zij een reactie.

De leden van de D66-fractie hebben naar aanleiding van de antwoorden daarnaast nog enkele vragen over de goedkeuring van dit specifieke bezoek. Hoewel de het kabinet aangeeft dat het bezoek heeft plaatsgevonden met instemming van de Minister van Buitenlandse Zaken vragen deze leden of het bezoek ook zijn expliciete toestemming heeft gekregen. Zo ja, wanneer heeft de Minister deze toestemming gegeven? Zo nee, waarom wordt dan de indruk gewekt dat expliciete toestemming door de Minister is verleend? Zij vragen dit, omdat uit de antwoorden op de zeer specifieke vragen niet duidelijk blijkt of deze instemming impliciet was door de acceptatie van de functie als speciaal pleitbezorger, of expliciet is gegeven voorafgaand aan de ontmoeting met de Saudische kroonprins. Kan het kabinet deze vraag alsnog beantwoorden? Heeft de Minister expliciete toestemming gegeven voor het plaatsvinden van deze specifieke ontmoeting? Zo ja, staat de Minister nog steeds achter dit besluit, in ogenschouw nemende hoe deze ontmoeting is gebruikt door de Saudische media en tot welke kritiek het bezoek heeft geleid? Is het kabinet nog steeds van mening, na alle nationale en internationale kritiek op deze ontmoeting, dit niet schadelijk was voor de positie van de Koningin? Is het kabinet het eens dat de Koningin boven alles onze Koningin is en dat haar nevenfuncties wanneer het gaat om het Nederlands belang en de Nederlandse reputatie van secundair belang zijn?

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie van hebben met onvrede kennisgenomen van de beantwoording van de feitelijke vragen over de politieke verantwoordelijkheid met betrekking tot nevenfuncties van leden van het Koninklijk Huis. Deze leden roepen het kabinet op de motie van de leden Sjoerdsma en Van Ojik (Kamerstuk 32 735, nr. 253) adequaat uit te voeren.

De leden van de GroenLinks-fractie stellen dat er met kabinetsbrief (Kamerstuknummer 32 791, nr. 2) en met de beantwoording van de feitelijke vragen over de politieke verantwoordelijkheid met betrekking tot nevenfuncties van leden van het Koninklijk Huis op 14 oktober jl. (32 791, nr. 3) geen adequate uitvoering is gegeven aan de motie van de leden Sjoerdsma en Van Ojik, waarin het kabinet wordt verzocht een betere borging van de politieke verantwoordelijkheid met betrekking tot nevenfuncties van de leden van het Koninklijk Huis te realiseren. Deze leden verzoeken het kabinet alsnog te komen tot een betere borging van de politieke verantwoordelijkheid met betrekking tot nevenfuncties van de leden van het Koninklijk Huis en vragen het kabinet hier nadere toelichting op te geven. Zo vragen de leden van de GroenLinks-fractie of er een optie bestaat tot het annuleren van bijeenkomsten van leden van het Koninklijk Huis door het kabinet, en zo nee, of het kabinet bereid is deze optie expliciet in overweging te nemen.

Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-fractie het kabinet om ten behoeve van een betere borging van de politieke verantwoordelijkheid met betrekking tot nevenfuncties van de leden van het Koninklijk Huis een afwegingskader in te stellen waarmee het kabinet de politieke mensenrechtensituatie van een land expliciet mee laat wegen bij het laten plaatsvinden van afspraken in de hoedanigheid van nevenfuncties van de leden van het Koninklijk Huis. Tot slot vragen deze leden of in dit afwegingskader in acht kan worden genomen dat dit kabinet altijd evenredige inspanningen verricht om politieke- en mensenrechtensituaties bij de daarvoor aangewezen landen aan te kaarten, indien er sprake is van activiteiten van nevenfuncties van leden van het Koninklijk Huis.

II Antwoord / Reactie van het kabinet

Naar boven