2019D36631

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de geannoteerde agenda voor de formele Raad voor Concurrentievermogen op 26 en 27 september 2019 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 465), het verslag van de informele Raad voor Concurrentievermogen van 4 en 5 juli 2019 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 464) en het verslag van het schriftelijk overleg over onder andere de geannoteerde agenda voor de informele Raad voor Concurrentievermogen op 4 en 5 juli 2019 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 463).

De voorzitter van de commissie, Diks

Adjunct-griffier van de commissie, Nieuwerf

Inhoudsopgave

  • I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

  • II Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad voor Concurrentievermogen (RvC) op 26 en 27 september 2019 en de overige onderliggende stukken. De leden van de VVD-fractie hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.

De leden van de VVD-fractie lezen dat het voorzitterschap in haar rapport schetst hoe de EU duurzaam kan groeien aan de hand van zes prioriteiten. Zij lezen dat voltooiing van de overgang naar klimaat neutrale industrieën, productie- en dienstensectoren en het bevorderen van de vernieuwing en het niveau van digitalisering van Europese industrieën een van deze prioriteiten is. Voorts lezen zij dat Nederland tijdens de RvC met betrekking tot de klimaatdoelstellingen wederom zal uitdragen dat het van belang is om het industriebeleid en de klimaatdoelstellingen met elkaar in lijn te brengen. Deelt de Staatssecretaris de mening van de leden van de VVD-fractie dat hierbij moet worden gelet op het gelijke speelveld van de industrie en dat weglekeffecten moeten worden voorkomen? In hoeverre zal de Staatssecretaris deze boodschap tijdens de RvC overbrengen aan de andere lidstaten? Kan de Staatssecretaris hierbij aangeven welke lidstaten de mening van de leden van de VVD-fractie delen?

De leden van de VVD-fractie lezen in de agenda daarnaast over het niveau van digitalisering in Europa. Hoe wordt de vernieuwing en het niveau van digitalisering van Europese industrieën bevordert en welke consequenties heeft dit voor de Nederlandse industrieën? Tot op welk niveau wil het kabinet deze digitalisering bevorderen? Daarnaast lezen zij dat een andere doelstelling het bevorderen van innovatiegeleide transities met een ambitieuze beleidsmix is, met nadruk op de opname van onderzoeksresultaten en de inzet van innovaties. Over welke innovaties wordt dan gesproken; binnen welke beleidsterreinen? Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat die innovaties ook daadwerkelijk sneller van de grond komen en hoe rijmt dit met de huidige Europese wet- en regelgeving die innovaties soms in de weg kunnen zitten? Hoe kunnen lidstaten hun capaciteiten vergroten ter bevordering van verbeteringen van de interne markt, innovatie, handel en hun verwevenheid? Welke consequenties, in kansen en belemmeringen, ziet de Staatssecretaris hierin voor Nederland?

De leden van de VVD-fractie lezen in het verslag van de RvC van 4 en 5 juli dat het Fins voorzitterschap heeft voorgesteld een duurzame groei van de EU in te zetten en het concurrentievermogen van de Europese economie en industrie te versterken, zonder dat fundamentele principes van de EU, zoals eerlijke concurrentie en een «level playing field» geschaad worden. Zij steunen dat. Zij vragen of de fundamentele principes rondom eerlijke concurrentie en een «level playing field» betrekking hebben op de interne, of externe markt van de EU. Wat zijn vanuit de EU de belangrijkste acties om het concurrentievermogen van Europese bedrijven in de externe markt te versterken? Welke rol heeft de RvC hierbinnen om bij te dragen aan een efficiënter Europees beleid om dat externe concurrentievermogen te bevorderen?

De leden van de VVD-fractie lezen met betrekking tot de «political guidelines» van de komende Europese Commissie (EC) onder andere dat wordt ingezet op een «Europese Green Deal» en een economie die werkt voor mensen. Zij zijn benieuwd naar de appreciatie van de Staatssecretaris van deze politieke richtlijnen. Is de Staatssecretaris het met de leden van de VVD-fractie eens dat de richtlijnen in dienst moeten staan van de lidstaten en daarmee niet verder moeten gaan dan nodig?

De leden van de VVD-fractie lezen met betrekking tot Horizon Europe in het verslag van de informele RvC dat Nederland heeft benadrukt dat de missies van EU-toegevoegde waarde moeten zijn. Zij steunen deze opvatting. Zij vragen in dat opzicht aan de Staatssecretaris hoe ervoor wordt gezorgd dat de middelen uit het Horizon Europe-programma op de juiste manier worden aangewend zodat het maximale rendement van investeringen en subsidies wordt bereikt.

De leden van de VVD-fractie hebben met betrekking tot het discussiestuk dat het Finse voorzitterschap heeft opgesteld ten behoeve van het beleidsdebat over synergiën tussen Horizon Europe en andere Europese programma’s nog enkele vragen. In hoeverre is het Horizon Europe-programma complementair aan Invest-NL? In hoeverre kan Invest-NL middelen van het Horizon Europe-programma alloceren voor Nederlandse investeringsprogramma’s? Is er voor het Horizon Europe-programma nog geen akkoord over hoe om te gaan met «seal of excellence»-projecten. Wat is de positie van de Staatssecretaris met betrekking tot «seal of excellence»-projecten?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie lezen in het discussiestuk «Future of the external dimension of the EU competitivenes» drie vragen ter discussie (pag. 6):

  • 1. What are the main actions that the EU should take to strengthen its global role and to support European businesses» external competitiveness?

  • 2. How could the EU Member States enhance their capacity to better deliberate issues pertaining to internal market, innovations and trade, and their interlinkages?

  • 3. What role can the Competiveness Council play to contribute to a more efficient European policy in support of external competitiveness?

Kan de Staatssecretaris elk van deze drie vragen, vanuit Nederlands perspectief, beantwoorden? In het bijzonder vraag 2: op welke wijze(n) kan Nederland haar capaciteit vergroten ter bevordering van verbeteringen van de interne markt, innovatie en handel en hun verwevenheid?

De leden van de CDA-fractie lezen in het Finse voorzittersrapport «Ontwikkeling van onze economische basis: een visie voor een langetermijnstrategie voor duurzame groei» een langetermijnstrategie voor duurzame groei en het verder ontwikkelen van de economische basis. Zij lezen dat hierover tijdens de RvC een beleidsdebat zal plaatsvinden, als input voor het werkprogramma van de nieuwe EC. De prioriteiten daarbij zijn:

  • 1. voltooiing van de overgang naar klimaatneutrale industrieën, productie- en dienstensectoren en het bevorderen van de vernieuwing en het niveau van digitalisering van Europese industrieën;

  • 2. versterking van een innovatieve interne markt met een betere bedrijfsomgeving met name voor diensten en scale-up bedrijven;

  • 3. bevordering van innovatiegeleide transities met een ambitieuze beleidsmix die de nadruk legt op de opname van onderzoeksresultaten en inzet van innovaties;

  • 4. de EU tot een wereldleider in digitale economie en een wereldwijd aantrekkelijke markt voor digitalisering en digitale diensten maken;

  • 5. verbetering van het concurrentievermogen en de productiviteit van Europa door continu te investeren in onderwijs en nieuwe vaardigheden die nodig zijn in een digitale wereld en in de overgang naar een klimaatneutrale economie;

  • 6. versterking van de externe dimensie van het concurrentievermogen van de EU en beter gebruik van de kansen die de interne markt biedt om het wereldwijde concurrentievermogen van Europese industrieën te verbeteren.

Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen deze prioriteiten? Ontbreken naar haar mening nog punten? Waaraan wordt ten aanzien van prioriteit 2 gedacht bij een betere bedrijfsomgeving? Welke specifieke verbeteringen zijn nodig? Deelt de Staatssecretaris de mening dat het mkb,dat 99% van de bedrijven vertegenwoordigt en goed is voor 85% van de nieuwe banen die in de afgelopen vijf jaar zijn gecreëerd, een expliciete vermelding verdient bij prioriteit 2?

De leden van de CDA-fractie wijzen erop dat de definitieve versie van bovengenoemd voorzittersrapport nog niet bekend is. Zij lezen dat de meest recente versie van het rapport aansluit bij de Nederlandse inzet op het gebied van interne markt, industrie, digitalisering, internationale ontwikkelingen en vaardigheden. Kan de Staatssecretaris nog eens toelichten waar de Nederlandse inzet precies op gericht is? Wat is precies de inzet, stip op de horizon, op elk van deze terreinen?

De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet het voorstel steunt voor een gedegen sectorale analyse van ervaringen van ondernemers op de interne markt, om te komen tot maatwerkoplossingen. Hoe gaat deze analyse plaatsvinden? Op welke wijze kunnen Nederlandse ondernemers hierbij worden betrokken?

De leden van de CDA-fractie steunen de Nederlandse inzet om tijdens de RvC uit te dragen dat het van belang is om het Europese industriebeleid en de klimaatdoelstellingen met elkaar in lijn te brengen, naar het voorbeeld van het Nederlandse missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid. Kan de Staatssecretaris verduidelijken welke de sleuteltechnologieën zijn waarbij het de ambitie is om een vooraanstaande rol te spelen?

De leden van de CDA-fractie lezen dat Nederland zich zal inzetten voor een integraal digitaal beleid gericht op het «op verantwoorde wijze» benutten van kansen. Wat verstaat de Staatssecretaris onder «op verantwoorde wijze»?

De leden van de CDA-fractie onderschrijven het streven om als EU oneerlijke concurrentie en handelspraktijken te durven aanpakken. Is de indruk van de Staatssecretaris dat dit op dit moment voldoende gebeurd? Wat zou er nog beter kunnen?

De leden van de CDA-fractie kunnen zich vinden in de inzet op vaardigheden in een veranderende arbeidsmarkt en zijn blij met de rol van Nederland als «digital frontrunner» en de uitwisseling van goede voorbeelden. Zij lezen dat hiertoe dit najaar in Nederland een bijeenkomst met beleidsmakers uit digital frontrunners plaatsvindt ten behoeve van het opschalen van succesvolle beleidsexperimenten voor wat betreft overheidsinterventies op het gebied van onderwijs-arbeidsmarkt en vaardigheden. Krijgt het parlement hiervan een verslag of terugkoppeling?

De leden van de CDA-fractie lezen dat ten behoeve van de definitieve versie van het voorzittersrapport de onderdelen die gaan over innovatie en onderzoek verduidelijking behoeven, omdat deze nu nog alleen de nadruk leggen op economische groei en niet op de bredere maatschappelijke waarde van innovatie en onderzoek. Wordt deze bredere opvatting over innovatie en onderzoek door andere EU-lidstaten gedeeld?

De leden van de CDA-fractie lezen dat de EC tijdens de RvC een update geeft over de batterij-alliantie. Zij veronderstellen dat dit de Europese Batterij Alliantie (EBA) betreft, gevormd om een strategie te ontwikkelen om de EU minder afhankelijk te maken van batterijleveranciers uit Azië en Noord-Amerika. Is Nederland, bijvoorbeeld via het bedrijfsleven of kennisinstellingen, bij deze alliantie betrokken?

De leden van de CDA-fractie steunen de lijn dat het Europese onderzoeksprogramma Horizon Europe synergie op programma- en projectniveau mogelijk moet maken. Zij lezen dat gedurende de RvC over Horizon Europe een beleidsdebat zal plaatsvinden, waarin twee vragen centraal staan:

  • 1. Hoe kunnen andere EU-programma’s, waaronder de structuurfondsen, alsmede nationale particuliere fondsen en andere bronnen, zoals de EIB, het best worden geactiveerd als aanvulling op de ondersteuning van strategische onderzoeks- en innovatie-initiatieven in synergie met Horizon Europe? Welke mechanismen op EU-niveau zijn nodig om synergiën tussen verschillende EU-programma’s te waarborgen?

  • 2. Hoe zijn de lidstaten op hun beurt van plan synergiën met Horizon Europe in hun structuurfondsen en nationale programma’s te overwegen, bijvoorbeeld via de slimme specialisatie strategie en seal of excellence projecten?

Kan de Staatssecretaris deze twee vragen beantwoorden? Wat vindt zij van het label «seal of excellence», waarmee financiering van projecten met staatssteun zonder meldplicht onder voorwaarden mogelijk wordt? Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen projecten met een «seal of excellence», maar zonder financiering, uit Horizon Europe, die zonder verdere evaluaties geld ontvangen vanuit het betreffende structuurfondsenprogramma? Hoe staat zij tegenover een extra controle op deze projecten vanuit de structuurfondsen? Is de Staatssecretaris van plan om middelen vanuit de structuur- en investeringsfondsen over te hevelen naar Horizon Europe?

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het verslag van de informele RvC van 4 en 5 juli 2019. Zij steunen de conclusie dat het belangrijk is om belanghebbenden en burgers te betrekken bij de selectie, implementatie en evaluatie van het missiegedreven innovatiebeleid en zijn blij met de aandacht die Nederland hiervoor heeft gevraagd.

De leden van de CDA-fractie lezen dat er met vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven is gesproken over onder andere de interne markt, waarbij verschillen tussen lidstaten die de schaarvoordelen beperken de handel bemoeilijken en investeringen in de weg zitten. Een van de aanbevelingen was dat bedrijven beter kunnen profiteren van de interne markt als er meer Europese normen worden ontwikkeld voor nieuwe industrieën en technologieën. Aan wat voor normen werd gedacht? Hoe gaat de RvC opvolging geven aan deze aanbevelingen?

De leden van de CDA-fractie lezen Nederland met andere lidstaten heeft gepleit voor een uitzondering, onder strenge voorwaarden, op staatssteunregels als deze klimaatneutraliteit bevorderen en de interne markt niet verstoren en dat aanbesteden ook zou kunnen worden gebruikt om duurzaamheid te stimuleren. Hoe is hierop gereageerd?

De leden van de CDA-fractie wijzen er op dat op 1 november 2019 treedt de nieuwe EC aan, waarin Margrethe Vestager (Denemarken) de portefeuille mededinging krijgt, Sylvie Goulard (Frankrijk) de portefeuille interne markt en Mariya Gabriel (Bulgarije) de portefeuille onderzoek en innovatie. Zij zijn blij met de aandacht voor het mkb in de «mission letter» van beoogd Eurocommissaris Verstager (pag. 5): «You will co-lead the work on a new SME strategy, working together with the Executive vicePresident for an Economy that Works for People. This should focus on supporting small businesses, entrepreneurs and start-ups, notably by reducing the regulatory burden and enabling them to make the most of digitisation.» Op diezelfde pagina lezen zij ook: «You will coordinate the work on digital taxation to find a consensus at international level by the end of 2020 or to propose a fair European tax.» Kan de Staatssecretaris uitleggen wat dit gaat betekenen? Zou de Staatssecretaris een beoordeling willen geven van de «mission letters» van de drie bovengenoemde Eurcommissarissen? Onderschrijft zij deze en wat mist zij?

De leden van de CDA-fractie lezen dat Ursula von der Leyen, beoogd voorzitter van de Europese Commissie 2019–2024, zes politieke «richtlijnen» heeft geformuleerd, namelijk:

  • 1. een Europese «green deal»;

  • 2. een economie die werkt voor mensen;

  • 3. een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk;

  • 4. onze Europese levenswijze beschermen;

  • 5. een sterker Europa in de wereld;

  • 6. een nieuwe impuls voor de Europese democratie.

Hoe zou de tweede richtlijn, «een economie die werkt voor mensen», volgens de Staatssecretaris in de komende periode moeten worden ingevuld?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de RvC van 27 en 28 september 2019 en de overige onderliggende stukken. Deze leden willen Staatssecretaris enkele vragen voorleggen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de thema’s die besproken zullen worden tijdens de gedachtewisseling over het voorzittersrapport. Deze leden vragen de Staatssecretaris of zij de modernisering van de mededingingsregels in het licht van de digitale economie zal bespreken.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het beleidsdaad over de synergie van Horizon Europe met andere programma’s. Zij vragen de Staatssecretaris voor welke programma’s zij de meeste mogelijkheden ziet voor synergie. Tevens vragen deze leden hoe zij het krachtenveld inschat rond het bereiken van synergie tussen Horizon Europe met de betreffende programma’s.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de portefeuilleverdeling van de nieuwe EC. Daarin is Mariya Gabriel de beoogd Eurocommissaris voor innovatie en jeugd. Deze leden merken op dat in de naam van haar portefeuille en in de «mission letter» er een grote nadruk ligt op innovatie en onderzoek niet expliciet duidelijk naar voren komt. Zij hechten aan een goede balans tussen innovatie en onderzoek. Wat is het oordeel van de Staatssecretaris voor het ontbreken van onderzoek en de European Research Council in de «mission letter»? Verwacht de Minister dat de nieuwe EC onderzoek niet meer als prioriteit ziet?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de RvC en hebben hierbij enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat de regering van mening is dat gestreefd dient te worden naar een zo gelijk mogelijk speelveld binnen en buiten de interne markt en dat het bestaande op regels gebaseerde multilaterale handelssysteem verdedigd moet worden. Tegelijkertijd constateren deze leden dat zowel intern door diverse Europese landen initiatieven zijn genomen om de eigen industrie te beschermen en dat met name de landen met een grote economische machtspositie het zich permitteren om een aanval te doen op dit handelssysteem door elkaar met ongerechtvaardigde importtarieven te bevechten. Deze leden vragen de regering welke houding zij inneemt tegen deze tactieken, of zij van mening is dat om politieke redenen ingevoerde importtarieven dienen te worden bestreden op basis van wederkerigheid, zoals de regering op andere vlakken ook heeft voorgesteld.

De leden van de SP-fractie vragen de regering om nadere informatie over de Europese batterij-alliantie, welke rol zij speelt in deze alliantie en of zij van zins is in te zetten op productiefaciliteiten voor autobatterijen op Nederlands grondgebied. Tevens vragen zij of, indien op dit laatste het antwoord positief luidt, zij hierbij van plan is in te zetten op vestiging in krimpgebieden om de werkgelegenheid te bevorderen en daarmee de vergrijzing tegen te gaan.

II Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris

Naar boven