2019D30105

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juli 2019

In uw brief van 17 mei jl. verzocht u de Minister-President om een afschrift van zijn reactie op de brief van de Samenwerkende Armeense Organisaties d.d. 23 april jl. Deze brief werd op verzoek van de Minister President beantwoord door het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De reactie van de directeur Europa van het Ministerie van Buitenlandse Zaken op de betreffende brief treft u bijgaand1.

Middels deze Kamerbrief bericht ik u tevens over de uitvoering van de motie van het lid Voordewind c.s. (Kamerstuk 32 623, nr. 263) die de regering oproept om afstand te nemen van de uitspraken van president Erdogan over de kwestie van de Armeense genocide en dit kenbaar te maken aan de Turkse regering. Zoals eerder aan de Kamer gemeld, neemt het kabinet afstand van de typering van de vreselijke gebeurtenissen van 1915 en 1916 als «redelijke relocatiemaatregel». Ik heb dat ook in mijn recente contact met de Turkse Minister van Buitenlandse Zaken benadrukt en opgeroepen tot dialoog tussen Turkije en Armenië.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven