2019D27991 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de geannoteerde agenda voor de informele Raad voor Concurrentievermogen op 4 en 5 juli 2019 (Kamerstuk 2019D26987), het verslag van de Raad voor Concurrentievermogen van 27 en 28 mei 2019 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 461), het verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de formele Raad voor Concurrentievermogen op 27 en 28 mei 2019 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 459), de antwoorden op overige vragen van de commissie over de geannoteerde agenda voor de formele Raad voor Concurrentievermogen op 27 en 28 mei 2019 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 460) en het BNC-fiche «Mededeling Stand van zaken en toekomst EU Betere Regelgevingsbeleid» (Kamerstuk 22 112, nr. 2809).

De voorzitter van de commissie, Diks

De adjunct-griffier van de commissie, Kruithof

Inhoudsopgave

Blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

II

Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris

7

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad voor Concurrentievermogen van 4 en 5 juli 2019 en de overige onderliggende stukken. Deze leden hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie hebben met betrekking tot de geannoteerde agenda van de Raad voor Concurrentievermogen van 4 en 5 juli 2019 enkele vragen. Is Nederland van zins in te zetten op het maken van keuzes in welke (delen van) technologieën geïnvesteerd zal gaan worden en eventueel welke landen daarbij betrokken zijn? Deze leden juichen de steun van de Staatssecretaris aan de Europese Commissie toe om drie genoemde beleidsterreinen meer geïntegreerd aan te vliegen. De Staatssecretaris stelt daarbij dat het kabinet ook andere beleidsterreinen in samenhang wil bezien. Kan de Staatssecretaris aangeven welke beleidsterreinen Nederland, naast de drie eerder genoemde beleidsterreinen, meer geïntegreerd wil aanvliegen en welke stappen het kabinet onderneemt om dit te realiseren? Kan de Staatssecretaris daarbij uiteenzetten welke concrete wensen Nederland heeft bij deze ambitie?

De leden van de VVD-fractie lezen dat onder het kopje «Toekomst van de Europese industrie» wordt gepleit voor een modern industriebeleid om de Europese Unie (EU) wereldwijd leidend te houden op het gebied van innovatie en in de transitie naar een duurzame economie. Kan de Staatssecretaris toelichten welke inzet het kabinet gaat leveren? Is deze in lijn met de recent aan de Kamer gestuurde brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de Europese Concurrentiekracht (Kamerstuk 30 821, nr. 73)? Hoe stelt het kabinet zich op tegenover de geformuleerde Frans/Duitse inzet op industriebeleid?

De leden van de VVD-fractie vragen met betrekking tot de interne markt als een dienstenmarkt de Staatssecretaris hoe de door het kabinet bepleitte nieuwe aanpak voor de interne markt ontvangen is onder het nieuwe Finse voorzitterschap. Hoe verhoudt deze nieuwe aanpak voor de interne markt zich tot het Finse werkprogramma?

De leden van de VVD-fractie steunen de Staatssecretaris in haar inzet om oneerlijke handelspraktijken tegen te gaan. Welke stappen onderneemt de Staatssecretaris om in te zetten op handhaving van bestaande wet- en regelgeving? Is de Staatssecretaris bereid om te pleiten voor gelijke controle en handhaving in alle lidstaten van de import van consumentengoederen uit derde landen? Kan de Staatssecretaris daarbij aangeven welke verantwoordelijkheid platforms hebben voor het voldoen aan de Europese normen, wet- en regelgeving bij het importeren van consumentengoederen uit derde landen?

De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris een appreciatie kan geven van de nieuwe strategische agenda 2019–2024 op het terrein van economische zaken en daarbij aangeven op welke onderdelen Nederland in het bijzonder wil inzetten. Kan de Staatssecretaris haar appreciatie geven van de verwachte inhoud van het werkprogramma van het Fins EU-voorzitterschap?

De leden van de VVD-fractie lezen in het verslag van de Raad voor Concurrentievermogen van 27 en 28 mei 2019 dat enkele diensten zoals Amazon en Alibaba zich hebben gecommitteerd aan het Rapid Alert System for Non-Food Consumer Products (RAPEX) en zullen onderzoeken wat er op hun platform staat aan gevaarlijke non-food producten. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de volgende stappen zijn na mogelijke constatering van gevaarlijke non-food producten op bijvoorbeeld Amazon en Alibaba? Welke afspraken zijn gemaakt tussen Amazon en Alibaba en de Europese Commissie? Kan de Staatssecretaris een appreciatie geven van deze afspraken tussen Amazon, Alibaba en de Europese Commissie? Wordt ingezet om ook andere platforms bereid te krijgen om zich te committeren aan RAPEX? In hoeverre is het nodig en wenselijk om de mogelijkheden voor het weren van gevaarlijke non-food producten uit de breiden?

De leden van de VVD-fractie lezen in het verslag de zinsnede dat het in de toekomst nodig kan zijn om een actief beleid op te ontwikkelen om concurrentie tussen bedrijven te vergroten. Hoe zou een dergelijk toekomstig beleid er uit kunnen komen te zien? Hoe is de visie van verschillende Europese landen hierop? Verder lezen deze leden dat: «De lidstaten van gedachten hebben gewisseld en onder andere digitale belastingen, diensten, strategische waardeketens, IPCEI, handhaving en implementatie en betere regelgeving noemden. De lidstaten steunden de conclusies en benadrukten het belang van bovengenoemde punten. Meerdere lidstaten gaven aan dat ook lidstaten zelf nationale belemmeringen moeten wegnemen, samenwerking tussen de Commissie en lidstaten is daarvoor nodig.» Kan de Staatssecretaris toelichten welke nationale belemmeringen in verschillende EU-landen hier van toepassing zijn? Welke belemmeringen kent Nederland?

De leden van de VVD-fractie lezen voorts dat de Europese ruimtevaartindustrie van absolute wereldklasse is, maar ook dat op het gebied van ruimtevaart mondiaal veel verandert. Overheden en bedrijven in de EU moeten mee veranderen onder andere door nieuwe businessmodellen te gebruiken en een minder risicomijdende houding aan te nemen. Kan de Staatssecretaris toelichten of er ook gesproken is over verschillende manieren waarop bedrijven en overheden een minder risicomijdende houding kunnen bewerkstelligen?

De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris met betrekking tot de antwoorden op de overige vragen van de commissie over de geannoteerde agenda voor de Raad voor Concurrentievermogen op 27 en 28 mei 2019, kan toelichten wat de stand van zaken is met betrekking tot het creëren van een landelijk dekkend netwerk van werkplaatsen voor het midden- en kleinbedrijf (MKB-Werkplaatsen) welke in 2020 gerealiseerd moet zijn?

De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen met betrekking tot het BNC-fiche «Mededeling Stand van zaken en toekomst EU Betere Regelgevingsbeleid». Deze leden kunnen zich vinden in de Nederlandse positie ten aanzien van de voorstellen met name voor de inzet van het kabinet voor een kwalitatieve benadering om strategisch te sturen op de gewenste resultaten van het REFIT-programma. Zij willen de Staatssecretaris vragen om nogmaals de Europese Commissie te verzoeken om inhoudelijk in te gaan op de oproep tot versterking van de onafhankelijkheid van de Raad voor Regelgevingstoetsing (RSB). Kan de Staatssecretaris de Europese Commissie bovendien nogmaals verzoeken om de positie van het mkb en het streven naar innovatievriendelijke regelgeving uitgebreid mee te nemen in de inventarisatie van de resultaten van het beleid? Welke stappen onderneemt de Staatssecretaris om, gezien de opmerking dat het overgrote deel van de lidstaten de appreciatie van Nederland deelt, te zorgen dat de nieuwe Europese Commissie de in de Raadsconclusies gedane oproepen wel omarmt?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Deze leden hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie lezen in de geannoteerde agenda voor de informele Raad voor Concurrentievermogen van 4 en 5 juli 2019 dat het Nederlandse kabinet vindt dat lidstaten zelf moeten investeren in onderzoek en innovatie (en Europese gelden daarop een aanvulling zijn). Is de algemene indruk van het kabinet dat individuele lidstaten voldoende investeren? Hoe verhouden de Nederlandse investeringen in onderzoek en innovatie zich tot die van andere lidstaten?

De leden van de CDA-fractie lezen dat Nederland het van belang acht dat belanghebbenden bij missies binnen Horizon Europe hier op een pragmatische manier bij worden betrokken. Op welke wijzen gebeurt dat? Hoe worden de mission boards, die de Europese Commissie zullen adviseren over de definitieve invulling van de missiegebieden, samengesteld? Wie nemen daarin plaats? Maken ook Nederlanders deel uit van deze boards?

De leden van de CDA-fractie lezen ten aanzien van de toekomst van de Europese industrie dat het kabinet schrijft dat om de industrie mondiaal te kunnen laten concurreren, de randvoorwaarden waarbinnen de industrie opereert van groot belang zijn. Welke randvoorwaarden zijn dat? Nederland heeft de ambitie dat de EU een koplopersfunctie verwerft in grote mondiale transities ten behoeve van de versterking van het Europese verdienvermogen. Investeringen in onderzoek, innovatie en nieuwe duurzame technologieën zijn daarbij van groot belang. Hiertoe pleit Nederland voor een betere Europese samenwerking. Hoe zou dat kunnen?

De leden van de CDA-fractie vinden het ten aanzien van de interne markt een goede zaak dat Nederland de diversiteit van belemmeringen aan de orde stelt waar ondernemers mee te maken hebben, zoals verschillende tolsystemen (transportsector), een gebrek aan uniforme handhaving en administratieve lasten en procedures. Wordt hierbij ook onderscheid gemaakt tussen belemmeringen ervaren door het mkb en belemmeringen ervaren door het grootbedrijf? Bestaat er een complete en concrete lijst van deze belemmeringen die Nederlandse ondernemers ervaren en die de Staatssecretaris met de Kamer kan delen? Zo nee, is de Staatssecretaris bereid een inventarisatie te (laten) maken? Deze leden onderschrijven het belang van meer maatwerk, gericht op de behoeften van consumenten en ondernemers, en van betere implementatie en handhaving van bestaande regelgeving. Hoe zou dit kunnen worden bewerkstelligd? Kan de Staatssecretaris enkele voorbeelden geven van implementatie en handhavingskwesties waar het knelt?

De leden van de CDA-fractie vragen met het oog op de stimulering van de digitale bedrijvigheid welke raadsconclusies zijn aangenomen tijdens de Telecomraad van 7 juni 2019. Wat zijn de contouren van de nieuwe digitale agenda? Welke thema’s vinden andere lidstaten daarbij belangrijk? Hebben andere lidstaten, net als Nederland, ook al een visie op bijvoorbeeld mededinging in een digitale economie?

De leden van de CDA-fractie steunen de inzet van het kabinet voor een gelijk speelveld, multilateraal via de WTO en bilateraal met derde landen. Deze leden lezen dat de WTO in toenemende mate onder druk staat. Kan de Staatssecretaris dit toelichten? Hoe komt dat?

De leden van de CDA-fractie zijn met betrekking tot het verslag van de Raad voor Concurrentievermogen van 27 en 28 mei 2019 positief over de aandacht voor het mkb, de toegang tot voldoende financiering en innovatie. Het kabinet pleit voor een gecoördineerde EU-strategie om de concurrentiekracht van de eigen economie te versterken. Zal het lastig zijn om tot een dergelijke strategie te komen gegeven de verschillende opvattingen over bijvoorbeeld het wel/niet versoepelen dan wel verbeteren van mededingingsregels?

De leden van de CDA-fractie lezen dat de conclusies voor de interne markt oproepen tot het adresseren van belemmeringen op basis van feiten en behoeften uit de praktijk. Deze leden kunnen zich daar goed in vinden. Er heeft een gedachtewisseling plaatsgevonden over onder andere digitale belastingen, diensten, strategische waardeketens, «Important Projects of Common European Interest» (IPCEI), handhaving en implementatie en betere regelgeving. Wat is er zoal gezegd over digitale belastingen? Welke inbreng had Nederland op dit punt?

De leden van de CDA-fractie stellen vast dat enkele lidstaten pleitten voor een onafhankelijke toezichtorganisatie ter verbetering van regeldruk en vermindering van bureaucratie. Hoe staat Nederland hier tegenover? Bestaat een dergelijke organisatie nog niet?

De leden van de CDA-fractie ondersteunen het pleidooi van de Staatssecretaris voor maatwerkoplossingen voor ondernemers (dienstenmarkt). Deze leden zijn benieuwd hoe dit gestalte zou kunnen krijgen.

De leden van de CDA-fractie lezen dat een groot aantal, met namelijk zuidelijke, lidstaten aangaf dat ze hoopten dat de raadsconclusies voor toerisme zouden leiden tot meer samenwerking. Kan de Staatssecretaris dit toelichten? Tevens lezen deze leden dat het kabinet aandacht heeft gevraagd voor aanbestedingen in het sociaal domein en heeft aangegeven dat het goed zou zijn om de Aanbestedingsrichtlijn op dit punt te evalueren. Wat waren de reacties van de andere lidstaten op dit voorstel?

De leden van de CDA-fractie lezen dat het (aankomend) Fins voorzitterschap een kort overzicht gegeven van haar prioriteiten voor de onderdelen interne markt en industriebeleid. Welke zijn dit? Deze leden lezen dat de lidstaten en industrie moeten samenwerken en aan het einde van dit jaar de sector en lidstaten moeten voldoen aan de acties uit de routekaart van de Europese Commissie. Voldoet Nederland al aan deze routekaart? Wat zijn voor Nederland de consequenties als het nog niet aan deze routekaart voldoet? Deze leden vragen ten aanzien van de kernpunten en strategische prioriteiten uit het programma 2019–2024 wat de actieve communicatie precies inhoudt.

De leden van de CDA-fractie zijn ten aanzien van de ruimtevaart blij met de aandacht voor mkb-participatie, regionale samenwerking en het meer betrekken en ondersteunen van startups. Op 19 juni 2019 heeft de Kamer van het kabinet de Nota Ruimtevaartbeleid 2019 en het Pré-Advies van het Netherlands Space Office (NSO) ontvangen, met daarin het ruimtevaartbudget voor de komende jaren. Hoe verhoudt dit budget zich tot dat in andere lidstaten?

De leden van de CDA-fractie vinden het belang dat Nederland substantieel investeert in onderzoek en innovatie (R&D), om ons land concurrerend en productief te houden. Nederland heeft de ambitie om 2,5% van het bruto binnenlands product (bbp) te investeren in R&D, maar ligt als gevolg van afnemende publieke en private R&D-investeringen niet op koers om die doelstelling te halen. Mede hierom hebben deze leden een motie ingediend (Kamerstuk 33 009, nr. 75) met als doel dat Nederland alles op alles zet om de 2,5%-doelstelling alsnog te halen. Zij lezen dat er in de EU voor wordt gepleit om 3% van het bbp te investeren in R&D. Is bekend hoeveel de lidstaten om ons heen investeren in R&D?

De leden van de CDA-fractie merken met betrekking tot het verslag van het schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de formele Raad voor Concurrentievermogen van 27 en 28 mei op dat zij de lijn van het kabinet steunen om via het creëren van de juiste voorwaarden «echte kampioenen» te creëren.

De leden van de CDA-fractie vallen in het BNC-fiche «Mededeling Stand van zaken en toekomst EU Betere Regelgevingsbeleid» de volgende passage op: «Uit de inventarisatie blijkt dat over de resultaten van de inspanningen om bestaande regelgeving te vereenvoudigen en regeldruk te verminderen, onvoldoende is gecommuniceerd en dat de resultaten in het algemeen niet toereikend worden geacht.». Deze leden vragen of de Staatssecretaris dit kan toelichten en duiden.

De leden van de CDA-fractie vallen het verder op dat er veel draagvlak onder lidstaten is om gebruik te maken van streefcijfers om te sturen op de inspanningen om regeldruk te verminderen, maar dat de Europese Commissie, en ook Nederland, hiervan geen voorstander zijn. Aan brede belangrijke thema’s als de positie van het mkb en het streven naar innovatievriendelijke regelgeving in de inventarisatie van de beleidsresultaten wordt geen aandacht besteed. Het niet geheel duidelijk wat de impact is op de EU-lidstaten en regionale en lokale overheden van deze nieuwe acties en maatregelen, omdat de aangekondigde acties en maatregelen nog onvoldoende concreet zijn. In dit stadium is het niet duidelijk wat de concrete gevolgen zijn van de in deze mededeling aangekondigde nieuwe acties en maatregelen. Kan de Staatssecretaris op welk van deze punten reflecteren? Verwacht het de Staatssecretaris dat deze punten nog gaan veranderen?

De leden van de CDA-fractie lezen dat het EU Betere Regelgevingsbeleid enerzijds goed uitpakt voor het mkb en anderzijds dat aan de positie van het mkb (en het streven naar innovatievriendelijke regelgeving) in de inventarisatie van de beleidsresultaten geen aandacht wordt besteed. Hoe zijn beide met elkaar te rijmen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat het kabinet van mening is dat het gebruik van missies voor onderzoek en innovatie nieuw is ten opzichte van het huidige Kaderprogramma. Tegelijkertijd constateren deze leden dat Horizon 2020 momenteel geordend is langs zeven maatschappelijke uitdagingen. Deze leden vragen de Staatssecretaris aan te geven in hoeverre dit tot verschillen in het uit te voeren onderzoek zal leiden. Tevens constateren zij dat onderzoeksinstelling TNO zich thematisch heeft ingericht op basis van de huidige maatschappelijke uitdagingen binnen Horizon 2020. Deze leden vragen in hoeverre de nieuwe aanpak tot verschuivingen zal leiden en in hoeverre dit voor andere instellingen gaat gelden, te meer omdat deze in steeds sterkere mate van Europees geld uit kaderprogramma's afhankelijk zijn. Zij vragen de Staatssecretaris ook hoe de selectie van voorzitters van mission boards wordt gemaakt, hoe open dit proces is en welk voordeel een land of bedrijf krijgt indien het een voorzitter levert.

De leden van de SP-fractie vragen ten aanzien van het industriebeleid waarom de Staatssecretaris als randvoorwaarden om wereldwijd te kunnen concurreren zich enkel richt op aan innovatie gerelateerde zaken. Deze leden benadrukken het belang van innovatie, maar wijzen tevens op het belang van bijvoorbeeld de bescherming van bedrijven tegen al dan niet agressieve overnames door (buitenlandse) partijen. Zij vragen de Staatssecretaris of niet aan innovatie gerelateerde onderwerpen tevens plaats krijgen in haar bijdrage tijdens de Raad.

De leden van de SP-fractie vragen of de Staatssecretaris met hen constateert dat de Wereldhandelsorganisatie (WTO) steeds vaker te maken heeft met solistisch optreden van landen met grote economische macht zodra hen dat uitkomt. Deze leden vragen aan de Staatssecretaris of het niet verstandiger voor Nederland zou zijn om binnen de WTO ervoor te pleiten dat aan alle landen vrijheden toe kunnen worden gekend om hun eigen economie naar lokale omstandigheden en wensen in te richten. Tevens vragen zij op welke wijze mensenrechten en milieu plaats zullen krijgen in handelsverdragen van de EU.

De leden van de SP-fractie constateren dat recent een nieuwe strategische agenda is aangenomen door de Raad en dat hierin ten aanzien van de economie ook een aantal standpunten is ingenomen. Ten aanzien van het standpunt dat oneerlijke handelspraktijken vanuit derde landen dient te worden tegengegaan vragen deze leden hoe de Staatssecretaris aankijkt tegen oneerlijke handelspraktijken van Europese bedrijven, zeker ten opzichte van ontwikkelende economieën in bijvoorbeeld Afrika als het gaat om landbouwproducten die in de EU zwaar gesubsidieerd zijn. Deze leden vragen de Staatssecretaris in hoeverre is gekozen voor een strategie die opkomende en ontwikkelende economieën in staat stelt zich onafhankelijk van grote Europese multinationals te ontwikkelen.

II Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris

Naar boven