2019D24992 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd over de concept evaluatie-opdracht Wet veiligheidsregio's (Kamerstuk 29 517, nr. 166).

De voorzitter van de commissie, Van Meenen

Adjunct-griffier van de commissie, Burger

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Algemeen

Toelichting taak evaluatiecommissie

A. De vormgeving van (het stelsel van) de veiligheidsregio’s, mede in het licht van het gehele stelsel van rampenbestrijding en crisisbeheersing

B. De wijze waarop de taken, de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verschillende actoren in het stelsel zich tot elkaar verhouden

C. De samenwerking tussen bedoelde actoren

D. Brandweer, GHOR en bevolkingszorg

E. Informatievoorziening

F. Instituut Fysieke Veiligheid

II. Reactie van de Minister van Justitie en Veiligheid

Algemeen

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de concept evaluatie-opdracht Wet veiligheidsregio's. Zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het concept voor de evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s en hebben daar nog enkele vragen over. Zij vragen wanneer de Kamer geïnformeerd wordt wie de leden van de commissie zullen zijn, hoe zij worden geselecteerd en onder welke voorwaarden zij kunnen opereren binnen de commissie. Gaat het hier om wetenschappers, (ex-)bestuurders of (ex-)veiligheidsactoren? Wie wordt de voorzitter?

De leden van de SP-fractie hebben de opzet voor de evaluatie Wet veiligheidsregio’s gelezen en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de concept evaluatie-opdracht Wet veiligheidsregio’s. Zij constateren dat de concept evaluatie-opdracht al vele punten behelst die mee worden genomen in de evaluatie. Wel willen deze leden nog enkele punten toelichten.

Toelichting taak evaluatiecommissie

De leden van de VVD-fractie lezen dat het aantal onderwerpen waar de evaluatiecommissie Wet veiligheidsregio’s zich over moet buigen enorm uitgebreid is en vragen of dit aantal nog is terug te brengen. Voorts vragen zij hoe lang de evaluatiecommissie de tijd krijgt voor de evaluatie en hoeveel leden de evaluatiecommissie telt. Welke expertises hebben de leden van de evaluatiecommissie?

De leden van de D66-fractie vragen middels welke methodologie deze evaluatie wordt uitgevoerd. Gaat men bijvoorbeeld te werk met behulp van gesprekken of komt er een enquête? De aan het woord zijnde leden vragen voorts in hoeverre eerdere bevindingen en evaluaties worden meegenomen in de evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s, bijvoorbeeld het rapport van Andersson Elffers Felix (2013) en de eindrapportage van Hoekstra cs. (2013) over de Wet veiligheidsregio’s. Hoe wordt de reeds opgedane kennis benut door de evaluatiecommissie? Voornoemde leden merken op dat er geen aandacht lijkt te zijn voor de rol van defensie, waaronder de Koninklijke Marechaussee, en haar rol tijdens crises en calamiteiten. Denk bijvoorbeeld aan veterinaire crisis, (dreigende) overstromingen, evacuaties en dergelijke. Zij vragen waarom hiervoor gekozen is. Deelt u de mening dat het belangrijk is dit perspectief ook mee te nemen in de evaluatie?

De leden van de SP-fractie lezen in antwoord op schriftelijke vragen van de SP dat «de evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s zal worden uitgevoerd door een onafhankelijke commissie. De commissie stelt haar werkwijze vast en bepaalt zelf welke informatie zij bij de evaluatie betrekt.» Hoe moeten deze leden dat opvatten? Zij nemen aan dat de evaluatiecommissie wel degelijk met een onderzoeksopdracht op pad gaat. Zo nee, waarom is hier niet voor gekozen?

A. De vormgeving van (het stelsel van) de veiligheidsregio’s, mede in het licht van het gehele stelsel van rampenbestrijding en crisisbeheersing

De leden van de VVD-fractie vragen waarom de kwetsbaarheid van de digitale infrastructuur niet specifiek genoemd is als onderwerp. Aansluitend daarop stellen zij de vraag hoe de verschillende systemen die zich bezighouden met crisisbeheersing, op elkaar aansluiten en hoe deze systemen verankerd zijn in de cybersecurity-aanpak van de nationale overheid.

De leden van de CDA-fractie begrijpen dat de democratische legitimiteit meegenomen zal worden in de evaluatie. Voornoemde leden vragen of de invulling en realisatie van de lokale democratische controle, met name de rol van de gemeenteraad als controlerend orgaan, uitdrukkelijk aan de orde komt. Kunt u aangeven of ook op verschillende plekken in het land raadsleden bevraagd zullen worden en of ook onderzocht wordt of in de structuur andere voorzieningen denkbaar zijn die ertoe leiden dat die democratische controle versterkt kan worden?

Sinds de Wet veiligheidsregio’s in werking is getreden hebben de leden van de SP-fractie vaak vragen aan het kabinet gesteld over misstanden in onder andere de brandweerzorg. Keer op keer verwijst u in de antwoorden dan naar de verantwoordelijkheid van de veiligheidsregio’s. Als raadsleden in gemeenten vragen naar dit soort misstanden krijgen zij van hun burgemeester hetzelfde antwoord. Voor de aan het woord zijnde leden is het daarom van essentieel belang dat in de evaluatie wordt meegenomen hoe de (lokale) democratie nog zeggenschap heeft over het veiligheidsbeleid of in kan grijpen wanneer het fout gaat. Daarbij gaat het niet alleen om de theoretische democratische waarborging, maar ook hoe dit in de praktijk uitpakt. Kunt u toezeggen dat deze vraagstukken expliciet worden meegenomen in de evaluatie?

B. De wijze waarop de taken, de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verschillende actoren in het stelsel zich tot elkaar verhouden

De leden van de VVD-fractie vragen of de analyse van de verhouding van actoren bij landsgrensoverschrijdende taken en dergelijke zich in eerste instantie kan beperken tot Duitsland en België.

De leden van de SP-fractie uiten hun zorgen over de verschillende niveaus van veiligheidshandhaving waar de veiligheidsregio’s aan lijken te voldoen. Hoewel er uiteraard wettelijke normen zijn, wordt bijvoorbeeld in sommige regio’s steeds meer geëxperimenteerd met onze veiligheid. Te denken valt daarbij aan de variabele voertuigbezetting bij de brandweer of het afschaffen van sommige duikteams. Hoewel veiligheid soms maatwerk vereist (een kerncentrale in een gemeente vereist specifieke maatregelen), is er altijd een basisniveau waaraan voldaan moet worden. Gebeurt dit in de praktijk ook? Hoe ver liggen de veiligheidsniveaus uit elkaar? Is er sprake van rechtsongelijkheid? Voornoemde leden zouden het op prijs stellen als de evaluatiecommissie dit ook meeneemt in de evaluatie. Kunt u dit toezeggen? Zo nee, waarom niet?

De leden van de SP-fractie zien ook dat er in sommige veiligheidsregio’s fors bezuinigd is. Ook daar maken deze leden zich zorgen over. Kan de evaluatiecommissie meenemen wat de overwegingen zijn van de veiligheidsregio’s hiervoor te kiezen en wat het effect van dit soort bezuinigingen is? Steeds vaker lezen voornoemde leden dat het moeilijk is kazernes open te houden vanwege een groot tekort aan vrijwilligers. Kan de evaluatiecommissie meenemen hoe de veiligheidsregio’s met dit probleem omgaan en of deze maatregelen effectief zijn? Kan worden meegenomen wat de invloed is van eventuele bezuinigingen hierop? Kunt u toezeggen dat deze punten worden meegenomen? Zo nee, waarom niet?

De leden van de SP-fractie willen graag weten of het toezichtstelsel wordt meegenomen in de evaluatie. Nu is zelden sprake van onderzoek door een onafhankelijke instantie. Onderzoek wordt uitgevoerd door de betrokken organisaties zelf. Kunt u toezeggen dat de evaluatiecommissie ook dit bij de evaluatie betrekt? Zo nee, waarom niet?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat in de grensgebieden van de veiligheidsregio’s onduidelijkheid kan bestaan over de verantwoordelijkheid. In sommige grensgebieden van een veiligheidsregio valt de dichtstbijzijnde uitvalsbasis voor bijstand immers niet binnen de eigen veiligheidsregio. Voornoemde leden vragen daarom of in de evaluatie kan worden gekeken naar de responstijden in deze gebieden en in hoeverre hier afdoende samenwerking is tussen veiligheidsregio’s. Deze leden kunnen zich voorstellen dat hierin ook wordt ingegaan op de balans tussen enerzijds duidelijk afgebakende en beheersbare regio’s en anderzijds de belangen van burgers die in nood in een zo kort mogelijk tijdsbestek beroep moeten kunnen doen op hulpdiensten.

C. De samenwerking tussen bedoelde actoren

De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre in deze evaluatie aandacht wordt besteed hoe de financiering van en de controle op de verantwoording van de veiligheidsregio’s is geregeld. Wie bepaalt of zij effectief en efficiënt opereren en op welke wijze wordt dat beoordeeld? Voorts vragen de aan het woord zijnde leden op welke manier wordt gekeken naar de democratische legitimiteit van de veiligheidsregio’s en de invloed die burgers hebben als het gaat om het lokale kwaliteitsniveau van de brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing. Neemt de evaluatie-opdracht de door de gemeenteraden uit te voeren democratische controle op de gemeenschappelijke regelingen in de diverse veiligheidsregio’s mede in beschouwing? Heeft de evaluatie-opdracht oog voor de bestuurlijke incongruentie tussen de 25 veiligheidsregio’s, de 10 regionale eenheden van de politie en de 12 provincies die wij in Nederland kennen? Kijkt de evaluatiecommissie naar de samenwerking dan wel de spanningen tussen regioburgemeesters en reguliere leden van het algemeen bestuur van de veiligheidsregio’s?

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen met instemming dat in de concept-evaluatie de spanning tussen de lokale autonomie van gemeenten en de veiligheidsregio’s en het nemen van (gezamenlijke) verantwoordelijkheid voor bovenregionale vraagstukken wordt benoemd. Deze leden herkennen deze spanning ook en vinden het van belang dat ook de veiligheidsregio kan stoelen op afdoende democratische legitimiteit. Met name als over belangrijke veiligheidsonderwerpen wordt gesproken die de burgers direct treffen is, van belang dat burgers, of hun democratisch gekozen vertegenwoordigers, hier voldoende inspraak op kunnen uitoefenen. Is in de evaluatie ook ruimte hierop te toetsen en eventueel te bezien hoe de democratische legitimiteit beter kan worden geborgd, zo vragen deze leden.

In dit licht wijzen de leden van de ChristenUnie-fractie ook op het rapport «Democratische legitimiteit bij interbestuurlijke samenwerking» van Berenschot. In dit rapport wordt gewezen op de bezwaren die bij de gemeenteraden kunnen leven, bijvoorbeeld wanneer zij verplicht worden budget vrij te maken voor een onderwerp waar zij aanvankelijk zelf geen prioriteit aan geven en op het feit dat vanwege de verplichte deelname van burgemeesters het ontslagrecht van gemeenteraden ten aanzien van het lid van het algemeen bestuur wordt uitgehold. Graag zien de aan het woord zijnde leden dat in de evaluatie ook wordt bezien in hoeverre deze bezwaren leven en mogelijk voorkomen kunnen worden. Zij krijgen dan ook graag een bevestiging dat als onderdeel van de evaluatie met diverse gemeenteraden zal worden gesproken. Tot slot zien voornoemde leden graag dat in de evaluatie ook aandacht is voor de beleving van burgemeesters, gemeenten (grote, middelgrote en kleine) en gemeenteraden die een regioburgemeester leveren en die dat juist niet doen. Kunt u zich voorstellen dat hier verschillen in bestaan, zo vragen deze leden.

D. Brandweer, GHOR en bevolkingszorg

De leden van de CDA-fractie vragen of de positie van de brandweer ten opzichte van de veiligheidsregio’s ook meegenomen zal worden in de evaluatie.

De leden van de D66-fractie vragen welke aandacht er binnen deze evaluatie zal zijn voor de positie van brandweervrijwilligers in de veiligheidsregio. Gelet op het belang van deze vrijwilligers voor de veiligheid van de burgers, waarbij tegelijkertijd een dalende trend te zien is in het aantal mensen dat zich aanmeldt als vrijwilliger, is het volgens de aan het woord zijnde leden belangrijk dat er aandacht is voor deze vrijwilligers en hun rol binnen het functioneren van de veiligheidsregio’s.

De vrijwilligers bij de brandweer vormen voor de leden van de SP-fractie een essentiële groep om onze brandweerzorg op peil te houden. Deze leden vinden het dan ook opmerkelijk dat de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (VBV) in eerste instantie niet is gevraagd mee te denken over de evaluatie. Kunt u toezeggen dat bij het vervolg van de evaluatie de VBV als organisatie op een volwaardige manier wordt betrokken?

E. Informatievoorziening

De leden van de D66-fractie betogen dat de meldkamers een essentiële functie vormen in en tussen de veiligheidsregio’s. Wegens de Wijzigingswet meldkamers is het van groot belang deze functie mee te wegen in de evaluatie, zo vinden zij. Kunt u toelichten op welke wijze de relatie tussen het Besluit veiligheidsregio’s en de Wijzigingswet meldkamers wordt meegenomen in de evaluatie, met name met betrekking tot wijzigingen in de governance, het beheer en de aansturing?

F. Instituut Fysieke Veiligheid

De leden van de CDA-fractie vragen of u duidelijk kunt maken of de rol van het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) binnen het stelsel van de Wet veiligheidsregio’s ook meegenomen zal worden in de evaluatie. Wordt bij de evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s ook meegenomen dat verschillende instituten zoals het IFV inmiddels veel kennis hebben opgebouwd die behouden dient te blijven? Wordt de kennisontwikkeling tevens meegenomen in de evaluatie?

De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre in de evaluatie gekeken wordt naar de kennishiaten die er op dit moment mogelijk nog zijn binnen het domein van crisisbeheersing door de veiligheidsregio’s, in samenwerking met het Instituut Fysieke Veiligheid.

II. Reactie van de Minister van Justitie en Veiligheid

Naar boven