2019D16989 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de geannoteerde agenda voor de informele Raad voor Concurrentievermogen op 2 en 3 mei 2019 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 456), het verslag van de informele Raad voor Concurrentievermogen van 3 april 2019 in Boekarest, Roemenië (Kamerstuk 21 501-30, nr. 455) en het verslag van een schriftelijk overleg over onder andere de geannoteerde agenda voor de informele Raad voor Concurrentievermogen op 3 april 2019 in Boekarest, Roemenië (Kamerstuk 21 501-30, nr. 454).

De voorzitter van de commissie, Diks

De adjunct-griffier van de commissie, Kruithof

Inhoudsopgave

blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

II

Antwoord/Reactie van de Staatssecretaris

5

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad voor Concurrentievermogen op 2 en 3 mei 2019 en de overige onderliggende stukken. Deze leden hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie merken op dat in de geannoteerde agenda wordt gesteld dat Nederland uit zal dragen dat het industriebeleid in lijn gebracht moet worden met de klimaatdoelstellingen. Kan dit door de Staatssecretaris verder worden gespecificeerd met voorbeelden van verschillende industrietakken?

De leden van de VVD-fractie juichen de inzet van het kabinet met betrekking tot het ondernemerschap in het midden- en kleinbedrijf (mkb), de Rijksbrede strategie om het startup en scale-up ondernemersklimaat te verbeteren en de toegang voor het mkb tot de interne markt toe. Welke concrete prioriteiten stelt de Staatssecretaris met betrekking tot haar inzet ten behoeve van het mkb? Kan de Staatssecretaris daarbij concrete punten noemen welke verbetering behoeven en hoe de Staatssecretaris zich de komende periode voor eerder genoemde prioriteiten gaat inzetten? In hoeverre heeft een analyse plaatsgevonden van de effecten van aankomende Europese prioriteiten, zodat het Nederlandse mkb hier profijt van ondervindt? Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat voorkomen moet worden dat de Europese lidstaten zich tijdens de informele bijeenkomst alleen richten op algemeenheden in plaats van het nemen van concrete en meetbare stappen? Zo ja, welke stappen neemt de Staatssecretaris om eerder genoemde situatie te voorkomen? Welk doel stelt de Staatssecretaris zich met betrekking tot de interne markt gedurende het voorzitterschap van Finland en Kroatië? Kan de Staatssecretaris specifieke voorbeelden geven van regelgeving voor de interne markt die Nederlandse mkb-ondernemers schaden en waar de Staatssecretaris zich voor inzet om eerder genoemde regelgeving te verbeteren? Welke belemmeringen, naast transparantie over de handhavingspraktijk, moeten wat de Staatssecretaris betreft zijn weggenomen na het voorzitterschap van Finland en Kroatië?

De leden van de VVD-fractie vragen met betrekking tot het verslag van de informele Raad voor Concurrentievermogen van 3 april of is nagedacht over een verdeelsleutel of criteria met betrekking tot de ondersteuning van EU-13 landen vanuit Horizon Europe. Hoe wordt voorkomen dat het aantal subsidieaanvragen vanuit deze landen in disbalans raakt, met als gevolg dat enkele landen meer ontvangen dan andere landen?

De leden van de VVD-fractie lezen in het verslag van het schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen van 3 april 2019 dat de EU zelf tot 2020 uit bestaande Europese fondsen 1,5 miljard euro beschikbaar zal stellen voor investeringen op het gebied van artificiële intelligentie (AI). Kan dit bedrag, mochten internationale ontwikkelingen hierom vragen, omhoog bijgesteld worden? Kan de Staatssecretaris specificeren hoe mensgeoriënteerde en verantwoorde AI gedefinieerd wordt? In hoeverre vindt afstemming plaats binnen de Europese lidstaten met betrekking tot de door de lidstaten te maken keuzes voor wat betreft de inzet van de verschillende deelgebieden van mensgeoriënteerde en verantwoorde AI?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat in komende Raad voor Concurrentievermogen onder andere gesproken zal worden over ondernemerschap en de bijdrage van het mkb, startups en scale-ups aan het concurrentievermogen. Ook is te lezen dat het kabinet werkt aan een nieuwe Rijksbrede strategie om het ondernemersklimaat voor startups en scale-ups te verbeteren, bijvoorbeeld doordat mkb-ondernemers profiteren van nationale en Europese investeringen in nieuwe, kansrijke technologieën. Hoe wil de Staatssecretaris dit voor elkaar krijgen? Om welke nieuwe, kansrijke technologieën gaat het? Speelt in de strategie van het kabinet ook de op de richten nationale financieringsinstelling Invest-NL een rol? Welke verwachtingen heeft het kabinet van Invest-NL ten aanzien van het mkb? Klopt het dat in landen met een zogenaamd «National Promotional Institute» (NPI), dat Invest-NL ook moet worden, het mkb beter toegang heeft tot Europese financiering?

De leden van de CDA-fractie lezen dat de Staatssecretaris inzet op een eerlijke economie voor het mkb, op goede toegang voor het mkb tot de interne markt en op het oplossen van belemmeringen op die markt. Welke belemmeringen, die een eerlijke economie in de weg staan, signaleert de Staatssecretaris op dit moment? Met andere woorden: waar is werk aan de winkel? Goede voorlichting aan het mkb over zakendoen in andere lidstaten is volgens de Staatssecretaris van groot belang. Wat nog meer?

De leden van de CDA-fractie vragen voor wat betreft voldoende toegang tot financiering welke goede nationale voorbeelden Nederland gaat delen met andere EU-landen en wat Nederland van andere landen zou kunnen leren.

De leden van de CDA-fractie zien dat tijdens de Raad voor Concurrentievermogen ook het industriebeleid en de interne markt op de agenda staat. Prioriteiten van het kabinet zijn onder andere innovatie, verduurzaming van de industrie, behoud van een Europees gelijk speelveld en het bereiken van een mondiaal gelijk speelveld. Zullen ten aanzien van het bereiken van een mondiaal gelijk speelveld tijdens deze Raad voor Concurrentievermogen ook de voorwaarden ter sprake komen om tot dat mondiale gelijke speelveld te komen?

De leden van de CDA-fractie wijzen erop dat 17 regeringsleiders, onder wie de Nederlandse Minister-President, op 26 februari 2019 de voorzitter van de Europese Raad hebben opgeroepen om het belang van de toekomstige ontwikkeling van de interne markt te onderstrepen. Wat was voor niet-ondertekenaars van deze oproep de reden om niet mee te tekenen? Betekent dit een «kloof» in de visie op de interne markt? Gaan we die vaker merken? Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen de concept-raadsconclusies over de toekomst van de interne markt? Wat zijn hierover de verwachtingen?

De leden van de CDA-fractie hebben in de brief over de Nederlandse visie op de toekomst van de Europese interne markt die de Staatssecretaris op 19 oktober 2018 (Kamerstuk 22 112, nr. 2703) heeft verstuurd gelezen dat het kabinet in de nieuwe Commissieperiode inzet op een betere, transparantere en objectievere implementatie, uitvoering en handhaving van regelgeving voor de interne markt: «het echt laten werken van wat we met elkaar afgesproken hebben». Hiertoe doet het kabinet een aantal suggesties, zoals meer transparantie over de prestaties van zowel de lidstaten als de Europese Commissie, het nadrukkelijker en onafhankelijker beleggen van het handhavingsmandaat binnen de Europese Commissie en betere samenwerking tussen autoriteiten in verschillende lidstaten. Deze leden vragen of de Staatssecretaris de stand van zaken kan geven over de inspanningen om dit te bewerkstelligen.

De leden van de CDA-fractie stellen vast dat tijdens de eerstvolgende formele Raad voor Concurrentievermogen op 27 en 28 mei 2019 de concept-raadsconclusies over de toekomst van het industriebeleid op de agenda staan. Worden deze van tevoren nog met de Kamer gedeeld?

De leden van de CDA-fractie vragen wat de Nederlandse inbreng ten aanzien van de oriënterende discussie over de toekomst van het Europese industriebeleid zal zijn, die naar verwachting op 2 en 3 mei 2019 zal plaatsvinden.Wat behelst de pilot voor de «European Innovation Council» precies?

De leden van de CDA-fractie constateren dat de EU-lidstaten verdeeld hebben gereageerd op het Frans-Duitse manifest voor een Europese industriepolitiek. Hoe beoordeelt Nederland de drie pijlers uit dit manifest, te weten (1) grote investeringen in innovatie, (2) het aanpassen van het EU regelgevend kader en (3) effectieve maatregelen om de EU te beschermen? Graag ontvangen zij een beoordeling per pijler. Onder welke pijler valt de staatssteun, waarnaar de Nederlandse Minister-President in zijn reactie verwijst? Wanneer verstuurd het kabinet een brief met zijn eigen inzet ter versterking van het Europese concurrentievermogen aan de Kamer?

De leden van de CDA-fractie lezen in het verslag van de Raad voor Concurrentievermogen (informeel) van 3 april 2019 over het voornemen om in mei een conferentie te organiseren, waar een Strategische Onderzoeks- en Innovatie Agenda voor de Zwarte Zee wordt gelanceerd. In dat kader heeft Nederland aangegeven zijn ervaringen met samenwerking tussen visserijstakeholders, startups, overheden, industrie en boeren als handvat kunnen dienen voor de samenwerking rondom de Zwarte Zee en deze ervaringen graag met geïnteresseerden te delen. Deze leden vragen hoe zij deze opmerkingen moeten lezen. Gaat Nederland deze kennis «om niet» – dat willen zeggen zonder tegenprestatie – ter beschikking stellen? Wat betekent dit voor onze eigen concurrentiepositie en de bescherming van vitale sectoren?

De leden van de CDA-fractie lezen in het verslag van het schriftelijk overleg ter voorbereiding van de Raad voor Concurrentievermogen (informeel) van 3 april 2019 dat Denemarken een voorstel heeft gedaan voor het ethisch gebruik van data, waar de Staatssecretaris met belangstelling kennis van heeft genomen. Wat houdt dit Deense voorstel in? Deze leden lezen verder dat de Europese Commissie op 9 april 2019 het definitieve ethisch kader (aanbevelingen) zou presenteren. Wat zijn de hoofdlijnen van dit kader, komt het nog naar de Kamer en wat vindt het kabinet ervan?

De leden van de CDA-fractie wijzen erop dat de Europese Commissie is op 26 maart 2019 met een aanbeveling is gekomen inzake een gecoördineerde aanpak voor de integriteit en veiligheid van 5G op Europees niveau. Zou de Staatssecretaris op deze aanbeveling willen reflecteren? In de aanbeveling staat nadrukkelijk het belang van het maken van een nationale risicobeoordeling door elke individuele lidstaat. Deze zou klaar moeten zijn op 30 juni 2019 en voor 15 juli 2019 met de Commissie en het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (Enisa) worden gedeeld. Momenteel werkt Nederland aan een dergelijke risicoanalyse. Gaat Nederland deze ook delen in EU-verband? Is de verwachting dat andere EU-landen dit ook zullen doen? Welke landen wel en niet? Nemen Nederland en de andere EU-landen de suggestie over om, ten behoeve van een gemeenschappelijke cyberaanpak voor 5G, uiterlijk 30 april 2019 te starten met werkzaamheden binnen de krachtens de richtlijn over netwerk- en informatieveiligheid (NIB-richtlijn) opgerichte samenwerkingsgroep? Wat houden deze werkzaamheden in?

II Antwoord/Reactie van de Staatssecretaris

Naar boven