De vaste commissie voor Financiën heeft op 27 maart 2019 een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën over zijn brief van 12 maart 2019
inzake Ambtshalve toekenning kindgebonden budget (Kamerstuk 35 010, nr. 16).
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Freriks
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris
over de ambtshalve toekenning van het kindgebonden budget en de antwoorden op de door
de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid gestelde vragen over deze
problematiek. Deze leden hebben hier nog enkele vragen over.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de antwoorden op de gestelde vragen namelijk
nog een onduidelijke schatting geven over het totaalbedrag aan kindgebonden budget
dat alsnog zal worden uitgekeerd. Van welk totaalbedrag, inclusief rente, kan daarbij
worden uitgegaan? Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel jaar de betreffende ouders
gemiddeld nog recht hebben op kindgebonden budget? Kan hij een schatting maken van
het gemiddelde bedrag per gezin aan kindgebonden budget dat met terugwerkende kracht
zal worden uitgekeerd? In hoeveel gevallen gaat het om een totaalbedrag van meer dan
€ 1.000? Hoe hoog kan dit bedrag oplopen in uitzonderingsgevallen?
Wordt er door de Belastingdienst ook al nagedacht over op welke wijze er goed en duidelijk
gecommuniceerd kan worden over de uitbetaling?
De Staatssecretaris geeft aan dat de Belastingdienst slechts juridisch verplicht is
om tot vijf jaar terug het kindgebonden budget alsnog uit te keren en dat daarom vanaf
het jaar 2013 wordt hersteld. Is hierbij ook een morele afweging gemaakt, zo vragen
de leden van de CDA-fractie. Ook in de jaren voor 2013 kunnen ouders recht gehad hebben
op kindgebonden budget. Kan de Staatssecretaris aangeven wat het eerste jaar is waarin
ouders onterecht geen kindgebonden budget kunnen hebben ontvangen? Klopt het dat de
onvolkomenheid pas speelt als er weer opnieuw recht is op kindgebonden budget na een
stopzetting en dat dit dus niet voor 2010 kan spelen?
De Staatssecretaris schrijft in de brief dat de uitbetaling van het onterecht niet
uitgekeerde kindgebonden budget geen doorwerking heeft naar andere toeslagen, maar
dat de nabetaling na ontvangst wel meetelt voor het vermogen. De leden van de CDA-fractie
gaan er dan ook vanuit dat het (latente) recht op kindgebonden budget dat de desbetreffende
ouders al die jaren gehad hebben, niet meetelt in box 3 en dus ook geen effect kan
hebben op het toetsingsvermogen voor de huurtoeslag. Deze leden vragen de Staatssecretaris
dit nadrukkelijk te bevestigen.
De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris hoe wordt beoordeeld aan welke
ouder het kindgebonden budget moet worden uitgekeerd. Wanneer de gezinssituatie sinds
2013 niet veranderd is, kan de Belastingdienst het kindgebonden budget zelf uitkeren.
Maar bij scheiden, overlijden, emigratie e.d. gaat de Belastingdienst nader onderzoek
doen. Klopt het dat het kindgebonden budget juridisch toekomt aan de ouder die de
kinderbijslag heeft aangevraagd? Kan de Belastingdienst nagaan door welke ouder de
kinderbijslag is aangevraagd? De leden van de CDA-fractie wijzen erop dat ouders recht
hebben op kindgebonden budget totdat de kinderen 18 jaar zijn en dat de aanvraag van
kinderbijslag dus meer dan 18 jaar geleden kan zijn. Deze leden vragen tevens wat
de gevolgen zijn voor het recht op kindgebonden budget wanneer één of beide ouders
zijn overleden, naar het buitenland zijn verhuisd of geen gezag meer hebben over het
kind.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de fractie van D66 danken de Staatssecretaris voor zijn verhelderende
brief over de ambtshalve toekenning van het kindgebonden budget.
Deze leden zijn blij dat de Staatssecretaris dit probleem samen met zijn collega van
SZW meteen bij de kop heeft gepakt en dat de ouders gecompenseerd worden. Wel hebben
zij nog een vraag. Welke checks en balances bouwt de Staatssecretaris in om dit soort
omissies in de toekomst te voorkomen?
II Reactie van de Staatssecretaris