2019D05314 LIJST VAN VRAGEN

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de Beleidsdoorlichting artikel 1, Openbaar bestuur en democratie, van de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Hoofdstuk VII) (Kamerstuk 30 985, nr. 31).

De voorzitter van de commissie, Ziengs

De adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx

Nr.

Vraag

   

1

Bent u voornemens om in het vervolg de provincies en gemeenten als medeverantwoordelijke voor het beleid te betrekken bij het onderzoek naar de doelmatigheid en mogelijke besparingsopties, zodat zinvolle uitspraken kunnen worden gedaan over het hele beleidsterrein? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe?

2

In hoeverre zijn de onafhankelijke deskundigen betrokken geweest bij de opzet van de beleidsdoorlichting? En indien zij zijn betrokken, wat was hun inbreng?

3

In hoeverre zijn evaluatie-instrumenten binnen Binnenlandse Zaken in ontwikkeling, die aansluiten op de hedendaagse bestuurlijke verhoudingen, met de hoeveelheid aan actoren en de samenhangen tussen de bestuurlijke verhoudingen en inhoudelijk beleid (zoals de decentralisaties)? In hoeverre passen beleidsdoorlichtingen als evaluatie-instrument daarbij?

4

In hoeverre liggen er SMART doelstellingen ten grondslag aan de nieuwe doelstelling van artikel 1, namelijk «Een goed functionerende democratie en een slagvaardig en weerbaar openbaar bestuur waar inwoners op kunnen vertrouwen»? Ligt daar een beleidstheorie aan ten grondslag? In hoeverre zijn er toetsbare normen en criteria beschikbaar voor dit beleidsartikel? Indien dit niet het geval is, in hoeverre bent u voornemens deze te ontwikkelen?

5

Indien er geen SMART doelstellingen ten grondslag liggen aan de nieuwe doelstelling van artikel 1, kunt u dan aangeven in hoeverre het mogelijk zal zijn de beleidsactiviteiten op dit gebied meer in een ondubbelzinnig, rationeel kader van doeleinden, middelen en effecten te vangen?

6

Hoe kijkt u aan tegen de uitspraak van de Raad van State dat er een centraliserende werking kan uitgaan van de invulling van uw stelselverantwoordelijkheid naar aanleiding van incidenten, zoals bijvoorbeeld de inperking van de eigenbijdrageregeling per 1 januari 2019?

7

Op welke wijze zal het gebruik van de kennisinfrastructuur, voor zover BZK die faciliteert, worden gemonitord?

8

Hoe beoordeelt u de toegankelijkheid van de kennisinfrastructuur en welke vruchten kunnen worden geplukt van het werken aan de toegankelijkheid voor De Staat van het Bestuur 2016?

9

Hoe kijkt u aan tegen de aanbeveling van prof. Gradus om te onderzoeken of de subsidie ten behoeve van de OGS niet beter kan worden ondergebracht bij beleidsartikel 7 Oorlogsgetroffenen en Herinnering Tweede Wereldoorlog van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport? De doelstellingen en activiteiten hebben volgens prof Gradus mogelijk een betere aansluiting op dat artikel en mogelijk kan hierdoor een beter zicht ontstaan op de doelmatigheid van deze subsidieverstrekking.

10

Op welke wijze worden de consequenties van de te lage bestemmingsreserves van OGS de komende jaren gemonitord? Op welke wijze wordt dat meegenomen bij het bepalen van de subsidieomvang?

11

Welke aanwijzingen zijn er om het plausibel te achten dat de inspanningen van de Minister van BZK positief hebben bijgedragen aan het functioneren van het openbaar bestuur?

12

Kan nader worden aangeduid in welke zin de rol van de Minister in de interbestuurlijke verhoudingen aan het functioneren van het openbaar bestuur heeft bijgedragen?

13

Hoe staat u tegenover de suggestie van prof. Gradus om het uitwerken van besparingsopties achterwege te laten bij beperkte bedragen, bijvoorbeeld minder dan € 10 mln.?

14

Hebt u de suggestie van prof. Gradus om het uitwerken van besparingsopties achterwege te laten bij beperkte bedragen, bv. minder dan € 10 mln. meegegeven aan de Minister van Financiën als verantwoordelijke voor het evaluatiestelsel? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen?

Naar boven