Niet-dossierstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 2019D03184 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 2019D03184 |
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over haar brief van 26 november 2018 over de beleidsdoorlichting van beleidsartikel 25 (Emancipatie) van de OCW-begroting (Kamerstuk 31 511, nr. 31).
De voorzitter van de commissie, Tellegen
Adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic
Nr. |
Vraag |
---|---|
1 |
Welke consequenties verbindt u aan de toezegging van uw ambtsvoorganger «om bij nieuwe benoemingen van haar eigen adviescolleges zorg te dragen voor evenredige vertegenwoordiging» 1? Onderkent u dat die toezegging ook de Kiesraad betrof? |
2 |
Wordt in zijn algemeenheid rondom arbeidsparticipatie onderzoek gedaan naar de motieven van vrouwen om minder te werken? Zo ja, zijn hier al resultaten over bekend? Zo nee, waarom niet? |
3 |
Welke uitgaven op andere begrotingen leiden ook (in-)direct tot bevorderen van arbeidsparticipatie van vrouwen, zoals kinderopvangtoeslag, uitbreiding van het partnerverlof en IACK2? Hoeveel budget is hier in totaal mee gemoeid? |
4 |
Kunt u toelichten hoe de reflectie van de externe experts door Regioplan is gewogen in hun oordeel over de onderbouwing van de beleidstheorie? Is Regioplan op onderdelen tot een ander oordeel gekomen dan uit de reflectie van de experts te verwachten is? Zo ja, op welke onderdelen? |
5 |
Waarom zijn er in verhouding veel externe experts van de Universiteit Utrecht geraadpleegd? |
6 |
Kunt u toelichten welke interactie er is geweest tijdens het proces van de beleidsdoorlichting tussen de externe experts en de onafhankelijk deskundige? |
7 |
Waar liggen de grenzen van de meetbaarheid van het emancipatiebeleid? |
8 |
Wat gaat u doen om te voorkomen dat een volgend onderzoek vastloopt op kwantitatieve gegevens? |
9 |
Kunt u toelichten waarom ervoor is gekozen niets over de «theories of change» van de allianties (die opgesteld zijn in 2017/2018 om in aanmerking te komen voor de subsidie) te vermelden in deze beleidsdoorlichting, die de periode 2014 – 2018 bestrijkt? |
10 |
Kunt u informatie delen over de «theory of change» per alliantie en hoe deze met elkaar samenhangen voor een optimaal resultaat? |
11 |
Kunt u aangeven in hoeverre, op basis van het huidige inzicht in de voortgang van de allianties, de ingeslagen weg van een hervorming van de subsidieregeling (het werken met allianties) als succesvol / geslaagd is te bestempelen (afgezet tegen de doelstelling: meer inhoudelijk sturen, partnerschappen, versnippering van middelen tegengaan en daardoor meer effectieve inzet)? |
12 |
Hebben de externe experts, die bij de beleidsdoorlichting zijn betrokken, ook een rol gehad om de «theories of change» van de allianties te toetsen in het licht van de doeltreffendheid van het emancipatiebeleid 2014–2018? |
13 |
Welke verschillende partijen werken samen in de allianties en vormen samen met OCW3 een strategisch partnerschap? |
14 |
Hoe wordt de Kamer op de hoogte gehouden van de tussentijdse gesprekken met ieder strategisch partnerschap gedurende de looptijd van de partnerschapsovereenkomst? |
15 |
In hoeverre bent u in gesprek met educatieve uitgevers over genderstereotypering in schoolboeken? Gebruiken educatieve uitgevers de vrije keuze van schoolboeken voor de scholen als excuus om deze stereotypering op zijn beloop te laten? |
16 |
In hoeverre bent u bereid met uw coördinerende, agenderende en aanjagende functie meer te sturen op proces én inhoud van het emancipatiebeleid? |
17 |
Deelt u de opvatting van Regioplan dat bij mainstreaming de focus moet liggen op het jonge kind, omdat daar de meeste winst te boeken is in het doorbreken van stereotype denkbeelden? |
18 |
Hoe gaat u meer inzicht krijgen in de inzet en opbrengst van gendermainstreaming? |
19 |
Kunt u specificeren in hoeverre gendermainstreaming in de periode 2014–2018 als effectief te beschouwen is en waarom? |
20 |
Hoe wordt de Kamer op de hoogte gehouden van de plannen, die worden gemaakt in samenwerking met de Minister van SZW4, over het stimuleren van de economische zelfstandigheid en financiële onafhankelijkheid van vrouwen? |
21 |
Op welke manier gaat u aandacht vragen voor het belang van rijksbreed gendersensitief beleid gericht op het tegengaan van geweld tegen vrouwen? |
22 |
Geeft de beleidsdoorlichting emancipatiebeleid, naast intensivering en aanpassing van beleid, ook aanleiding om met bepaalde beleidsmaatregelen te stoppen? |
23 |
Gaat het programma Veilige Steden alleen over de sociale veiligheid van vrouwen of ook over de sociale veiligheid van LHBTI5? |
24 |
Wanneer gaat het programma Veilige Steden van start? |
25 |
Welke steden doen mee aan het programma Veilige Steden? |
26 |
Wanneer kan het IBO6 deeltijd worden verwacht? |
27 |
Welke ideeën heeft u over het vormgeven van een integrale aanpak van een effectief gendersensitief beleid en welke rollen kunnen / moeten afzonderlijke partijen hierin spelen (andere departementen, gemeenten, VNG7 etc.)? |
28 |
Is het actieprogramma «Geweld hoort nergens thuis» (VWS8, J&V9 en VNG, april 2018) al een (goed) voorbeeld van effectief gendersensitief beleid? In hoeverre neemt men de afspraken van de Istanbulconventie (het Internationaal Verdrag van de Raad van Europa over de aanpak van geweld tegen vrouwen) hierin mee? |
29 |
Wat is de ambitie voor het verbeteren van de positie van vrouwen? |
30 |
Welke stappen zijn er al gezet bij de rijksbrede aanpak van gendersensitiviteit? Welke bijdrage gaat u hieraan leveren? |
31 |
Bent u bereid de Kamer direct te informeren over de uitkomst van de verkenning naar maatregelen waarmee het streefcijfer voor «vrouwen aan de top» alsnog kan worden behaald als er in 2019 te weinig voortgang is geboekt? |
32 |
Wat wordt er gedaan in de tijd tussen het moment dat de huidige decentralisatieuitkering Programma Economische Zelfstandigheid stopt en het moment dat er met de Staatssecretaris van SZW besproken wordt wanneer nieuwe effectieve inzet zal starten? |
33 |
Deelt u de opvatting van Regioplan dat DE10 meer zou kunnen sturen op de doorontwikkeling en verankeringsfase van We Can Young? |
34 |
Wat gaat u, naast gendermainstreaming, doen om genderstereotypering in het onderwijs te bestrijden? |
35 |
In hoeverre kan een integrale aanpak, vanuit de gezamenlijkheid van landelijke en lokale overheid, bijdragen aan een effectief gendersensitief beleid, bijvoorbeeld veiligheidsbeleid? |
36 |
Wanneer verwacht u met andere beleidsmaatregelen te komen om de economische zelfstandigheid van vrouwen te vergroten nu de huidige decentralisatieuitkering Programma Economische Zelfstandigheid niet wordt verlengd? |
37 |
Hoe gaat u meer inzicht krijgen in de inzet en opbrengst van gendermainstreaming? |
38 |
Worden er, nu de economische crisis achter ons ligt, nu wel (strakke) doelen geformuleerd ten aanzien van het aantal vrouwen dat economisch zelfstandig zou moeten zijn? Zo ja, hoe worden die doelen vastgesteld? |
39 |
Heeft het beleid rondom economische zelfstandigheid van vrouwen tot meer inzicht geleid in de motieven van niet-economisch zelfstandige vrouwen? Zo ja, kunt u deze toelichten? Zo nee, kunt u hier nader onderzoek naar doen? |
40 |
Vindt u het beleid rondom economische zelfstandigheid van vrouwen ook geslaagd als het ertoe leidt dat deze vrouwen meer bewust kiezen economisch afhankelijk te blijven? |
41 |
Is er in het huidige beleid rekening gehouden met het feit dat de maximale periode van één jaar bij een aantal gemeenten onvoldoende bleek? |
42 |
Hoe is de verhouding tussen mannen en vrouwen die solliciteren op topfuncties verdeeld? |
43 |
In hoeverre is de impact van de internationale #MeToo-discussie vast te stellen en los te zien van de impact die de beleidsinzet van DE heeft gehad om meer aandacht te vestigen op geweld tegen vrouwen en de veranderende opvattingen over seksuele omgangsvormen? Is de impact van de beleidsinzet hierdoor überhaupt te meten? |
44 |
Wat gebeurt er op dit moment aan structurele monitoring van de prevalentie van gendergerelateerd geweld? |
45 |
Waarom zijn de Regenboogsteden gelimiteerd tot de G50? |
46 |
Wat zijn de financiële en maatschappelijke gevolgen als het beleid rondom Regenboogsteden, inclusief de subsidie, ook opengesteld zou worden voor gemeenten die niet tot de G50 behoren? |
47 |
Zijn er gemeenten, die niet tot de G50 behoren, die hebben aangegeven graag volledig onderdeel uit te maken van het Regenboogstedenprogramma? |
48 |
Wat zijn de verschillen in lokaal LHBTI-beleid tussen Regenboogsteden uit de G50 en steden die zich op eigen initiatief hebben aangemeld als Regenbooggemeente maar geen financiële ondersteuning ontvangen? |
49 |
Waar wordt de financiële ondersteuning voor Regenboogsteden veelal voor ingezet? |
50 |
Op welke voorzieningen kunnen Regenboogsteden aanspraak maken? Wat moeten zij hiervoor doen? |
51 |
Wat gebeurt er op dit moment op het gebied van monitoring van gendersensitieve gezondheidszorg en het in beeld brengen van de praktijk van de gezondheidszorg op dat gebied? |
52 |
Wanneer kan de Kamer de uitgaven op de terreinen media, politiek, recht en leefvormen verwachten? |
53 |
Welke andere factoren maken het lastig om het beleid op de emancipatie en LHBTI-personen te isoleren? |
54 |
Wat is de reden dat er tegen het eind van de periode door de Minister opnieuw wijzigingen zijn aangebracht in de focus van DE? |
55 |
Hoe succesvol waren de geoperationaliseerde allianties rond de thema’s (naast het thema gezondheid)? Wordt dit in het vervolg herhaald? |
56 |
Wat wordt er in het vervolg gedaan om de nu nog ontbrekende concrete kwantitatieve doelstelling rond de meeste thema’s wel concreet te maken? |
57 |
Wat waren de signalen die werden ontvangen waarbij de nieuwe allianties verwachten bij te dragen aan minder versnippering en overlap tussen initiatieven? |
58 |
Kunt u toelichten waarom ervoor is gekozen om de onafhankelijke deskundige niet expliciet met naam en toenaam te noemen? |
LHBTI: lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen, transgender- en intersekse personen
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/nds-tk-2019D03184.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.