2019D00811

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 januari 2019

Hierbij reageer ik op de brief die de MBO Raad, JOB, de BVMBO en NRTO op 6 december hebben verzonden aan uw Kamer en mij. Op 13 december heeft u mij namens de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap verzocht om deze reactie.

In de gezamenlijke brief van 6 december geven de partijen aan blij te zijn dat er duidelijkheid komt over het meetellen van rekenen, maar vragen wel aandacht voor het invoeringsmoment. Zoals gecommuniceerd in de brief met de nieuwe lijn voor rekenen, is het voornemen dat voor alle studenten in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) die gaan starten met een nieuwe opleiding per studiejaar 2019–2020 de hoogte van het behaalde resultaat voor rekenen gaat meetellen voor het behalen van het diploma.1 Dit zou betekenen dat dit ook gaat gelden voor studenten in eenjarige opleidingen. In de brief geven de partijen aan dat dit veel studenten betreft, bijvoorbeeld omdat dit ook gaat gelden voor studenten die opstromen naar een hoger niveau of voor studenten die pas in het laatste jaar van hun opleiding een definitieve keuze maken voor het profiel waarin ze willen uitstromen. Daarom stellen de partijen dat er onvoldoende tijd is voor een zorgvuldig invoeringstraject, wat kan leiden tot onzorgvuldige examinering en/of foutieve diplomabeslissingen.

Zoals aangegeven in de brief van 9 november hecht ik aan het belang van rekenen voor deelname aan de samenleving, het succesvol kunnen deelnemen aan vervolgonderwijs en het kunnen uitoefenen van veel beroepen. Bij dat belang hoort dat er in elke mbo-opleiding aandacht wordt besteed aan rekenen, examinering die hierbij aansluit en het evenwichtig meetellen van het behaalde resultaat op dit examen voor het behalen van het diploma. Om de aandacht voor rekenen te borgen heb ik gekozen voor een ambitieuze invoeringstermijn.

Echter, ik begrijp de zorgen die door de MBO Raad, JOB, de BVMBO en de NRTO naar voren worden gebracht. De uitdaging die op het mbo afkomt is fors. Mbo-scholen zullen studenten goed moeten voorlichten, rekenexamens moeten ontwikkelen en bepalen hoe en waar ze deze willen afnemen. Dit is een opgave die erbij komt, naast andere ontwikkelingen met grote impact zoals de uitvoering en examinering van de keuzedelen, het werken aan het verbeteren van doorlopende leerlijnen en het zetten van volgende stappen in het spelen van een rol in het thema leven lang ontwikkelen.

Daarom wil ik graag tegemoetkomen aan de zorgen die zijn geuit vanuit de partijen die de brief hebben gestuurd. Ik zal dat doen door de invoering voor het mbo zo te regelen, dat rekenen meetelt voor alle studenten die starten in het studiejaar 2019–2020 en het diploma behalen in het studiejaar 2020–2021 of daarna. Dat betekent dus dat voor studenten die in het studiejaar 2019–2020 starten met een eenjarige opleiding de hoogte van het behaalde resultaat nog niet meetelt voor het behalen van het diploma. Zij moeten wel een rekenexamen afleggen. Hiermee wordt de invoering voor het mbo en het voortgezet onderwijs ook meer gelijkgetrokken, omdat over de hele linie dan in het studiejaar 2020–2021 de eerste leerlingen en studenten het diploma gaan behalen waarvoor rekenen volwaardig mee heeft geteld. Dit geeft de mbo-scholen ook extra tijd om zich voor te bereiden op het vergroten van het beroepsgerichte karakter van het onderwijs en de examinering van rekenen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
1

Kamerstuk 31 332, nr. 88.

Naar boven