2018D61249 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

In de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestond bij enkele fracties de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de brief inzake Toezeggingen gedaan tijdens het debat over uitkeringsfraude met de WW door arbeidsmigranten op 11 oktober 2018 (Kamerstuk 17 050, nr. 565).

De voorzitter van de commissie, Rog

De adjunct-griffier van de commissie, Sjerp

Inhoudsopgave

blz.

     

I.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

II.

Reactie van de Minister

5

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de schriftelijke beantwoording van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, alsmede zijn gedane toezeggingen tijdens het debat van 11 oktober 2018, en maken de wens kenbaar hier enkele kritische vragen over te stellen.

Uitkeringsfraude is een klap in het gezicht van hardwerkende Nederlanders en moet streng maar rechtvaardig worden aangepakt. De regering pakt naar de mening van deze leden helaas niet door bij de aanpak van uitkeringsfraude door arbeidsmigranten. Hierdoor loopt het vertrouwen in de sociale zekerheid bij veel mensen een deuk op. Dit is funest voor de houdbaarheid van onze verzorgingsstaat en moet worden hersteld.

Is de Minister bereid ervoor te zorgen dat buitenlandse uitkeringsfraudeurs worden opgepakt, zij het fraudebedrag tot de laatste cent terugbetalen plus bestuurlijke boete? Dat er eventueel beslag wordt gelegd op bezittingen in binnen- en buitenland, de fraudeurs na betaling het land worden uitgezet en voor het leven worden uitgesloten van de Nederlandse sociale zekerheid?

Is de Minister bereid het aantal arbeidsmigranten en daarmee de kans op fraude met onze sociale zekerheid te beperken door tewerkstellingsvergunningen in te voeren?

Is de Minister daarnaast bereid ervoor te zorgen dat op geen enkele manier Nederlandse wetgeving zal worden aangepast of Europese regelgeving zal worden geïmplementeerd waardoor een arbeidsmigrant na 1 dag werken in Nederland direct recht krijgt op Nederlandse WW?

Is de Minister voorts bereid betrokken bestuurders van het UWV-debacle waarbij arbeidsmigranten massaal uitkeringsfraude konden plegen alsnog ter verantwoording te roepen en indien nog betrokken bij het UWV direct te ontslaan?

Is de Minister tenslotte bereid ervoor te zorgen dat het ministerssalaris van de heer Bruins (die bij UWV verantwoordelijk was voor het jarenlang wegkijken waardoor arbeidsmigranten massaal fraude konden plegen met de WW) minimaal te halveren?

Tot slot stellen vragen de leden van de PVV-fractie hoe het staat met de uitvoering van de aangenomen motie van het lid De Jong (Kamerstuk 17 050, nr. 557) welke de regering verzoekt ervoor te zorgen dat bij de aanvraag van een WW-uitkering standaard gecontroleerd wordt of de aanvrager recht heeft op een WW-uitkering.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben nog enkele vragen over de toezeggingen die zijn gedaan tijdens het debat over uitkeringsfraude met de WW door arbeidsmigranten. Zij vragen of bij het breed extern onderzoek naar misbruikrisico’s ook de mogelijke rol van werkgevers in specifieke sectoren wordt meegenomen, zoals in de uitzendsector. Daarnaast vragen genoemde leden of bij het onderzoek naar capaciteit voor handhaving bij het UWV ook zal worden gekeken naar de mogelijkheid van een businesscase voor extra handhaving en wanneer deze resultaten kunnen worden verwacht.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben de volgende vragen en opmerkingen naar aanleiding van de brief van de Minister van 22 oktober 2018.

Naar aanleiding van de motie Jasper van Dijk. De leden van de SP-fractie vragen in welke mate het «plaatsen in historisch perspectief» van het leidend maken van de BRP invloed heeft op de uitvoering van de aangenomen motie van het lid Jasper van Dijk (SP), waarbij gevraagd wordt om volledig over te gaan op de BRP (Kamerstuk 17 050, nr. 550).

Naar aanleiding van de registratie van tussenpersonen. Genoemde leden vragen of in het kader van de registratie van tussenpersonen er ook gekeken kan worden naar de mogelijkheid en effecten van het in het geheel niet toestaan van tussenpersonen en alleen het (blijven) toestaan van ondersteuning van de aanvrager.

Naar aanleiding van verwijtbaarheid werkloosheid. Deze leden vragen of niet alleen de informatie uit het systeem van het UWV betrokken wordt om verwijtbaarheid te controleren, maar ook het verifiëren daarvan bij de werkgever.

Naar aanleiding van de cultuur bij het UWV. De leden van de SP-fractie vragen of bij het cultuuronderzoek niet alleen gekeken wordt naar een relatie tussen de cultuur en de WW fraude, maar direct ook breder naar de cultuur en welke effecten de interne cultuur heeft op de dienstverlening va het UWV in algemene zin.

Naar aanleiding van de verkeerde prikkels uitzendbranche. Is de Minister bereid om zowel een feitenonderzoek te doen naar de relatie van contractduur en -soort en WW fraude, als ook een kwalitatief onderzoek op basis van interviews naar beweegredenen onder zowel intercedenten als werknemers?

Vragen en opmerkingen van de leden van de 50PLUS-fractie

De leden van de 50PLUS-fractie hebben naar aanleiding van de brief van de Minister van 22 oktober 2018 de volgende vragen en opmerkingen

  • 1. Tot en met 2008 waren er slechts 485 Polen ingestroomd in de WW. Dat aantal is in de jaren daarna fors toegenomen. Is dat ook het geval bij arbeidsmigranten van andere Europese nationaliteiten? Kan een overzicht worden gegeven van de ontwikkeling van het aantal WW-uitkeringen aan arbeidsmigranten, naar nationaliteit, per jaar, in de jaren 2008–2018?

  • 2. Over de periode 2011–2018 is € 2,4 miljoen teruggevorderd aan WW-fraude door arbeidsmigranten. Het gaat om 692 terugvorderingen. Er was in dezelfde periode sprake van 1015 boetes. Hoeveel WW-fraude gevallen door arbeidsmigranten (2008- 2018) zijn er in totaal bekend over deze periode, welk bedrag was hiermee gemoeid (uitkering en boete) en hoe hoog ligt het invorderingspercentage bij deze specifieke WW-fraude door arbeidsmigranten?

  • 3. De directie handhaving binnen UWV, belast met het opsporen van fraude en het onderzoeken van fraudesignalen heeft in 2017 een capaciteit van 400 fte. Hoeveel terugvordering en boete ter zake van WW-fraude heeft deze inzet in dat jaar opgeleverd? Kan een overzicht worden gegeven worden, per jaar – over terugvorderingen en boetes (bedrag per jaar) over de jaren 2008–2018, alsmede – per jaar – het hiervoor beschikbare aantal fte’s, specifiek belast met onderzoeken van fraudesignalen en het opsporen van fraude met WW-uitkeringen?

  • 4. Jaarlijks worden keuzes gemaakt over het zo efficiënt en effectief mogelijk inzetten van beschikbare handhavingscapaciteit. Het totaal teruggevorderde bedrag (uitkering en boete) aan WW-fraude door arbeidsmigranten in de periode 2011–2018 bedraagt € 2,4 miljoen. Is bekend hoeveel fte’s zijn ingezet voor het bereiken van dit resultaat? Kan er een uitspraak worden gedaan over de effectiviteit van de handhaving voor wat betreft deze specifieke vorm van WW-fraude?

  • 5. Kan er een uitspraak worden gedaan over de effectiviteit van de handhavingsinspanning (relatie fte-inzet en resultaat van opsporing en boete-oplegging en invordering) ten aanzien van WW-fraude in totaal?

  • 6. Wordt WW- en bijstandsfraude door mensen die in Nederland zijn / Nederlander zijn beter en effectiever opgespoord en met meer succes vervolgd dan fraude door arbeidsmigranten?

  • 7. Vragen over het melden van fraude door het UWV aan het Openbaar Ministerie:

    • Welke soort fraudezaken meldt het UWV aan het Openbaar Ministerie?

    • Gebeurt het melden van fraude op systematische wijze door het UWV, bijvoorbeeld aan de hand van werkafspraken of een protocol?

    • Hoeveel fraudezaken meldt het UWV jaarlijks bij het Openbaar Ministerie, in de periode van de afgelopen vijf jaar? Graag een uitsplitsing naar meldingen van fraude van meer dan 50.000 euro, meldingen van georganiseerde fraude en eventueel overige te onderscheiden categorieën.

    • Betreft het ook meldingen vanuit het UWV over tussenpersonen die verdacht worden van georganiseerde fraude? Zo ja, hoe vaak gebeurde dat de afgelopen vijf jaar? Zo nee, waarom niet?

  • 8. De Minister meldde bij het debat van 11 oktober jl. dat met het Openbaar Ministerie besloten is dat buitengewoon opsporingsambtenaren van het UWV zelf bij het vermoeden van het aannemen van een valse identiteit een strafrechtelijk onderzoek kunnen gaan doen.

    • Welke afspraken zijn precies gemaakt tussen het Openbaar Ministerie en het UWV? Welke soort activiteiten gaan de buitengewoon opsporingsambtenaren van het UWV uitvoeren? Is er sprake van een overheveling van taken van het Openbaar Ministerie naar het UWV?

    • Op grond van welke overwegingen zijn deze afspraken gemaakt?

    • Op grond van welke regelgeving gaat het UWV naast bestuursrechtelijke aanpak, nu strafrechtelijk onderzoek doen?

  • 9. Is er sprake van internationale opsporing bij internationale uitkeringsfraude? Met welke internationale (opsporings)organisaties wordt er samengewerkt door het UWV en Openbaar Ministerie?

  • 10. Kan er een vergelijkende beschrijving worden gegeven van de internationale opsporing bij toeslagenfraude en de internationale opsporing van uitkeringsfraude?

  • 11. Wordt verwacht dat het aangenomen voorstel van het Europees Parlement om voor EU-werknemers een recht op uitkering te geven na één dag werken, zal leiden tot toenemend «uitkeringstoerisme», en WW-fraude door arbeidsmigranten juist weer in de hand kan gaan werken? Zal de regering blijven inzetten op een «wachttijd» van bij voorkeur zes maanden? Welke mogelijkheden ziet de regering nog om dit doel te bereiken of in ieder geval dit streven kracht bij te blijven zetten?

  • 12. Tijdens het plenaire debat van 11 oktober jl. sprak de Minister over de aansturingsrelatie tussen het UWV en het Ministerie van SZW. In de brief van 22 oktober jl. van de Minister van SZW komen de verbeteringen in de sturingsrelatie, niet meer aan de orde, met uitzondering van de opmerking over een betere informatievoorziening in een jaarlijkse signalenbrief.

    • Kan de Minister de huidige sturingsrelatie beschrijven?

    • Kan de Minister aangeven op welke punten de sturingsrelatie is en wordt aangepast?

    • Kan de Minister aangeven welke verbeteringen dat op zal leveren in de aansturing van het UWV, naast de genoemde betere informatievoorziening aan de Kamer?

    • Uit de evaluatie van de Kaderwet ZBO van mei 2018 bleek dat er enige huiver is om «in termen van «sturing», «eigenaarschap» en «opdrachtgeverschap» over de aansturing van zbo’s te spreken omdat dit afbreuk zou kunnen doen aan de zelfstandigheid die aan zbo’s eigen is.» Geldt dit ook voor de aansturing van het UWV? Kan de Minister aangeven hoe volgens hem de ideale aansturingsrelatie met het UWV eruit ziet?

  • 13. Kan een overzicht worden geven hoe vaak het Openbaar Ministerie wel en hoe vaak niet tot strafrechtelijke vervolging is overgegaan bij het vermoeden van fraude op grond van de Aanwijzing sociale zekerheidsfraude? Kunnen deze gegevens per jaar over periode van de afgelopen vijf jaar, worden uitgesplitst naar soort fraude.

  • 14. Klopt het dat het Openbaar Ministerie op grond van de Aanwijzing sociale zekerheidsfraude geen tussenpersonen vervolgt voor fraude? Zo ja, hoe vaak gebeurde dat de afgelopen vijf jaar? Zo nee, waarom niet?

  • 15. Klopt het dat het Openbaar Ministerie tussenpersonen kan vervolgen op verdenking van bijvoorbeeld valsheid in geschrifte en/of oplichting? Zo ja, hoe vaak worden tussenpersonen vervolgd door het Openbaar Ministerie, buiten de Aanwijzing sociale zekerheidsfraude?

II. Reactie van de Minister

Naar boven