2018D55413 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de Ontwerpministeriële regeling ter wijziging van de Uitvoeringregeling Gaswet en de Mijnbouwregeling ter uitvoering van het wetsvoorstel betreffende het minimaliseren van de gaswinning uit het Groningenveld (Kamerstuk 34 957).

De voorzitter van de commissie, Diks

De adjunct-griffier van de commissie, Jansma

Inhoudsopgave

blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

II

Antwoord / Reactie van de Minister

8

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de ministeriële regeling houdende wijziging van de uitvoeringsregeling Gaswet en van de Mijnbouwregeling in verband met het stellen van regels met betrekking tot het Groningenveld. Hierover hebben deze leden nog vragen.

De leden van de CDA-fractie staan volledig achter het doel van de wet, te weten de gaswinning uit het Groningenveld minimaliseren en zo snel mogelijk beëindigen. Ten algemene vragen deze leden in hoeverre het voorliggende ontwerp-instemmingsbesluit Groningen gasveld voor het gasjaar 2018–2019 afwijkt van de regels als gesteld in de voorliggende uitvoeringsregeling en de wijziging van de Gaswet en van de Mijnbouwwet betreffende het minimaliseren van de gaswinning uit het Groningenveld.

In de toelichting van de ministeriële regeling staat dat op een later moment, voordat de eerste operationele strategie voor het gasjaar 2019/2020 wordt vastgesteld, nadere regels worden gesteld over het monitoren, analyseren en rapporteren van gegevens. De leden van de CDA-fractie willen de Minister eraan herinneren dat het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) bij de wetswijziging nadrukkelijk heeft aanbevolen dat er nadere invulling komt van het Meet- en Regelprotocol in onderliggende regelgeving (Bijlage bij Kamerstuk 34 957, nr. 3). Op welke termijn verwacht de Minister deze nadere regels op te nemen in de ministeriële regeling en voor te leggen aan de Kamer? Wordt over deze nadere regels advies ingewonnen van het SodM? Is de Minister bereid dit advies van het SodM aan de Kamer te doen toekomen?

De leden van de CDA-fractie lezen dat er een minimuminzet van de conversiecapaciteit van 85% wordt gesteld. Deze leden juichen het toe dat de inzet van conversiecapaciteit nog hoger kan zijn. Hoe wordt er mee omgegaan om deze inzet zo hoog mogelijk te krijgen? Rapporteert Gasunie hierover maandelijks en over het gehele jaar rapporteert? Is het mogelijk de Kamer over deze inzet te informeren?

De leden van de CDA-fractie vragen of de graaddagensystematiek al toegepast wordt voor het ontwerpbesluit voor het gasjaar 2018–2019. Zo ja, zal dat op dezelfde wijze als neergelegd in de voorliggende ministeriële regeling geschieden? Deze leden vragen of als er dit jaar een warmere dan gemiddelde winter is, dan ook minder gas gewonnen zal worden. Zo nee, waarom niet?

De leden van de CDA-fractie vragen of in de voorliggende regeling het advies van het SodM (Bijlage bij Kamerstuk 34 957, nr. 3) is opgevolgd dat het SodM de toegestane maandelijkse afwijkingen in de productie ten opzichte van een gemiddeld jaar vast kan stellen. Zo ja, kan de Minister toelichten op welke wijze dat is gedaan?

De leden van de CDA-fractie lezen dat ingezet wordt op het zo spoedig mogelijk versterken van de gebouwen die niet aan de veiligheidsnorm voldoen, waarbij een zorgvuldig proces met betrokken bewoners en eigenaren wordt doorlopen. Kan de Minister van het versterkingsproces de huidige stand van zaken (aantal versterkte gebouwen, lopende gesprekken, geïnformeerde bewoners) geven?

De leden van de CDA-fractie lezen in de beantwoording van de feitelijke vragen betreffende de begroting van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat van het jaar 2019 dat er meer concrete afspraken met bedrijven over ombouw en, of verduurzaming nodig zijn om tot het gewenste tempo te komen van de afbouw van het gebruik van laagcalorisch gas door grootgebruikers. Kan de Minister aangeven hoe het staat met het onderzoek naar de mogelijkheid om een verplichting voor omschakeling aan bedrijven op te kunnen leggen, zodat indien de gehoopte voortgang uitblijft voorbereidingen voor verdere stappen gereed zijn?

De leden van de CDA-fractie vragen naar de voortgang van de instelling van een commissie van Wijzen voor een waardecompensatieregeling ter vervanging van de bestaande regeling van NAM naar aanleiding van de gerechtelijke uitspraak (ECLI:NL:GHARL:2018:618). Op welke termijn verwacht de Minister dat er een nieuwe regeling kan zijn? Deelt de Minister de mening dat gezien het feit dat de uitspraak uit januari dateert er snel voortgang gemaakt moet worden?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van voorliggende regeling en hebben daar nog enkele vragen over.

De leden van de D66-fractie vragen wanneer verwacht wordt dat nadere regels worden gesteld over het monitoren, analyseren en rapporteren van gegevens.

De leden van de D66-fractie vragen of nog ergens wordt gecontroleerd of de raming van de benodigde hoeveelheid laagcalorisch gas opgesteld door de netbeheerder realistisch is.

Hoe vordert de bouw van de stikstofinstallatie in Zuiderbroek? Verloopt de bouw volgens planning? In hoeverre bestaat de kans dat de installatie eerder af is dan 2022? Wat zijn de mogelijkheden van de Minister voor het stellen van consequenties indien NAM zich niet houdt aan de operationele strategie?

De leden van de D66-fractie vragen wat er gebeurt als beoordeeld wordt dat het tempo van de versterking onvoldoende is.

De leden van de D66-fractie vragen wat de stand van zaken is betreffende de veiligheidsinschatting van de gebouwen die niet tot de meest risicovolle groep behoren, die ook in het advies van de Mijnraad worden genoemd. Wanneer verwacht de Minister meer duidelijkheid te kunnen geven over deze groep?

De leden van de D66-fractie vragen of de datum van 1 februari niet te vroeg in het jaar ligt voor Gasunie Transport Services B.V. (GTS) om door te moeten doorgeven wat de verwachtte raming is voor het volgende gasjaar, gelet op de snelle afbouw van het gebruik van laagcalorisch gas de komende jaren. Wordt de raming dan niet elke keer te hoog ingeschat? Hoe is het amendement Jetten c.s. over motivering van het zwaarwegend belang van de veiligheidsrisico's voor omwonenden (kamerstuk 34 957, nr. 25) hierin meegenomen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het concept van de ministeriële regeling betreffende het minimaliseren van de gaswinning uit het Groningenveld en hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen in het algemeen of de Minister van mening is dat met deze regeling de veiligheid van de Groningers maximaal wordt geborgd. Zijn er mogelijkheden onbenut gelaten om hiervoor zorg te dragen?

Deze leden hebben tegen de wet Minimalisering gaswinning Groningen gestemd en constateren dat er bij de betrokkenen en in de samenleving veel onrust bestaat over deze wet. Gezien deze zorgen is het van groot belang dat alle betrokkenen zo goed mogelijk worden geconsulteerd over deze regeling. Is er met belangenorganisaties en medeoverheden gesproken over deze regeling?

De leden van de GroenLinks-fractie wijzen erop dat middels het amendement-Van der Lee c.s. (Kamerstuk 34 957, nr. 27) het Meet- en Regelprotocol is behouden en bij ministeriële regeling nadere worden regels gesteld. In welke regeling worden deze regels precies gesteld? Waarom is dit niet verwerkt in de regeling die nu voorligt?

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de rol van de gasopslag in Norg moet worden omschreven, maar de gasopslag in Grijpskerk wordt niet genoemd. Krijgt deze gasopslag een grotere rol wanneer er een stikstoffabriek is gebouwd? Zo ja, moet de rol van deze gasopslag dan ook niet worden genoemd?

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er in de regeling nadere regels worden gesteld rondom de operationele strategie. In hoeverre zijn de mogelijke maatregelen om bodembeweging te beperken en de risico’s te beperken verplicht? Kan het zijn dat bij de vaststelling er minder wordt geëist op het gebied van risicobeperking en veiligheid dan de vergunningshouder bij machte is te doen?

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat in artikel 52d, tweede lid, van de wet staat dat nadere regels worden gesteld over de invulling van de veiligheidsnorm van 10–5. In de regeling staat een uitgebreidere beschrijving van deze norm, maar worden geen nadere regels gesteld. Op welke manier wordt deze veiligheidsnorm geborgd?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP hebben kennisgenomen van de ontwerp-ministeriële regeling betreffende het minimaliseren van de gaswinning. Daarin lezen zij veel maatregelen die getroffen worden om de gaswinning uit Groningen omlaag te kunnen brengen door onder andere stikstof toe te voegen. Ook lezen zij hoe de winning anders verdeeld zal worden over de velden om te proberen het risico op bevingen te verlagen.

De leden van de SP-fractie lezen dat het veiligheidsniveau in het Groningse aardbevingsgebied hetzelfde moet zijn als in de rest van Nederland. In de uitwerking valt te lezen dat een veiligheidsnorm van Groningers tijdelijk tussen de 10–4 en 10–5 geaccepteerd wordt. Waarom wordt dit verhoogde risico tijdelijk aanvaard? Wat bedoelt de Minister met tijdelijk? Wanneer is dit verhoogde risico uiterlijk beëindigd? Doet de Minister echt alles om de veiligheid van Groningers gelijk te stellen aan de veiligheid van de Nederlanders buiten het risicogebied? Stelt de Minister het verhoogde risico op overlijden voor meerdere mensen door sterke aardbeving gelijk aan het verhoogde risico op een koude woning en slechtere economische resultaten door niet aan leveringsbehoefte te voldoen? Of maakt de Minister het overlijden van meerdere Groningers zelfs ondergeschikt aan het economische belang? Laat de Minister het belang van de leveringszekerheid zwaarder wegen dan het belang van veiligheid, gevoel van veiligheid en herstel van vertrouwen, terwijl de Raad van State juist hierom het vorige winningsplan in 2017 vernietigde?

De leden van de SP-fractie vragen ook welke van de 170 bedrijven die veel gas gebruiken een veiligheidsrisico vormen als ze moeten worden afgeschakeld. Welke risico’s voor de veiligheid zijn dit dan? Welk risico heeft het sluiten van een steen- en dakpanfabriek op de volksgezondheid? Welke risico’s zijn er in dat opzicht bij het sluiten van fabrieken in de glas- en metaalsector, zuivel en glastuinbouw? Heeft het sluiten van die fabrieken ook een verhoogd risico voor omwonenden of werknemers? Wordt de veiligheidsnorm van 10–4 daar ook geaccepteerd?

Minder gaswinning leidt tot verhoging van die veiligheid, zo lezen de leden van de SP-fractie. Deze leden vragen de Minister waarom hij niet zorgt voor het sneller afkicken van de gasverslaving bij bedrijven. Kan de Minister zijn invloed niet gebruiken om bedrijven te dwingen snel van het gas af te gaan? Waarom wil de Minister deze bedrijven niet financieel straffen voor de tegenwerking?

De leden van de SP-fractie vragen tot welk niveau er gas gewonnen mag worden. Kan de Minister bevestigen dat er bij een koude winter 25,5 miljard Nm3 gewonnen mag worden? En dat daar nog 1,5 miljard Nm3 bovenop gewonnen mag worden? Klopt het dus dat er bij een koude winter mogelijk bijna net zoveel gas gewonnen zal worden als in 2016? Is de Minister bereid een productieplafond van 19,4 miljard Nm3 in te stellen? Zo nee, waarom niet?

De leden van de SP-fractie lezen dat het veiligheidsrisico van de Groningers ook wordt verlaagd door de versterking. Kan de Minister bevestigen dat het grotendeels stopzetten van de versterkingsoperatie gedurende acht maanden, het veiligheidsrisico van de Groningers heeft verhoogd?

De leden van de SP-fractie merken op dat de nieuwe methode om te bepalen welk gebouwen een verhoogd risico hebben op advies van de Mijnraad bepaald wordt door het HRA-model. Verklaart dit model overige gebouwen veilig? Waarom laat de Minister het NPR-model vallen? Welke belangen zitten daar achter? Hoe zit het met de vele gebouwen die voorheen zijn geïnspecteerd, onveilig zijn bevonden en nu niet uit het HRA-model komen? Hoe zit het met gebouwen die uit het HRA-model als veilig komen maar dat in werkelijkheid niet zijn (zoals 2-onder-1-kap-woningen waarvan de één als veilig en de ander als onveilig uit het HRA-model komt)? Waarom neemt de Minister de berekeningswijze van het risico over van het hooglerarenpanel? Waarop heeft dit panel de berekeningen gebaseerd? Waarom laat de Minister de veiligheid van de Groningers over aan kansberekening? Is het HRA-model boven elke twijfel verheven?

De leden van de SP-fractie vragen of de Minister bereid is om de regie van de versterking aan de regio over te laten en te zorgen dat ze ook bijbehorende middelen krijgen, zodat in Groningen het veiligheidsbelang en het maatschappelijk belang zo snel mogelijk gelijkwaardig zal zijn aan de rest van Nederland. Ook vragen deze leden wat de risico’s zijn voor gebouwen en omwonenden rondom de clusters waar met het nieuwe winningsplan meer gas gewonnen gaat worden. Kan de Minister aangeven waarom hij de problemen niet oplost, maar ze gaat uitbreiden? Waarom gaat de Minister met de kennis die hij nu heeft, bewust meer gas winnen te zuiden van het bevingsgebied, te weten Westerveld? Wie gaat de gevolgen in de gaten houden? Is er sprake van een nulmeting? Hoe is het geregeld met de schadeafhandeling daar? Hebben de mensen in die regio dezelfde rechten als de Groningers? Geldt bijvoorbeeld de omgekeerde bewijslast?

De leden van de SP-fractie vragen of de Minister een plan heeft in het geval van een zware aardbeving. Welke bedrijven worden als eerste afgeschakeld? Welke bedrijven kunnen niet afgeschakeld of stilgelegd worden? Kortom: Is er een afschakelplan in geval van een ramp? Als een dergelijk plan nog niet gereed is, betekent dit dat ook na een ramp in Groningen de gaswinning door gaat? Waarom kan zo’n afschakelplan niet in gang gezet worden bij koud weer, zodat de gaswinning dan niet omhoog hoeft en de veiligheid van de Groningers dus niet ondergeschikt gemaakt wordt aan economische belangen?

De leden van de SP-fractie vragen of de Minister het eens is met het SodM, de provincie Groningen en professor Bröring dat leveringszekerheid niet verbonden zou moeten zijn aan het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, en de veiligheid van omwonenden wel.

De leden van de SP-fractie hebben ook kennisgenomen van het feit dat de NAM risico’s zoveel mogelijk zal beperken. Zij maken zich echter grote zorgen over deze en andere beloften van de NAM. De NAM heeft beloften te vaak gebroken, aldus deze leden.

Verder maken deze leden zich grote zorgen over de gevolgen van de gezondheid van veel Groningers. Heeft de Minister kennis over wat stress met het lichaam doet en dat er veel wetenschappelijk onderzoek is naar lichamelijke en psychische gevolgen van een continu te hoog cortisolgehalte in het lichaam? Hoe kan de Minister dit aspect in het benoemen van subjectieve veiligheid totaal negeren?

De leden van de SP-fractie vragen tevens hoe het met de aansprakelijkheid geregeld is, nu de Minister de NAM verplicht een bepaalde strategie te voeren. Waarom stelt de Minister een minimaal gaswinningsniveau? Kan de NAM dan de aansprakelijkheid niet bij de staat leggen?

Waar is precies geregeld dat de aansprakelijkheid bij de NAM blijft? Hoe is dat geregeld? Kan de Minister alle garanties openbaar maken?

Voor de leden van de SP-fractie is dit stuk zeer lastig te lezen, ondanks dat zij toch aardig in de materie zitten. Gaat de Minister de bedoelingen van de regelingen waar het nu over gaat, in begrijpelijke taal voor de inwoners van Nederland openbaar maken?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Uitvoeringsregeling Gaswet en de Mijnbouwregeling in verband met het stellen van regels met betrekking tot het Groningenveld. Zij hebben hierbij enkele vragen.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat er voortdurend wordt getoetst aan de 10–5 norm, die uitgaat van de kans op het verlies van leven. Materiële schade is echter ook relevant, soms zal van tevoren versterken in plaats van achteraf vergoeden van schade niet alleen efficiënter zijn, maar ook de mensen die het betreft meer gemoedsrust geven. Hoe wordt hiermee omgegaan? Wordt voorts ook jaarlijks getoetst hoe de winning verder geminimaliseerd kan worden, onder andere door export versneld te verminderen? Wat is er gedaan met de door ENGIE aangereikte mogelijkheden hiertoe?

Waarom is voor de categorieën eindafnemers aangesloten bij de capaciteit van de aansluiting? Waarom is niet de functie van de eindafnemer als criterium gebruikt? Is 40 m3 aansluiting niet te arbitrair? Hoe wordt omgegaan met mogelijke onredelijke gevolgen van deze arbitraire richtlijn?

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de concept ministeriële regeling betreffende minimaliseren gaswinning uit het Groningenveld.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat in de regeling is bepaald dat de NAM jaarlijks een analyse maakt van het aantal gebouwen dat niet voldoet aan de norm voor het individuele aardbevingsrisico, inclusief toezicht van het SodM en TNO op een juiste en onbevooroordeelde toepassing van de analyse. Tegelijkertijd moet op de kortst mogelijke termijn het model in publiek beheer komen. Waarom is het niet mogelijk om dit al in de huidige regeling publiek te borgen, zodat de NAM uit dit proces kan worden gehaald?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen meer toelichting op de verdeling van de winning over de clusters in volume en tijd. Hoe wordt specifiek per cluster bepaald wat de risico’s zijn op bodembeweging en hoe wordt de veiligheid van bewoners geborgd? Hoe wordt vooraf in kaart gebracht wat de risico’s zijn van een verschuiving van de winning naar andere clusters en hoe wordt bepaald wat de beste verdeling is? Eerder werd bekend dat een lichte verhoging van het risico op aardbevingen in het zuiden van het gasveld mogelijk is. Op welke manier wordt voorkomen dat veiligheidsrisico’s worden verschoven naar andere clusters, bijvoorbeeld vanwege het sluiten van de Loppersumclusters? Bovendien kan een verschuiving naar het zuiden en zuidwesten van de winning zorgen voor meer seismische risico’s in Noord-Drenthe. Hoe worden de risico’s en gevolgen van gaswinning voor deze regio gemonitord en meegewogen in het besluit over de operationele strategie en verdeling over de clusters?

Vragen en opmerkingen van de leden van de 50PLUS-fractie

De leden van 50PLUS-fractie danken voor de toezending van de concept-ministeriële regeling betreffende het minimaliseren van gaswinning uit het Groningenveld. Deze leden hebben nog wel enkele vragen hierover.

In paragraaf 3.1.2 van de toelichting wordt het volgende gesteld: «Voor grootverbruikers (bedrijven) zal er meestal niet direct sprake zijn van een acuut veiligheidsrisico, echter onbekend is voor welke vitale/kritieke systemen er gas wordt gebruikt met kans op veiligheidsrisico’s». Deze leden stellen zich op het standpunt dat het belangrijk is hier wel degelijk een beeld van te hebben. Een inventarisatie zou dan ook op zijn plaats zijn. Deze leden zouden graag een reactie van de Minister hierop willen hebben, en vragen of hij hiertoe bereid is.

In paragraaf 3.2.2 wordt gesteld dat het cluster Loppersum nog benoemd wordt, ondanks het feit dat de gaswinning in dit cluster is stilgelegd. Dit is natuurlijk niet voor niets gebeurd. Wordt hiermee de mogelijkheid opengehouden dat Loppersum nog wel degelijk zal worden ingezet voor gaswinning?

In paragraaf 3.2.2 wordt gesteld dat er één of meerdere voorstellen gedaan worden voor verdeling van de gaswinning uit het genoemde veld. Wie neemt de beslissing welk scenario wordt gevolgd, en op welke gronden?

In paragraaf 3.2.3 wordt het volgende gesteld: «In de regeling is bepaald dat NAM jaarlijks een analyse maakt van het aantal gebouwen dat niet voldoet aan de norm voor het individuele aardbevingsrisico. Deze analyse wordt gemaakt op basis van de dreigings- en risicoanalyse en geeft een beeld van het aantal gebouwen in het aardbevingsgebied dat nog niet voldoet aan de door het kabinet gehanteerde veiligheidsnorm. In de regeling wordt NAM gevraagd tevens een analyse te maken van de ontwikkeling van het aantal gebouwen dat niet voldoet.»

De leden van de 50PLUS-fractie merken op dat het SodM zou moeten toezien op een juiste en onbevooroordeelde toepassing van de dreigings- en risicoanalyse. Op welke wijze kunnen zij dat doen? Op welke wijze kun je vaststellen dat bij de betreffende strategie het risico het kleinste is? Ook TNO analyseert de uitkomsten van de analyse. Is het überhaupt mogelijk onomstotelijk vast te stellen welk scenario het meest veilig is? Wat gebeurt er als er ondanks al deze analyses en onderzoeken toch een calamiteit plaatsvindt in de gebouwen die niet aan de veiligheidsnorm voldoen? Hoe zit de aansprakelijkheid dan in elkaar?

II Antwoord / Reactie van de Minister

Naar boven