2018D54889 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Financiën heeft op 16 november 2018 een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën over zijn brieven van 30 augustus 2018 inzake oplossingsrichtingen voor de voornaamste knelpunten in het Evaluatierapport Wet houdende wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en enige andere wetten ten behoeve van de rechtsbescherming met betrekking tot de administratieplicht en controlehandelingen van de fiscus (Wet Dezentjé) respectievelijk de beantwoording van vragen over het Evaluatierapport (Kamerstukken 33 772, nrs. 3 en 4).

De voorzitter van de commissie, Anne Mulder

De adjunct-griffier van de commissie, Freriks

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de evaluatie van de Wet Dezentjé. Zij hebben enkele opmerkingen en vragen.

De leden van de VVD-fractie constateren dat de Staatssecretaris vier knelpunten schetst bij de evaluatie van de wet. Deelt de Staatssecretaris de mening dat een volgende evaluatie, over bijvoorbeeld vier jaar, wenselijk is, opdat duidelijk wordt of de oplossingsrichtingen de knelpunten hebben weggenomen?

De leden van de VVD-fractie constateren dat de Staatssecretaris schrijft dat het midden- en kleinbedrijf (mkb) graag tot een totale oplossing zou willen komen ten aanzien van de belastingaanslag. Nu de administratieverplichting wegvalt onder de informatiebeschikking wordt hiertoe de eerste stap gezet. Hoe staat de Staatssecretaris tegenover een totale oplossing, met dus maar één procedure? Acht de Staatssecretaris dit uitvoerbaar? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?

De leden van de VVD-fractie brengen naar voren dat de Staatssecretaris schrijft dat er nog geen gebruik is gemaakt van de kostenvergoedingsregeling. Hoe verklaart de Staatssecretaris dit? Is sprake van onwetendheid van de administratieplichtige of van te strenge regelgeving omtrent de aanvraag? Graag een toelichting hierop.

De leden van de VVD-fractie vragen zich af in hoeveel gevallen de Belastingdienst, sinds 30 november 2016, door de civielrechtelijke dwangsomregeling de informatiebeschikking heeft omzeild. Wat is terughoudend volgens de Staatssecretaris? Wat is het beoogde doel van de civielrechtelijke dwangsomregeling?

Wanneer verwacht de Staatssecretaris de Kamer te informeren over het advies van de Raad voor de Rechtspraak?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris inzake de informatiebeschikking d.d. 30 augustus 2018. Zij zien in deze brief een aantal goede suggesties tot verbetering van de regeling in en wachten dan ook met belangstelling het advies van de Raad van de Rechtspraak en het aangekondigde wetsvoorstel af.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de evaluatie van de Wet Dezentjé. Hoewel deze leden er waardering voor hebben wanneer Kamerleden zelf met initiatiefwetgeving komen, hebben zij destijds, als enige partij, vol overtuiging tegengestemd. De leden van de aan het woord zijnde fractie waren namelijk allerminst overtuigd van de noodzaak van het wetsvoorstel, maar zagen wel zeer grote bezwaren. Zij vreesden dat het wetsvoorstel handvatten bood om informatieverzoeken te traineren en daarmee het proces om te komen tot een belastingaanslag. Rechtszekerheid is een groot goed, ook in fiscale kwesties. Maar juist dat blijkt deze wet niet te bevorderen. De kostenvergoeding bij onrechtmatig opgelegde verplichtingen is nog nooit gebruikt en de burger begrijpt de regeling amper. Erger nog vinden deze leden dat deze wet zorgt voor onnodig lang juridisch getouwtrek waardoor er veel te veel tijd nodig is om een onherroepelijke aanslag op te leggen. Tijdens de parlementaire ondervraging fiscale constructies werd duidelijk dat deze procedure «makkelijk tien jaar» kan duren en twaalf jaar geen uitzondering is. Gedurende deze periode kunnen belastingontduikers hun gelden wegsluizen en de constructie beëindigen, waardoor de Belastingdienst uiteindelijk met lege handen staat. Voorgaande constateringen brengen de leden van de SP-fractie ertoe om te vragen welke onderdelen van de wet wél verbeteringen inhouden, ten opzichte van de situatie voor invoering ervan. De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris dit helder weer te geven.

De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris of het niet beter is de wetswijzigingen van de Wet Dezentjé terug te draaien. Zij krijgen graag een gemotiveerde reactie hierop.

Hoewel de leden van de SP-fractie liever hadden gezien dat de wet in zijn geheel werd teruggedraaid, zijn zij blij met de door de Staatssecretaris aangedragen verbeterpunten.

De Staatssecretaris stelt ten aanzien van de rechtsgang tegen de informatiebeschikking voor om het aantal feitenrechters terug te brengen van twee naar één. De leden van de SP-fractie steunen deze mogelijke oplossing, maar vragen toch of het niet beter is om het opvragen van informatie door de belastinginspecteur niet langer de status van beschikking te laten zijn die kan worden aangevochten. Welke argumenten bestaan hier tegen en zijn er praktijkvoorbeelden te noemen van deze problematiek? Hoeveel voorbeelden zijn er van inspecteurs die ongericht en onnodig informatie opvragen?

Er zijn volgens de leden van de SP-fractie vele manieren om belasting te ontduiken. Tegelijkertijd merken deze leden op dat de constructies die belastingontduiking mogelijk maken, vaak wel overlap hebben. Zo is er meestal een offshore jurisdictie in het spel en een trustkantoor. De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris of hij wil onderzoeken of er mogelijkheden zijn om ten aanzien van bepaalde structuren de bewijslast standaard te verzwaren of wellicht zelfs om te keren. Zij kunnen zich bijvoorbeeld voorstellen dat bij constructies waarbij een offshorevennootschap in het spel is, die ook nog eens wordt bestuurd door een trustkantoor en daarnaast in een laagbelastende jurisdictie is gevestigd of in een jurisdictie die niet of weinig transparant is, de bewijslast standaard wordt verzwaard of wordt omgekeerd. Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden hiervoor? Is hij bereid dit te onderzoeken?

De leden van de SP-fractie steunen de Staatssecretaris in zijn voornemen om de regeling met betrekking tot de administratieverplichting aan te passen, zodat deze niet langer onder de informatiebeschikking valt.

Uit het evaluatierapport komt naar voren dat in de onderzochte periode geen enkele keer een kostenvergoedingsbeschikking is afgegeven. De leden van de SP-fractie begrijpen de beslissing van de Staatssecretaris om deze toch te laten bestaan, dan ook niet. De Staatssecretaris vindt dat kosten die onterecht zijn gemaakt moeten kunnen worden vergoed. Deze leden vragen de Staatssecretaris welke kosten door belastingplichtigen worden gemaakt. Kan de Staatssecretaris deze opsommen? Zijn dit geen kosten die met een goede administratie helemaal niet nodig zijn, vragen deze leden? En dient een inspecteur niet het vertrouwen te genieten dat hij de informatie die hij nodig heeft om een aanslag te kunnen opleggen gewoon kan opvragen, zonder dat hij hierbij een prikkel heeft om dit vooral niet te doen? Met andere woorden, is de kostenvergoedingsbeschikking niet een prikkel om vooral niet te diepgravend onderzoek te doen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennis genomen van de regeringsreactie op de evaluatie van de Wet Dezentjé. De leden van PvdA-fractie constateren dat de wet niet heeft bereikt waarvoor zij ingesteld was. Dat betekent dat wat betreft de leden van de PvdA-fractie nadere heroverweging van de wet nodig is.

De leden van de PvdA-fractie merken op dat de indieners van de Wet Dezentjé verschillende doelstellingen hadden. De belangrijkste daarvan was het midden- en kleinbedrijf (mkb) te beschermen tegen «sleepnetverzoeken» van de Belastingdienst. Dat zijn informatieverzoeken die erg ongericht zijn en waarvan het vermoeden bestaat dat ze geen concreet doel hebben behalve mogelijk iets te vinden waar de belastingplichtige alsnog op kan worden gepakt. De verwachting bij invoering van de wet zou zijn dat inspecteurs zorgvuldiger om zouden gaan met informatieverzoeken. De Staatssecretaris stelt nu dat het belangrijkste effect is dat het de Belastingdienst scherp houdt. Zijn er geen minder vergaande mogelijkheden dat doel te bereiken? Zou het niet een verlichting voor de Belastingdienst betekenen als dit paardenmiddel wordt vervangen voor iets werkbaarders?

In de praktijk worden informatiebeschikkingen vooral opgelegd aan particulieren, meer in het bijzonder personen die worden verdacht van belastingontduiking. De leden van de PvdA-fractie vragen of dit klopt en hoe dat komt. Bij belastinginspecteurs bestaat de indruk dat de informatiebeschikking juist in die categorie wordt gebruikt om te traineren. Hoe beoordeelt de Staatssecretaris de bevindingen van de parlementaire ondervragingscommissie fiscale constructies in dit licht? Moeten we deze manier van traineren nog wel willen faciliteren?

De leden van de PvdA-fractie merken op dat hoewel bescherming van het mkb een van de hoofddoelstellingen van de wet was, het mkb nu eerder last van de wet lijkt te hebben. Zij kregen een informatiebeschikking op basis van de administratieplicht, waarvan zowel inspecteurs als adviseurs zeggen dat dit in de praktijk nutteloos is, omdat er doorgaans toch niet met terugwerkende kracht aan de verplichting voldaan kan worden. Bovendien willen mkb’ers het liefst zo snel mogelijk een complete oplossing voor het geschil, in plaats van te verzanden in allerlei nevenprocedures. Deelt de Staatssecretaris de observatie dat dit een ongelukkig en onbedoeld effect is van de wet? Hoe kan het voor het mkb eenvoudiger worden om aan de administratieverplichtingen te voldoen en tegelijkertijd vlot en constructief samen te werken met de Belastingdienst?

Concluderend stellen de leden van de PvdA-fractie dat de wet op twee punten niet voldoet: 1) het is een extra instrument voor zwartspaarders om belastingheffing te ontlopen dan wel uit te stellen, en 2) voor het mkb wordt effectief geen betere rechtsbescherming bereikt. Deelt de Staatssecretaris daarmee de conclusie van de leden van de PvdA-fractie dat de wet daarom beter ingetrokken kan worden, of op zijn minst drastisch aanpassing behoeft?

Naar boven