2018D51534 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestaat de behoefte om enkele vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de kabinetsreactie beleidsdoorlichting Wajong (Kamerstuk 30 982, nr. 40).

De voorzitter van de commissie, Rog

De adjunct-griffier van de commissie, Kraaijenoord

Inhoudsopgave

blz.

 

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

4

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

6

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

6

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

7

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

10

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

11

 

II

Antwoord/Reactie van de Staatssecretaris

11

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende brief naar aanleiding van de beleidsdoorlichting SZW begrotingsartikel 4 over jonggehandicapten. De leden van de VVD-fractie vinden het van groot belang dat jonggehandicapten via werk mee kunnen doen en dat het voor hen loont om te werken en ook om meer uren te werken. De leden van de VVD-fractie zien ook dat de huidige regelingen door verschillen in rechten en plichten complex zijn geworden en onderschrijven de geschetste uitgangspunten van de Staatssecretaris die toezien op een begrijpelijke regeling waarbij werken lonend is, waarbij mensen die gaan studeren er niet op achteruit gaan en waarbij mensen niet langer bang hoeven zijn niet terug te kunnen vallen op hun uitkering als ze gaan werken. Wel hebben deze leden nog een aantal vragen.

De Staatssecretaris geeft aan voornemens te zijn om de regels voor inkomensondersteuning binnen de Wajong te harmoniseren en te komen tot één systeem van inkomensondersteuning. Hiermee moet (meer) werken voor mensen met een arbeidshandicap lonen. De leden van de VVD-fractie steunen de Staatssecretaris in dit uitgangspunt en zijn benieuwd naar de uitwerking. Welke uitgangspunten naast dat (meer) werken moet lonen zullen er worden gehanteerd bij de uitwerking van het nieuwe systeem? Gaat het hierbij ook meer om het stimuleren van meer uren werken? Hoe kan een nieuw systeem van inkomensondersteuning ook de nadelige gevolgen van de «zaagtand»-constructie in loonaanvulling oWajong ondervangen?

In de beleidsdoorlichting wordt geconstateerd dat na een start met 91 personen in 2013 die vrijwillig de overstap hebben gemaakt van de oWajong naar de Wajong2010 deze is gedaald naar 10 personen in 2016, en 16 personen tot aan juli 2017. De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris welke redenen er zijn dat weinig personen de vrijwillige overstap maken van de oWajong naar de Wajong 2010. Op welke manier kan dit worden gestimuleerd? Kan de nieuwe inkomensondersteuning die de Staatssecretaris voor ogen heeft hier een bijdrage aan leveren?

In de Verzamelwet SZW 2019 vindt er een wijziging plaats in de studieregeling Wajong 2010. De leden van de VVD-fractie vragen hoe de aangekondigde wijzigingen in de studieregelingen zich verhouden tot de wijzigingen in de Verzamelwet SZW 2019. In hoeverre is het volledig afschaffen nog noodzakelijk in de ogen van de Staatssecretaris met de voorgestelde wijzigingen in de Verzamelwet SZW 2019?

Doeltreffendheid en doelmatigheid

In de doorlichting wordt geconcludeerd dat slechts in beperkte mate antwoord gegeven kan worden op de vraag naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van de oWajong en Wajong2010. Oorzaak ligt in beperkte beschikbaarheid van data, informatie en nader onderzoek. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe voorkomen wordt dat bij een volgende beleidsdoorlichting van dit begrotingsartikel eenzelfde conclusie getrokken moet worden?

Doeltreffendheid en doelmatigheid activerende dienstverlening

De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris nader kan specificeren welke onzekerheid er de afgelopen jaren was over de toekomst van de Wajong. Waar doelt de Staatssecretaris op met deze passage? De Staatssecretaris geeft aan dat ongeveer de helft van het aantal Wajongers met arbeidsvermogen werkt. Is de andere helft van de Wajongers met arbeidsvermogen nu volledig in beeld is bij Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV)?

Onder vraag 12 wordt aangegeven dat Panteia een kanttekening maakt dat van verschillende instrumenten het minder plausibel is dat ze in gelijke mate hebben bijgedragen aan het behaalde resultaat. Daarnaast geeft Panteia aan dat de effectiviteit van verschillende instrumenten nog nauwelijks is onderzocht. De leden van de VVD-fractie lezen in de brief dat de Staatssecretaris samen met UWV een kennisprogramma is gestart naar de doeltreffendheid van de re-integratie dan en dienstverlening voor mensen met een handicap. Wordt hierbij ook de specifieke werking van afzonderlijke instrumenten meegenomen? Alsook de combinatie van specifieke instrumenten om zo beter inzicht te verkrijgen in de werking?

Ontwikkelingen in de Wajong

Onder de aantallen Wajong2010 (vanaf 2010) is een relatief grote stijging waar te nemen in 2016 voor wat betreft de uitkeringsregeling. De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris naar de mogelijke verklaring van deze relatief grote stijging. De instroom in de Wajong2015 is pas een jaar aan de gang, toch constateert de beleidsdoorlichting een relatief sterke instroom. Ook uit de cijfers uit de begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) blijkt dat in de ramingen de instroom blijft stijgen. De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris of de realisatie van de cijfers Wajong 2015 qua instroom overeenkomen met de verwachtingen. Welke arbeidsbeperkingen spelen hierbij voornamelijk een rol bij de instroom in de Wajong2015?

In de oWajong is een grote stijging van het aantal maatregelen in 2016 ten opzichte van 2015 waar te nemen in de tabel oWajong: Handhaving inlichtingenplicht en medewerkingsverplichtingen (94 maatregelen in 2015 en 306 in 2016). De leden van de VVD-fractie vragen welke verklaring er is voor deze grote stijging in het aantal maatregelen in 2016 in de oWajong.

Activering van Wajongers

In de beleidsdoorlichting wordt verwezen naar een onderzoek van de Inspectie SZW in 2015 naar hoeveel werkgevers gebruikmaken van de werkgeversdienstverlening van UWV. Hierbij wordt een bandbreedte van 17–40% aangegeven. De leden van de VVD-fractie constateren dat deze brandbreedte wel heel breed is en vragen naar de achtergrond van deze 17–40% van de werkgevers die zegt gebruik te maken van de dienstverlening UWV. Zijn werkgevers onbekend met de dienstverlening van UWV? Welke inspanningen worden ondernomen om het gebruik van werkgeversdienstverlening omhoog te krijgen?

Beleidsinzet

Kan de Staatssecretaris aangeven wat de beleidsinzet betekent voor mensen van de oWajong die formeel volgens UWV geen arbeidsvermogen hebben maar die (met ondersteuning) toch laten zien dat zij kunnen werken? Maakt de Staatssecretaris het voor deze groep, die zelf heel graag willen werken, het mogelijk om gebruik te maken van de geharmoniseerde regeling die er straks is voor Wajongers met arbeidsvermogen?

Naar een geharmoniseerde activerende dienstverlening

Staan de beschikbare middelen voor inkoop van re-integratietrajecten bij UWV in verhouding tot het aantal Wajongers met arbeidsvermogen die nu nog niet werken maar wel geactiveerd moeten worden? Kan de Staatssecretaris nader toelichten hoe de actieve en intensieve ondersteuning aan alle Wajongers door UWV er in de praktijk uitziet? Wanneer verwacht de Staatssecretaris de resultaten van het kennisprogramma dat zij gestart is met UWV naar de doeltreffendheid van de re-integratie van en dienstverlening voor mensen met een arbeidshandicap? Is zij bereid deze resultaten te delen met de Kamer? Welke andere voorzieningen naast jobcoaching zet UWV in om Wajongers aan het werk te houden? Krijgt deze groep ook financiële begeleiding in het kader van vaak wisselende inkomsten en daarbij ook verrekeningen met de uitkering?

De Staatssecretaris geeft in haar brief aan mogelijkheden te verkennen om de verplichting om een passend werkaanbod te accepteren in de Wajong2010 te versoepelen. Hierbij geeft zij aan dat uit de beleidsdoorlichting blijkt dat dit instrument in de praktijk niet of nauwelijks wordt gebruikt. De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris op welke manier de oWajong en de Wajong2010 op dit punt kunnen worden gestroomlijnd. Op welke manier blijft de inspanningsverplichting overeind bij de versoepeling? Blijft hierbij een maatregelen- en sanctieregime behoren?

Werken moet (meer) lonen

Is de Staatssecretaris bereid om, bij de uitwerking van de maatregel om te komen tot een systeem van inkomensondersteuning, er ook naar te kijken dat dit systeem voor de betrokkenen zo eenvoudig mogelijk wordt zodat herberekeningen en terugvorderingen tot een minimum worden gereduceerd?

Slotbeschouwing

De leden van de VVD-fractie onderschrijven het doel van de voorgestelde maatregelen en kijken uit naar de benodigde wetswijzigingen om dit mogelijk te maken zodat mensen met een arbeidsbeperking maximaal kunnen participeren en deelnemen aan de maatschappij.

Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de kabinetsreactie op de beleidsdoorlichting van artikel 4 van de SZW-begroting over jonggehandicapten (Wajong). Deze beleidsdoorlichting beslaat de periode 2010-medio 2016.

Voor de leden van de CDA-fractie staat voorop dat werken voor mensen met een arbeidshandicap altijd lonend moet zijn, maatregelen het eenvoudiger moeten maken om mensen met een arbeidshandicap aan het werk te helpen, en er gekeken moet worden naar waar iemand mee is geholpen in plaats van waar iemand recht op heeft. Dit laatste wordt uit de uitgevoerde beleidsdoorlichting niet duidelijk. De focus ligt op of iemand krijgt waar hij recht op heeft en niet waarmee hij is geholpen. De doeltreffendheid en doelmatigheid van artikel 4 blijken eveneens lastig vast te stellen, omdat er onvoldoende gegevens beschikbaar zijn. De leden van de CDA-fractie vragen of een andere onderzoeksmethode wellicht tot meer en andere inzichten over de effectiviteit van de diverse Wajong-regelingen had kunnen leiden. Zou de Staatssecretaris hierop willen ingaan?

De beleidsdoorlichting is uitgevoerd door het Ministerie van SZW en twee onafhankelijk deskundigen. Zij doen een aantal aanbevelingen, zoals toekomstig beleid meer richten op hoe mensen hun eigen werkvermogen schatten, meer ingaan op de kwaliteit van participatieplannen voor Wajongers, meer én proactief voorlichting geven aan werkgevers, en meer aandacht voor het juiste type onderwijs dat bij Wajongers past. In de kabinetsreactie gaat de Staatssecretaris niet in op deze aanbevelingen. De leden van de CDA-fractie vragen haar dit alsnog puntsgewijs te doen.

Om meer inzicht te krijgen in de doeltreffendheid en doelmatigheid van de Wajong-regeling(en) schrijft de Staatssecretaris dat zij met UWV een kennisprogramma is gestart naar de re-integratie van en dienstverlening voor mensen met een arbeidshandicap. De leden van de CDA-fractie willen van de Staatssecretaris weten welke onderwerpen dit kennisprogramma behandelt, wanneer het programma klaar is en wie het uitvoert. Welke hiaten uit de beleidsdoorlichting denkt de Staatssecretaris hiermee alsnog te kunnen invullen? De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd in hoeverre vroegere én huidige regels voor inkomensondersteuning, één van de doelen van de Wajong, het benutten van arbeidsmogelijkheden in de weg zitten. Is de Staatssecretaris bereid dit in het eerdergenoemde kennisprogramma met UWV mee te nemen?

De beleidsdoorlichting was een half jaar te laat afgerond. Heeft deze vertraging gevolgen voor het huidige beleid en beleidswijzigingen die aanstaande zijn, zoals de extra middelen voor UWV die in het regeerakkoord zijn afgesproken, € 30 miljoen voor persoonlijke dienstverlening voor Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA)- en Wajong-gerechtigden?

In de kabinetsreactie kondigt de Staatssecretaris een aantal maatregelen aan die ervoor moeten zorgen dat jonggehandicapten:

  • er financieel op vooruit gaan indien zij (meer) werken;

  • langer kunnen terugvallen op een Wajong-uitkering ingeval zij hun werk verliezen;

  • betere ondersteuning krijgen bij het vinden van werk (via onder andere jobcoaching);

  • hun volledige uitkering houden als zij gaan studeren;

  • aanspraak kunnen maken op een Wajong2015-uitkering (75% van het Wettelijk minimumloon (Wml), motie-Siderius (Kamerstuk 31 497, nr. 188)), wanneer zij ernstig meervoudig beperkt zijn en onderwijs volgen.

Ook zegt de Staatssecretaris toe de verschillende regelingen voor inkomensondersteuning via de Wajong te willen versimpelen en met elkaar in lijn te brengen, rekening houdend met de huidige inkomenspositie van werkende Wajongers. De leden van de CDA-fractie zijn positief over deze maatregelen en zouden graag per maatregel van de Staatssecretaris vernemen wat de beoogde inwerkingsdatum is en wanneer concrete voorstellen naar de Kamer komen.

Tot slot willen de leden van de CDA-fractie graag van de Staatssecretaris weten hoe werkgevers(organisaties), Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV) Jongeren en andere betrokken (belangen)organisaties op de beleidsdoorlichting hebben gereageerd. Herkennen zij zich in de onderzoekconclusies en -aanbevelingen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben nog enkele vragen over de kabinetsreactie op de beleidsdoorlichting Wajong. De leden van de D66-fractie vragen hoe het aanbod van begeleiding of re-integratie eruit ziet voor mensen in de oWajong en de Wajong2010. Wat voor trajecten of instrumenten worden er ingezet? En hoeveel mensen krijgen wel een aanbod voor een traject, maar kiezen ervoor om hiervan geen gebruik te maken?

De leden van de D66-fractie hebben ook nog enkele vragen over de aanvulling voor mensen met een medische urenbeperking. Hoe zien de huidige aanvullingen voor mensen met een medische urenbeperking er nu uit in de Participatiewet, in de oWajong en in de Wajong2010? Wat is het verschil met mensen zonder medische urenbeperking? Hoe zou het werken voor mensen met een medische urenbeperking bij de voorgestelde geharmoniseerde loonaanvulling?

De leden van de D66-fractie vragen ook hoeveel mensen in de huidige oWajong en in de Wajong2010 een medische urenbeperking hebben. Indien dit niet van iedereen bekend is, wat is naar schatting het aantal mensen met een urenbeperking? Wat is de gemiddelde deeltijdfactor van mensen die werken vanuit de oWajong of de Wajong2010?

De leden van de D66-fractie vragen hoeveel mensen die in de huidige studieregeling zitten, bezig zijn met een initiële opleiding en hoeveel mensen bezig zijn met een vervolgopleiding. Tot slot vragen de leden wat het versoepelen van het passend werkaanbod in de Wajong2010 in praktijk zou betekenen voor mensen met een Wajong uitkering. Op welke manier wordt deze nu ingezet bij de oWajong en de Wajong2010?

Vragen en opmerkingen van de leden GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de beleidsdoorlichting Wajong en de reactie van de Staatssecretaris daarop. Wel hebben deze leden nog een aantal vragen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen allereerst waarom de beleidsdoorlichting door het Ministerie van SZW zelf is uitgevoerd. Zij zijn van mening dat het, juist vanwege de enorme complexiteit van het onderwerp, ook heel waardevol kan zijn om een externe partij naar het stelsel te laten kijken. Wat deze leden ook missen, is het perspectief van de mensen die een Wajonguitkering ontvangen. Hoe kijken zij naar het stelsel? Wat zien zij zelf als succesvolle instrumenten en als verbetermogelijkheden? Deze leden vragen de Staatssecretaris of zij bereid is een «second opinion»-onderzoek uit te voeren, waarbij meer de algemene werking van het stelsel centraal staat, en ook het perspectief van mensen met een Wajonguitkering wordt meegenomen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben ook nog een aantal vragen over de maatregelen die de Staatssecretaris gaat nemen naar aanleiding van deze beleidsdoorlichting. Ten eerste vragen zij in hoeverre de Staatssecretaris de aanbevelingen van de onafhankelijke deskundigen gaat benutten voor toekomstig beleid, bijvoorbeeld de aanbeveling om beleid meer te richten op hoe mensen hun eigen werkvermogen schatten. Ten tweede is het de leden onvoldoende duidelijk welk aanvullend onderzoeken de Staatssecretaris gaat inzetten, alsmede hoe deze onderzoeken precies ingericht zijn. Gaat de Staatssecretaris onderzoek doen naar de effectiviteit van de specifieke instrumenten? Neemt zij daarin ook het onlangs verschenen onderzoek naar de effectiviteit van loondispensatie versus loonkostensubsidie mee? Ten derde laat de beleidsdoorlichting zien dat gebrek aan motivatie zelden wordt ervaren bij het begeleiden van Wajongers naar werk. Belangrijker hierbij is de angst om het recht op Wajong te verliezen. Hoe verhoudt dit gegeven zich tot het standpunt van de Staatssecretaris dat (meer) werken altijd (meer) moet lonen? Is het niet belangrijker om een eenvoudiger regeling te hebben, die misschien minder financiële prikkels biedt, maar wel meer inkomenszekerheid?

In dat kader is het de leden van de GroenLinks-fractie onvoldoende duidelijk in hoeverre de harmonisering van de regels voor de oWajong en de Wajong2010 daadwerkelijk leidt tot een simpeler systeem. Kan de Staatssecretaris dat nader toelichten? En is zij ook bereid onderzoek te doen naar nog verdere harmonisering van regelgeving in de Wajong, mogelijk zelfs tot één regeling? Ten vierde maken de leden van de GroenLinks-fractie zich zorgen om de groep jongeren uit het voortgezet speciaal onderwijs (VSO) en praktijkonderwijs (PRO). Dit is een kwetsbare groep, die erg gebaat was bij de Wajong-netwerken van UWV WERKbedrijf, scholen en andere partijen. Met de inwerkingtreding van de Participatiewet zijn gemeenten hier verantwoordelijk voor geworden, en heeft UWV zich ingespannen deze netwerken over te dragen. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe het nu gaat met deze groep? Herkent zij het signaal dat gemeenten instrumenten uit de Participatiewet niet inzetten voor jongeren onder de 27 jaar? Is zij bereid een extra investering te doen voor deze groep, zodat zij niet tussen wal en schip vallen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie beleidsdoorlichting Wajong (Kamerstuk 30 982, nr. 40).

De leden van de SP-fractie steunen de uitgangspunten uit de brief van de Staatssecretaris: «Ik wil een begrijpelijke regeling, waarbij werken lonend is, waarbij mensen die gaan studeren er niet op achteruit gaan en mensen niet langer bang zijn hun uitkering te verliezen als ze gaan werken. Zodat Wajongers die nu zonder dat te willen langs de kant staan, meer mogelijkheden hebben om te werken of te studeren.» Deze leden zijn positief over: «Daarbij staan voor mij een paar waarden voorop. Mensen met een Wajonguitkering moeten zich verzekerd weten van inkomensondersteuning, ze moeten geholpen worden bij het hebben en houden van werk, zich kunnen ontwikkelen en worden beloond als ze meer gaan werken. Het geheel moet eenvoudiger en duidelijker worden.» Hoewel deze leden deze uitgangspunten van de Staatssecretaris onderschrijven, hebben zij ook zorgen en vragen.

De leden van de SP-fractie hebben grote zorgen betreffende de verlengde werkregeling en mensen met een urenbeperking. Is de Staatssecretaris voornemens de verlengde werkregeling in zijn geheel af te schaffen zonder mensen met een urenbeperking op een andere wijze tegemoet te komen? Dat zouden deze leden een kwalijke zaak vinden. Mensen met een urenbeperking kunnen immers door de aard van hun handicap of ziekte niet meer werken dan een bepaald aantal uren. Klopt het dat zij daarmee nooit op een volwaardig inkomen terecht kunnen komen met de plannen van de Staatssecretaris? Wat wil de Staatssecretaris doen voor mensen met een urenbeperking? Kan de Staatssecretaris uitleggen hoe in haar visie de plannen uit moeten werken voor mensen met een urenbeperking? Graag met rekenvoorbeelden voor mensen met verschillende urenbeperkingen. Is de Staatssecretaris van mening dat iemand met een urenbeperking die werkt naar vermogen, het minimumloon hoort te verdienen?

De leden van de SP-fractie vinden het een slechte zaak dat (meer) werken niet altijd loont voor mensen in de Wajong en dat mensen er momenteel soms zelfs op achteruitgaan indien zij gaan werken. Deze leden hebben hier eerder schriftelijke vragen over gesteld1. Wordt werken met Wajong nu in elke situatie lonend? De leden van de SP-fractie zijn tegen loondispensatie in de Wajong. Zij zien dit graag veranderen in een systeem van loonkostensubsidie dat zo is ingericht dat mensen er niet op achteruitgaan ten opzichte van de huidige situatie en waarbij (meer) werken altijd loont. Graag horen zij de visie van de Staatssecretaris hierop.

De leden van de SP-fractie vinden het zeer onterecht dat de uitkering voor Wajongers met werkvermogen per 2018 is verlaagd naar 70 procent. Is de Staatssecretaris bereid deze oneerlijke bezuiniging onmiddellijk terug te draaien? Kan zij een overzicht geven van de achteruitgang in de tekortkoming voor chronisch zieken en gehandicapten de afgelopen jaren? Welke bezuiniging hierop staat deze mensen nog te wachten? Wat is de rechtvaardiging voor de bezuiniging op chronisch zieken en gehandicapten? De ziektekosten zijn immers alleen maar gestegen. Is de Staatssecretaris bereid om de tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten weer op het oude niveau te zetten?

De leden van de SP-fractie vinden het triest dat jonggehandicapten met enige vorm van werkvermogen nu in de Participatiewet worden weggestopt. Het betreft kwetsbare mensen die soms ernstig ziek zijn of een zeer beperkte levensverwachting hebben. Deze leden vinden het beleid hardvochtig en vragen de Staatssecretaris de Wajong voor jonggehandicapten met een vorm van arbeidsvermogen weer in ere te herstellen. Heeft de Staatssecretaris enig zicht op de groep jonggehandicapten die nu niet meer in de Wajong belanden? Heeft zij zicht op de omvang van de groep, de mate van armoede en andere problematiek, het percentage dat werk vindt, en in hoeverre dit flex- en flutbanen betreft? Zo nee, is de Staatssecretaris bereid dit te onderzoeken? Zo ja, welke informatie en onderzoeken zijn er bekend? In de voorliggende evaluatie is de Wajong2015 niet geëvalueerd. Bovengenoemde groep is dus niet onderzocht. Gaat dit gat alsnog opgevuld worden door deze groep te evalueren bij de evaluatie van de Participatiewet? Zo ja, hoe ziet de opzet eruit? Zo nee, waarom niet? Wat gaat de Staatssecretaris doen om deze kwetsbare groep uit de onzichtbaarheid te houden? Wat gaat zij doen om te kunnen evalueren wat de effecten zijn geweest van de Wajong2015 en Participatiewet op deze groep betreffende welzijn, arbeidsparticipatie en armoede?

Hoe verklaart de Staatssecretaris dat het aantal werkende Wajongers ten opzichte van het totale aantal Wajongers licht is gedaald van 24,6 procent tot 23,7 procent?

De Staatssecretaris verklaart dat uit onderzoek is gebleken dat de activerende dienstverlening van UWV in grote lijnen heeft bijgedragen aan de behaalde resultaten, met andere woorden de activerende dienstverlening is doeltreffend. Hoe gaat de Staatssecretaris de doeltreffendheid van de dienstverlening meten nu de verantwoordelijkheid is overgeheveld naar de gemeenten? Onderschrijft de Staatssecretaris dat het wenselijk is dat de doeltreffendheid van de dienstverlening van UWV vergeleken kan worden met de doeltreffendheid van de gemeentelijke dienstverlening? Hoe gaat de Staatssecretaris als systeemverantwoordelijke zorgen voor een tenminste vergelijkbaar niveau van dienstverlening en begeleiding door de gemeenten? Wat gebeurt er aan kennisoverdracht tussen UWV en de gemeenten? Is er kennisuitwisseling tussen gemeenten onderling? Met name jobcoaching blijkt een effectief middel te zijn. Is jobcoaching in gelijke mate toegankelijk voor Wajongers als voor jonggehandicapten in de Participatiewet? Zijn er cijfers over hoe vaak jobcoaching wordt ingezet bij Wajongers en hoe vaak bij jonggehandicapten in de Participatiewet (zowel als absoluut getal als in percentages)? Hoe kunnen jonggehandicapten in de Participatiewet hun recht op begeleiding en jobcoaching halen, indien de gemeente niet over de brug komt?

In de evaluatie is veelvuldig te lezen dat er een gebrek aan gegevens is, waardoor zaken niet of slechter geëvalueerd konden worden. Hoe verklaart de Staatssecretaris dat en hoe voorkomt zij dat bij toekomstige evaluaties van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dezelfde constateringen gedaan moeten worden?

Waarom is gekozen voor een periode van maximaal een maand voor herroepingsrecht van de oude uitkering? Een maand is in de ogen van de leden van de SP-fractie een veel te korte periode om een nieuwe baan te vinden. Is de Staatssecretaris bereid dit te verlengen naar bijvoorbeeld een half jaar of vier maanden?

De leden van de SP-fractie zijn blij dat de studieregeling Wajong2010 wordt afgeschaft, maar dringen aan op een snellere invoering dan 2020. De leden van de SP-fractie zijn ook blij dat de motie Siderius (Kamerstuk 31 497, nr. 188) wordt uitgevoerd en zij onderschrijven dat onderwijs en zelfontplooiing een belangrijk sociaal doel zijn waar perspectief op de arbeidsmarkt ontbreekt. Ze dringen aan op spoed.

De leden van de SP-fractie willen graag dat de Staatssecretaris aangeeft welke groepen te maken gaan krijgen met een (relatief grote) inkomensval indien zij hun baan verliezen en na meer dan een maand dezelfde of dezelfde soort baan en hetzelfde salaris weer terug krijgen.

De leden van de SP-fractie vinden het onterecht dat de huidige Bremanregeling verdwijnt. Hoeveel mensen maken hier momenteel gebruik van? Hoeveel kan iemand onder de Bremanregeling er maximaal op achteruit gaan indien hij zijn baan verliest en in meer dan een maand eenzelfde of dezelfde baan weer terugkrijgt met een zelfde salaris?

De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris in te gaan op de volgende vragen vanuit de Landelijke Cliëntenraad. Waarom wordt voor werkenden niet gekozen voor één systeem van inkomensaanvulling voor iedere jonggehandicapte die niet in staat is het wettelijk minimum uurloon te verdienen ongeacht in welke regeling hij zit (Participatiewet, oude of nieuwe Wajong)? Waarom is er een scheiding van regelingen voor voorzieningen om te kunnen werken (denk aan jobcoach, brailleleesregel, enzovoort) voor jonggehandicapten met arbeidsvermogen in de Wajong en jonggehandicapten in de Participatiewet? Is het redelijk dat mensen met een urenbeperking in het voorgestelde systeem van inkomensaanvulling nooit het Wml kunnen verdienen? Is het redelijk dat werkende jonggehandicapten er per 1 januari 2018 op achteruit zijn gegaan? Kan de Staatssecretaris aantonen dat de hoogte van de huidige Wajonguitkering voor mensen met en zonder arbeidsvermogen toereikend is (voldoende bestaanszekerheid biedt), gelet op het feit dat het een uitkering is voor mensen met een beperking die extra kosten hebben vanwege hun beperking? Is de Staatssecretaris zich ervan bewust dat het systeem van loondispensatie leidt tot het niet volledig kunnen toepassen van de voorgenomen gestaffelde arbeidskorting en daarmee leidt tot lagere huurtoeslag en dus tot een lager besteedbaar inkomen? Dus iemand met dezelfde loonwaarde en hetzelfde loon krijg met loonkostensubsidie een hoger besteedbaar inkomen dan iemand die met loondispensatie werkt. Wordt de garantieregeling voor mensen met verworven rechten (voortgezette inkomensondersteuning, Bremanregeling, maatmanwisseling) geïndexeerd? Waarom is gekozen voor een periode van een maand om een nieuwe baan te vinden voor het behoud van overgangsrechten? Een maand voor het vinden van een nieuwe baan is wel heel kort.

De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris tevens in te gaan op een ontvangen brief van een betrokkene, die zegt dat mensen die nu geen recht meer hebben op Wajong omdat ze arbeidsvermogen hebben, geen ondersteuning krijgen vanuit de gemeente. Hoe gaat de Staatssecretaris er voor zorgen dat ook jonggehandicapten in de Participatiewet afdwingbaar recht krijgen op een jobcoach, werkplekaanpassing en begeleiding naar en bij werk? Is de Staatssecretaris bereid om dezelfde visie voor de nieuwe Wajong toe te passen bij de Participatiewet? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?

Wanneer kan de Kamer een uitwerking van de plannen voor de Wajong ontvangen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie beleidsdoorlichting Wajong.

De leden van de PvdA-fractie horen graag in hoeverre de aangekondigde maatregelen samen worden genomen met het eveneens aangekondigde brede offensief om mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen. Verder geeft de Staatssecretaris in de kabinetsreactie aan dat «mensen moeten zijn verzekerd van inkomensondersteuning». Wordt hiermee bedoeld dat de inkomensondersteuning van tenminste hetzelfde niveau is als onder de huidige regelingen? Ook geeft de Staatssecretaris aan dat er «specifieke aandacht zal worden geschonken aan het behoud van de huidige inkomenspositie van werkende Wajongers.» Mag er dan vanuit worden gegaan dat de inkomenspositie van geen enkele Wajonger door de aangekondigde maatregelen zal verslechteren? In hoeverre wordt dan rekening gehouden met een ander bekend gegeven, dat in ook de kabinetsbrief wordt genoemd, dat Wajongers veelal te maken hebben met tijdelijke arbeidscontracten met veel terugval op de uitkering?

In voorgaande wijzigingen van de Wajong is er bewust voor gekozen om de rechten van de oude regeling(en) te behouden. Dit om de (vaak kwetsbare) Wajongers (rechts)zekerheid en continuïteit te bieden. De leden van de PvdA-fractie willen weten waarom de Staatssecretaris toch voornemens is «om de regels voor inkomensondersteuning binnen de Wajong te harmoniseren en te komen tot één systeem van inkomensondersteuning». Tevens willen deze leden weten waarom er een scheiding van regelingen is voor voorzieningen om te kunnen werken, zoals de jobcoach en brailleleesregel, voor jonggehandicapten met arbeidsvermogen in de Wajong en jonggehandicapten in de Participatiewet. Als laatste zijn de leden van de PvdA-fractie benieuwd hoe het proces van zorgvuldigheid en betrokkenheid van stakeholders bewaakt wordt bij nadere uitwerking van de aangekondigde maatregelen met een beoogde ingangsdatum van 1 januari 2020.

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voornemens van de Staatssecretaris om de regels en voorzieningen in de Wajong te harmoniseren. Zij onderschrijven het uitgangspunt om te zorgen voor eenduidigheid in de regelgeving voor alle Wajongers met arbeidsvermogen. Zij zijn ook positief over de voorgestelde aanpassing om Wajongers die gaan studeren recht te laten houden op een volledige uitkering. Deze leden hebben nog wel enkele vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de veronderstelling klopt dat niemand erop achteruit gaat door de aanpassingen, doordat voor iedereen een garantiebedrag wordt vastgesteld op basis van zijn of haar huidige situatie. Tevens vragen zij hoe de Staatssecretaris aankijkt tegen het vraagstuk van (medische) urenbeperking. Klopt het dat iemand die vanwege een urenbeperking maximaal 20 uur per week kan werken, op dit moment nog dankzij de voortgezette werkregeling kan worden aangevuld tot 100% Wml en dat dit in de toekomst niet meer mogelijk zal zijn? Hoe weegt de Staatssecretaris dat? Voor mensen met een urenbeperking geldt namelijk dat zij gewoonweg niet meer kunnen werken, al zouden ze dat willen.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Staatssecretaris zich ervan bewust is dat het systeem van loondispensatie leidt tot het niet volledig kunnen toepassen van de voorgenomen gestaffelde arbeidskorting en daarmee kan leiden tot lagere toeslagen. Men krijgt namelijk alleen arbeidskorting over het deel van het inkomen dat verdiend wordt uit arbeid, dus niet over het deel aanvullende uitkering. Dat heeft gevolgen voor het belastbaar inkomen en dus voor het recht op toeslagen. Daardoor kan de situatie ontstaan dat iemand met en iemand zonder loondispensatie hetzelfde netto inkomen hebben, maar dat de één minder toeslagen krijgt dan de ander omdat hij minder arbeidskorting van zijn belastbaar inkomen kan aftrekken. In hoeverre vindt de Staatssecretaris dit wenselijk en welke mogelijkheden zijn er om hier iets aan te doen?

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben begrepen dat Wajongers als hun huidige dienstbetrekking eindigt, recht blijven houden op het voor hen vastgestelde garantiebedrag, als zij tenminste binnen twee maanden een nieuwe dienstbetrekking vinden. Deze leden vragen hoe de Staatssecretaris is gekomen tot deze overgangsregeling. Is een termijn van twee maanden realistisch, zo vragen deze leden.

II Antwoord/Reactie van de Staatssecretaris


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 138

Naar boven