Niet-dossierstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 2018D24010 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 2018D24010 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 april 2018
Mede namens de Minister stuur ik u het eerste exemplaar van Gemeentenieuws van SZW, voorheen Verzamelbrief aan gemeenten.
Deze brief wordt tevens gezonden aan de voorzitter van de Tweede Kamer.
In deze brief vindt u informatie over de volgende onderwerpen:
1. Arrest Hoge Raad inzake Participatiewet en zorgbehoefte samenwonenden
2. Effectmeting WW dienstverlening
3. Voor doelgroepverklaring LKV is registratie Praktijkroute nodig
4. Nieuw instrument om oudere bijstandsgerechtigden 56+ aan het werk te helpen
5. Vaststelling macronorm baten kapitaalverstrekking Bbz voor het jaar 2018
6. Oproep tot compensatie vanwege onjuiste formule voor de aanspraak op vakantietoeslag
7. Nieuw werkblad helpt jongeren bij maken van toekomstplan
8. Werkwijzer aan de slag met parttime ondernemen
9. Samenwerkingsverband brede schuldenaanpak
10. Gemeentelijk armoedebeleid voor kinderen
11. Veranderingen peuterspeelzalen
12. Juridisch kader schuldhulpverlening
13. Vermogensonderzoek in het buitenland: handhaving inlichtingenplicht Participatiewet
14. Bijstand en «gemachtigde bankpas»
15. Buurtmonitor Integratie
16. Aanpassing examen Oriëntatie Nederlandse Arbeidsmarkt (ONA)
17. Participatieverklaringstraject voor niet- inburgeringsplichtigen
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark
Inhoudsopgave |
blz. |
|
1. |
Arrest Hoge Raad inzake Participatiewet en zorgbehoefte samenwonenden |
2 |
2 |
Effectmeting WW dienstverlening |
3 |
3. |
Voor doelgroepverklaring LKV is registratie Praktijkroute nodig |
3 |
4. |
Nieuw instrument om oudere bijstandsgerechtigden 56+ aan het werk te helpen |
4 |
5. |
Vaststelling macronorm baten kapitaalverstrekking Bbz voor het jaar 2018 |
5 |
6. |
Oproep tot compensatie vanwege onjuiste formule voor de aanspraak op vakantietoeslag |
5 |
7. |
Nieuw werkblad helpt jongeren bij maken van toekomstplan |
6 |
8. |
Werkwijzer aan de slag met parttime ondernemen |
6 |
9. |
Samenwerkingsverband brede schuldenaanpak |
7 |
10. |
Gemeentelijk armoedebeleid voor kinderen |
7 |
11. |
Veranderingen peuterspeelzalen |
7 |
12. |
Juridisch kader schuldhulpverlening |
8 |
13. |
Vermogensonderzoek in het buitenland: handhaving inlichtingenplicht Participatiewet |
8 |
14. |
Bijstand en «gemachtigde bankpas» |
9 |
15. |
Buurtmonitor Integratie |
10 |
16. |
Aanpassing examen Oriëntatie Nederlandse Arbeidsmarkt (ONA) |
10 |
17. |
Participatieverklaringstraject voor niet- inburgeringsplichtigen |
11 |
In de verzamelbrief d.d. 31 maart 2017 bent u geïnformeerd over de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 6 december 2016 inzake de ongelijke behandeling in de Participatiewet van samenwonenden bij zorgbehoefte1 én het door de betreffende gemeente ingestelde beroep in cassatie2 tegen deze CRvB uitspraak bij de Hoge Raad der Nederlanden (HR). In verband met het cassatieberoep is de genoemde uitspraak van de CRvB opgeschort, totdat de HR hierop een beslissing heeft genomen.
Inmiddels heeft de Hoge Raad op 8 december 2017 hierover een arrest gewezen. Dit arrest vindt u hier. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat er geen rechtvaardiging is voor een verschillende behandeling van het recht op bijstand van samenwonende broers en zussen en andere ongehuwd samenwonenden indien één van hen zorgbehoevend is. Het is – aldus de Hoge Raad – nu eerst aan de wetgever om dit thans in de Participatiewet bestaande onderscheid op te heffen.
Voor ingrijpen van de rechter kan volgens de Hoge Raad overigens wel aanleiding bestaan indien de wetgever nalaat zelf een regeling te treffen die deze discriminatie opheft.
Op grond van de HR-uitspraak ben ik derhalve gehouden een regeling te treffen die de huidige discriminatie in het betreffende artikel opheft. Daartoe moet de Participatiewet worden aangepast. In afwachting hiervan betekent dit, dat – conform de eerdere inhoudelijke informatie in de verzamelbrief van 31 maart 2017 – de gemeenten vooralsnog gehouden blijven uitvoering te geven aan de huidige wettelijke regeling en dus alléén tweedegraads bloedverwanten, die een gezamenlijke huishouding voeren én voldoen aan het criterium van «zorgbehoefte», uit kunnen zonderen van de gehuwden norm.
In dit kader is het van belang dat naar vaste rechtspraak als «zorgbehoeftige» wordt aangemerkt de persoon van wie is vastgesteld dat hij vanwege ziekte of een stoornis van lichamelijke, verstandelijke of geestelijke aard in aanmerking komt voor een opname in een AWBZ-inrichting (thans: Wlz-inrichting). Bovendien is van zorgbehoefte sprake als de persoon die vanwege ziekte of een stoornis van lichamelijke, verstandelijke of geestelijke aard, duurzaam is aangewezen op dagelijkse hulp bij alle of de meeste algemene dagelijkse levensverrichtingen, of is aangewezen op constant toezicht teneinde mogelijk gevaar voor zichzelf of anderen te voorkomen.
Eind 2016 is UWV gestart met een nieuw dienstverleningsmodel voor WW-gerechtigden. Dit model geeft de mogelijkheid om meer dienstverlening op maat te bieden dan in het verleden mogelijk was. De individuele arbeidsmarktpositie van de WW-gerechtigde is leidend in de nieuwe dienstverlening van UWV. De groep van klanten met een hoge kans op langdurige werkloosheid (minder dan 50% kans op werkhervatting binnen één jaar) wordt zo snel mogelijk uitgenodigd voor een gesprek op een UWV-vestiging en krijgt op maat aanvullende dienstverlening. Ook voor mensen die meer dan 50% kans hebben op werkhervatting beoordeelt UWV op basis van aanwezige informatie (het klantbeeld) of meer ondersteuning gewenst is.
Om te onderzoeken of de aanvullende persoonlijke dienstverlening, inclusief het gesprek in het begin van de werkloosheidsperiode, bijdraagt aan een snellere terugkeer op de arbeidsmarkt voert UWV een effectmeting uit.
Het is van belang dat de inzet van het UWV zo effectief mogelijk is en daarom is het nodig om de effecten van de dienstverlening te meten. In december is UWV gestart met een effectmeting om te onderzoeken of de aanvullende persoonlijke dienstverlening de kansen vergroot op het vinden van werk. Het effect van de (aanvullende) persoonlijke dienstverlening kan alleen zuiver gemeten worden met een controlegroep. Er is een controlegroep gevormd bestaande uit 20% van de instroom WW. De controlegroep komt uitsluitend in aanmerking voor de online dienstverlening.
Gedurende 12 maanden wordt de nieuwe instroom in de WW in het onderzoek betrokken. De WW-gerechtigden worden voor een langere periode gevolgd om uitspraken te kunnen doen over het effect van de dienstverlening. Daarnaast brengt UWV ook in kaart hoe de WW’ers de dienstverlening ervaren en waarderen.
Sinds 1 januari 2017 kunnen mensen via de Praktijkroute worden opgenomen in het doelgroepregister. De Praktijkroute houdt in dat mensen uit de doelgroep Participatiewet, van wie op de werkplek via een gevalideerde loonwaardemethodiek is vastgesteld dat zij een loonwaarde hebben lager dan 100%, zonder beoordeling door UWV in het doelgroepregister worden opgenomen.
Zodra iemand op grond van de Praktijkroute is opgenomen in het doelgroepregister telt de baan mee voor de banenafspraak en kunnen werkgevers bij ziekte aanspraak maken op de no-riskpolis. Daarnaast heeft deze groep sinds 1 januari 2018 recht op een doelgroepverklaring LKV «banenafspraak en scholingsbelemmerden» waarmee de werkgever aanspraak kan maken op het loonkostenvoordeel. UWV beoordeelt het recht hierop door het raadplegen van het doelgroepregister.
Een doelgroepverklaring LKV kan dus alleen verstrekt worden als personen die werkzaam zijn via de Praktijkroute opgenomen zijn in het doelgroepregister. Een afwijzing die na een bezwaar opnieuw in behandeling moet worden genomen zorgt voor ongewenste vertraging. Een doelgroepverklaring LKV moet binnen 3 maanden na indiensttreding zijn aangevraagd om aanspraak te kunnen maken op het LKV.
Registratie gegevens Praktijkroute
Laat uw gemeente in het kader van de Praktijkroute een gevalideerde loonwaardemeting uitvoeren? Registreer de gegevens over het percentage loonwaarde en de re-integratie-inzet dan zo spoedig mogelijk in het digitaal klantdossier (DKD) Re-integratiebericht. Dit bericht wordt beheerd door het Inlichtingenbureau die de gegevens over de personen uit de Praktijkroute dagelijks naar UWV stuurt, zodat het doelgroepregister actuele informatie bevat.
De instructie voor het registreren van de Praktijkroute in het doelgroepregister vindt u hier.
Het LKV is onderdeel van de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl). Meer weten over het LKV? Bezoek www.uwv.nl/wtl, www.belastingdienst.nl/loonheffingen of www.rijksoverheid.nl.
Met ingang van 1 januari 2018 is er een nieuw instrument voor gemeenten om uitkeringsgerechtigden (bijstand, IOAW of IOAZ) van 56 jaar of ouder aan het werk te helpen, namelijk het loonkostenvoordeel oudere werknemer 56+. Het instrument wordt gefinancierd uit de algemene middelen van de rijksoverheid. Dat wil zeggen dat het de gemeenten geen geld kost om dit instrument in te zetten. Het instrument loonkostenvoordeel is de opvolger van de huidige premiekortingen. Voor gemeenten gaat het specifiek om het loonkostenvoordeel oudere werknemer 56+.
Voor het loonkostenvoordeel oudere werknemer 56+ dient de gemeente, net als nu bij de premiekortingen, een doelgroepverklaring af te geven, indien de uitkeringsgerechtigde een uitkering van de gemeente ontvangt. Dat kan bijstand, IOAW of IOAZ zijn. Let op: Voor het loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak hoeft de gemeente geen doelgroepverklaring af te geven. Voor deze specifieke groep wordt dit verzorgd door UWV (ook als het een P-wetter betreft).
De doelgroepverklaring betreft een beschikking (dus met bezwaar- en beroepsclausule). Bij een nieuw instrument hoort ook een nieuw werkproces. Om gemeenten te faciliteren dit nieuwe werkproces in te richten heb ik Stimulansz verzocht hiervoor vier producten te ontwikkelen:
− een model aanvraagproces;
− een model aanvraagformulier;
− een model doelgroepverklaring;
− content voor een publieksfolder.
Deze producten en meer informatie vindt u hier (VNG) en hier (rijksoverheid).
De doelgroepverklaring kan worden verstrekt als aan de voorwaarden wordt voldaan die in het aanvraagproces zijn genoemd. Op het moment dat er een doelgroepverklaring wordt afgegeven aan de klant dient er een kopie (hard copy) naar de postbus van UWV te worden verzonden; adressering: UWV, Postbus 58015, 1040 HA Amsterdam.
Het UWV zal jaarlijks controleren of er voor het loonkostenvoordeel een doelgroepverklaring is verstrekt. Hiervoor is het belangrijk dat gemeenten een kopie naar UWV sturen. Vergeet de gemeente dit te doen dan ontvangt de werkgever geen loonkostenvoordeel.
Met ingang van het jaar 2013 zijn de baten bijstand bedrijfskapitaal genormeerd op basis van een landelijk gemiddelde. Dit landelijke gemiddelde, de macronorm, is vastgesteld aan de hand van de som van de baten in verband met de bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal van alle gemeenten over vijf jaren, gedeeld door de som van de lasten in verband met verleende bijstand ter voorziening in de behoefte van bedrijfskapitaal van alle gemeenten over dezelfde vijf jaren.
Door toepassing van de in de Regeling financiering en verantwoording IOAW, IOAZ en Bbz 2004 opgenomen systematiek zou de macronorm voor het jaar 2018 op grond van de realisaties van lasten en baten over de jaren 2012 tot en met 2016 moeten worden vastgesteld op 105,8%.
De VNG heeft aandacht gevraagd voor de gevolgen van deze relatief sterke verhoging van het normpercentage voor de kredietverstrekking bedrijfskapitaal Bbz. Met de invoering van de normbatenregeling in 2013 is beoogd een (extra) financiële prikkel in te bouwen met als doel
1. een beter kredietbeheer door gemeenten;
2. meer selectiviteit bij het verstrekken van leningen.
Inmiddels is uit onderzoek bij gemeenten gebleken dat de normbatenregeling hierop maar beperkt invloed heeft. Voor mij is dit aanleiding om de financieringssystematiek van het Bbz 2004, inclusief de normbatenregeling, te heroverwegen. Om die redenen heb ik besloten de macronorm voor het jaar 2018 lager vast te stellen, namelijk op 91,4%. Dit is het gemiddelde van het laatst gerealiseerde percentage van 105,8% en het voor het jaar 2017 geldende percentage van 77,0%.
De regeling is gepubliceerd in de Staatscourant van 13 december 2017; deze vindt u hier.
Bij de vaststelling van de formules voor de berekening van de aanspraak op vakantietoeslag (artikel 12 van de regeling Participatiewet (Pw) is abusievelijk pas met ingang van 1 januari 2018 rekening gehouden met de afbouw van de algemene heffingskorting (AHK) in de tweede schijf.
Op basis van artikel 12 berekenen gemeenten voor inkomen uit vroegere arbeid wat de daarbij behorende aanspraak op vakantietoeslag is. Het inkomen inclusief de aanspraak op vakantietoeslag wordt in mindering gebracht op de bijstandsuitkering.
Door geen rekening te houden met de afbouw van de AHK is in 2016 en 2017 een formule vastgesteld die nadelig kan uitpakken voor de hoogste inkomenscategorie in artikel 12 van de regeling Pw. Met ingang van 2018 is de formule juist vastgesteld. Voor 2014 en 2015, de jaren waarin de afbouw van de AHK ook al speelde, geldt dat mensen niet benadeeld zijn.
In onderstaande tabel staat aangegeven welke inkomenscategorie het betreft in de jaren 2016 en 2017. Het gaat om de hoogste inkomenscategorie in artikel 12. Mensen die het betreft zijn mogelijk benadeeld tot een bedrag dat kan oplopen tot maximaal netto € 7,50 per maand.
Aan gemeenten wordt verzocht in de gemeentelijke administratie na te gaan of er mensen zijn die om deze reden onterecht teveel zijn gekort op de bijstandsuitkering. Indien dit aantoonbaar het geval is wordt gemeenten verzocht het eventueel hierdoor opgetreden inkomensverlies te compenseren.
Toelichting op de tabel: de onjuiste en de correcte formules voor de hoogste inkomenscategorie in artikel 12 van de regeling Pw. De inkomensgrenzen wijzigen niet.
Sommige jongeren vinden het moeilijk een toekomstplan te maken. De gemeente kan hen helpen op zoek naar werk of school. Professionals moeten daarbij soms zoeken naar de juiste taal om jongeren te stimuleren. Het werkblad «Van wil naar weg» is een hulpmiddel in het gesprek over de stappen naar de toekomst en het maken van een plan. Het werkblad helpt om een jongere zelf te laten ontdekken wat hij/zij eigenlijk wil. Daarbij draait het niet om «moeten», maar om «willen». Dit werkblad helpt ook om het «willen» te vertalen naar het «doen». Wat ga je doen en wanneer?
Wie kunnen jou daarbij helpen? De jongere staat zelf aan het roer bij het invullen van het werkblad; de professional heeft een coachende rol.
Het werkblad is ontwikkeld met professionals van de gemeenten Apeldoorn en Leiden, alsmede de Sociale Dienst Oost-Achterhoek, die zich specifiek met jongeren bezighouden. Medewerkers van gemeenten kunnen het werkblad kosteloos bestellen op https://www.divosa.nl/publicaties.
Het werkblad is primair bedoeld voor jongeren tussen 18 en 27 jaar, maar kan iedereen op weg helpen bij het maken van een toekomstplan.
In december 2017 heeft Divosa de werkwijzer aan de slag met parttime ondernemen uitgebreid met een hoofdstuk over parttime ondernemen in een sociale coöperatie.
Met coöperatief parttime ondernemen kunnen gemeenten ook ondernemingsgezinde bijstandsgerechtigden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt bedienen. Dat vraagt echter ook meer van een gemeente. Het uiteindelijke doel is zelfredzaamheid en uitstroom uit de Participatiewet.
Mede door klantmanagers van de gemeenten Tilburg, Venlo, Groningen, Zoetermeer en Enschede is het werkblad «Een (parttime) onderneming?» ontwikkeld, voor mensen met een uitkering die overwegen om voor zichzelf te beginnen. Deze vindt u hier hier.
De aanpak van schulden in Nederland vraagt om een gezamenlijke aanpak van alle organisaties die ermee te maken hebben. Rijksoverheid, gemeenten en andere partijen hebben zich uitgesproken om samen het probleem aan te pakken. Zij hebben zich verenigd in het Samenwerkingsverband Brede Schuldenaanpak. Met elkaar willen zij het aantal mensen met schulden terugdringen door te zorgen voor betere hulpverlening of door slim samen te werken. Woensdag 22 februari jl. werd de aftrap gegeven; zie hier een korte filmimpressie.
Het Regeerakkoord bevat al een aantal maatregelen waaronder het maximeren van de stapeling van boetes en het bestrijden van de misstanden in de incassobranche.
Tijdens het debat in de Tweede Kamer op 8 februari jongstleden over «gelden voor armoedebestrijding onder kinderen» heb ik toegezegd in deze brief goede voorbeelden te delen van besteding van het extra budget voor kinderen in armoede.
Vorig jaar heeft Divosa, met ondersteuning van het Ministerie van SZW, meerdere bijeenkomsten georganiseerd over kinderen in armoede en het beleid dat gemeenten met deze extra middelen van structureel € 85 miljoen ontwikkelen. Op basis van deze bijeenkomsten is de Handreiking Aanpak Kinderarmoedebeleid gepubliceerd. Deze Handreiking vindt u hier. U vindt hier voorbeelden van andere gemeenten. De handreiking is bedoeld als een groeidocument, dat regelmatig aangevuld zal worden met nieuwe ontwikkelingen en goede voorbeelden. Ik roep gemeenten dan ook op om hier input voor te leveren, zodat ook andere gemeenten hun voordeel kunnen doen met deze informatie.
Dit najaar komen de resultaten van de evaluatie van de bestuurlijke afspraken VNG Rijk over de extra middelen voor kinderen in armoede beschikbaar. Deze evaluatie zal ook inzicht bieden in het gemeentelijk beleid en goede voorbeelden bevatten. De bestuurlijke afspraken vindt u hier.
Sinds 1 januari 2018 is de Wet harmonisatie kinderopvang in werking getreden en zijn alle nog geregistreerde peuterspeelzalen een kinderdagverblijf geworden. In de verzamelbrief van maart 2017 en de ledenbrief van de VNG van augustus 2017 bent u geïnformeerd over wat deze wijzigingen voor u als gemeente betekenen.
In veel gemeenten is het peuterspeelzaalwerk succesvol omgevormd en hebben de gemeenten het beleid aangepast. Andere gemeenten zijn nog bezig met de aanpassingen. Doorgaans verloopt dit soepel. Het is wenselijk dat gemeenten er in hun beleid rekening mee houden dat ouders die daar recht op hebben de kinderopvangtoeslag kunnen aanvragen.
Een aandachtspunt in de vormgeving van het beleid is dat de eigen bijdrage van ouders die kinderopvangtoeslag ontvangen niet zonder meer door de gemeenten kan worden gecompenseerd. Dit kan slechts in uitzonderingsgevallen. Een van de uitgangspunten van de kinderopvangtoeslag is dat ouders een eigen bijdrage betalen. Slechts in uitzonderingsgevallen kan de gemeente de eigen bijdrage compenseren, bijvoorbeeld als de ouder een bijstandsuitkering krijgt en in een re-integratietraject zit. In artikel 1.13 van de Wet Kinderopvang zijn de uitzonderingen beschreven.
Gemeenten die nog vragen hebben over de Wet harmonisatie kinderopvang kunnen zich wenden tot de Vereniging Nederlandse Gemeenten: info@vng.nl, of 070–3738393.
Binnen een schuldhulpverleningstraject worden bij verschillende organisaties gegevens opgevraagd over de schuldenaar. Bij diverse gemeenten leven vragen over het juridische kader voor gegevensuitwisseling in het kader van schuldhulpverleningstraject. Voor het juridisch kader is van belang of sprake is van een publiekrechtelijke of een privaatrechtelijke taak.
Voor publiekrechtelijke taken geldt dat het gaat om taken die specifiek aan de overheid zijn opgedragen. Privaatrechtelijke taken kunnen ook door private partijen worden uitgevoerd.
Binnen de schuldhulpverlening is sprake van een mix. De toelating tot de gemeentelijke schuldhulpverlening is specifiek aan het college toebedeeld en daarmee een publiekrechtelijke taak.
Dat geldt echter niet voor de daadwerkelijke uitvoering van de schuldhulpverlening. De uitvoering wordt door gemeenten dan ook vaak uitbesteed aan private partijen. Ook als de gemeente ervoor kiest om de schuldhulpverlening zelf verder uit te voeren verandert dit niets aan het privaatrechtelijke karakter van deze dienstverlening. Binnen dat kader is het verwerken van gegevens op basis van een overeenkomst mogelijk. Daarin spreken de schuldhulpverlenende instantie en de burger samen af wat de instantie voor de burger kan en mag doen.
Gemeenten mogen onderzoek instellen naar de juistheid en volledigheid van verstrekte gegevens en zo nodig naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voortzetting van de bijstand. Zowel bij de aanvraag van een bijstandsuitkering als gedurende de bijstandsuitkering is het de expliciete bevoegdheid en verantwoordelijkheid van het college om de naleving van de inlichtingenplicht door de bijstandsgerechtigde te handhaven. Dit geldt ook voor onderzoeken naar inkomen en vermogen in het buitenland. Gemeenten hoeven dit onderzoek niet op alle bijstandsgerechtigden toe te passen en ook niet op dezelfde manier. Zulk onderzoek is kostbaar en omdat het belang van het voorkomen en opsporen van fraude groot is, mogen gemeenten in plaats daarvan of daarnaast ook gebruikmaken van zogenoemde risicoprofielen, bijvoorbeeld gebaseerd op gedrag van mensen.
Sinds januari 2015 heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) tientallen uitspraken gedaan over de onderzoeksmethoden die gemeenten hanteren bij het opsporen van bijstandsfraude. Het gaat om onderzoeken naar inkomen en vermogen in het buitenland. In deze afzonderlijke uitspraken oordeelt de CRvB over de vraag of het uitgevoerde onderzoek al dan niet in strijd is met het verbod op discriminatie. In sommige gevallen oordeelde de CRvB dat het onderzoek niet strijdig was met het verbod op discriminatie. In andere gevallen, zoals onlangs nog bij een aantal recente uitspraken in 2017 en 2018, is de CRvB tot de conclusie gekomen dat in het geding zijnde onderzoeksmethoden van de betreffende gemeenten onrechtmatig zijn.
Het kabinet hecht grote waarde aan een rechtmatige verstrekking van uitkeringen. Handhaving van de inlichtingenplicht is daarom nodig, ook in het buitenland. Uiteraard moet dit binnen de kaders van wet- en regelgeving en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur gebeuren.
Hierbij is het van belang om – gelet op de verschillende uitspraken die de Centrale Raad van Beroep in dit soort zaken heeft gedaan – de volgende uitgangspunten te hanteren:
− Gemeenten mogen zonder specifieke aanleiding onderzoeken of mensen terecht (volledige) bijstand ontvangen.
− Gemeenten hoeven dit preventief fraudeonderzoek niet op alle bijstandsgerechtigden toe te passen en ook niet op dezelfde manier. Zulk onderzoek is kostbaar en het belang van voorkomen van fraude is groot.
− Gemeenten mogen dan ook gebruikmaken van zogenoemde risicoprofielen, bijvoorbeeld gebaseerd op gedrag van mensen.
− Een risicoprofiel mag worden gebaseerd op het criterium «een ander land van herkomst dan Nederland».
− Onderzoek naar bijstandsgerechtigden van slechts één nationaliteit mag echter niet. Dat is immers in strijd met het discriminatieverbod bedoeld in artikel 14 EVRM en artikel 1 van Protocol 12 bij het EVRM.
− Dit betekent dat het bewijs dat met dit onderzoek verkregen is niet mag worden gebruikt.
− Ander bewijs mag wel worden gebruikt en er mag nieuw onderzoek worden gedaan om aan te tonen of er sprake is van (verzwegen) buitenlands inkomen of vermogen.
De wetgever heeft in de Wet SUWI het Internationaal Bureau Fraude-informatie (IBF) aangewezen als het coördinatiepunt voor gemeenten voor grensoverschrijdende uitwisseling van fraude-informatie. Er is derhalve een goede publieke voorziening bij onderzoek naar grensoverschrijdende fraude. Het kabinet zet zich de komende periode in om de bekendheid met het IBF bij gemeenten en de samenwerking tussen het IBF en gemeenten te verbeteren. Daarbij zal ik in samenwerking met het IBF, het Kenniscentrum Handhaving en Naleving (KCHN) van de VNG, Divosa en de Beroepsvereniging voor Klantmanagers (BvK) verkennen of het mogelijk is om door middel van protocollen of handreikingen advies te geven aan gemeenten, over de wijze waarop steekproeven kunnen worden gedaan die de toets van de CRvB kunnen doorstaan.
In TROS-radar was eind vorig jaar een casus aan de orde over het recht op bijstand van een persoon die de beschikking heeft over een «gemachtigde bankpas» van de bankrekening van een derde. In het voorliggende geval had de rechtbank vastgesteld dat de gemeente wegens schending van de inlichtingenverplichting door de betreffende bijstandsgerechtigde terecht is overgegaan tot terugvordering van de ten onrechte verstrekte bijstand en het opleggen van een bestuurlijke boete. Uit de reacties op de uitzending van Radar is mij gebleken dat het niet bij iedereen duidelijk is welke relatie het beschikken over een gemachtigde bankpas heeft met het recht op bijstand. Alhoewel ik niet inhoudelijk op de betreffende casus kan ingaan wijs ik u ter informatie op het onderstaande. Ik verzoek u deze informatie in voorkomende gevallen te delen met de bijstandsgerechtigden in uw gemeente.
Bij het vaststellen van het recht op bijstand vindt een middelentoets plaats. Dit betekent dat de gemeente kijkt naar het inkomen en vermogen waarover de alleenstaande of het gezin beschikt, of redelijkerwijs kan beschikken. Indien een bijstandsgerechtigde een «gemachtigde bankpas» heeft van een bankrekening die op naam van een derde staat is er in beginsel ook sprake van het feitelijk kunnen beschikken over middelen van een derde. Bij de beoordeling van het recht op bijstand hoeft dit laatste echter geen probleem te vormen, mits het opnemen van gelden van de rekening waarvoor de machtiging geldt uitsluitend ten behoeve van de rekeninghouder wordt gedaan.
De bijstandsgerechtigde is echter wél gehouden om de gemeente over de betreffende bankmachtiging en het op grond daarvan kunnen beschikken over middelen te informeren (inlichtingenplicht) en in de uitvoering van de machtiging inzicht te geven. Het is vaste jurisprudentie dat het in bezit hebben van een gemachtigde bankpas en het feitelijk gebruik maken daarvan betekent dat er redelijkerwijs over (de tegoeden op) die rekening kan worden beschikt. Door van die rekening geen melding te maken, wordt de inlichtingenverplichting geschonden.
Zie hiervoor deze jurisprudentie.
Als uit een onderzoek blijkt dat de inlichtingenplicht is geschonden dan zijn gemeenten gehouden de ten onrechte betaalde bijstand terug te vorderen en in voorkomende gevallen over te gaan tot het opleggen van een bestuurlijke boete.
De Buurtmonitor Integratie (www.buurtintegratie.nl) is geactualiseerd met de meest actuele cijfers over integratie. Deze Buurtmonitor geeft op nationaal-, gemeentelijk- en buurtniveau inzicht in de stand van de integratie, door verschillende relevante indicatoren te presenteren: Indicatoren op het terrein van demografie, onderwijs, arbeid & inkomen, wonen & woonomgeving, zorg & welzijn en criminaliteit.
De monitor biedt een veelheid aan informatie, die voor verschillende doeleinden benut kan worden, bijvoorbeeld voor analyses van de lokale situatie of ontwikkeling. De monitor biedt daarbij de mogelijkheid om verschillende gebieden eenvoudig met elkaar te vergelijken. Maar ook analyses op verschillende specifieke subdomeinen (arbeidsmarkt, veiligheid, demografie, etc.) behoren tot de mogelijkheden. De monitor kan gebruikt worden als een startpunt voor ontwikkeling van beleid, strategie of andersoortige activiteiten, kan als naslagwerk gebruikt worden en achtergrondinformatie bieden.
De Tweede Kamer is geïnformeerd over de voorgenomen aanpassing van het examen ONA.
De brief van de Minister hierover van 4 februari jl. vindt u hier. In deze brief is aangegeven dat het examen ONA wordt veranderd.
De inburgeraar kan op twee manieren het examen ONA behalen:
1. Goedgekeurd portfolio en 64 uur cursusuren ONA bij Blik op Werk taalaanbieder.
De inburgeraar kan het examen halen door een portfolio in te dienen. Dit portfolio wordt beoordeeld door DUO. De inburgeraar is geslaagd voor het examen ONA na goedkeuring van dit portfolio door DUO en als de inburgeraar daarnaast bij een taalschool 64 uur cursusuren ONA heeft gevolgd.
2. Goedgekeurd portfolio en eindgesprek met positieve beoordeling
Ook kan de inburgeraar het examen ONA behalen door een portfolio in te dienen. Dit portfolio wordt door DUO beoordeeld. Na goedkeuring van dit portfolio door DUO kan de inburgeraar opgaan voor het eindgesprek. Bij een positieve uitslag van het eindgesprek is de inburgeraar geslaagd voor het examen ONA.
Voor deze aanpassingen moeten de regels voor inburgering worden aangepast. Pas als dat gebeurt is gaat deze wijziging in. Het is de bedoeling dat deze aanpassingen ingaan per 1 mei 2018.
Daarnaast wordt er gekeken of degene die al werk heeft, vrijgesteld kan worden van het examen ONA. De huidige verwachting is dat dit niet eerder dan per 1 januari 2019 kan worden gerealiseerd. Zodra hierover meer bekend is volgt nadere berichtgeving.
Per 1 oktober 2017 is het participatieverklaringstraject een onderdeel van het inburgeringsexamen voor inburgeringsplichtigen. Het traject is ook waardevol voor de groep niet-inburgeringsplichtigen, zoals bijvoorbeeld EU- migranten.
Pilot participatieverklaring
In de pilot participatieverklaring (looptijd 1 maart 2014 t/m maart 2015) heeft een aantal gemeenten en regio’s met verschillende vormen van het traject geëxperimenteerd voor deze doelgroep. Onderdelen van deze trajecten waren ondermeer verwelkoming, het wegwijs maken in de gemeente, het verschaffen van informatie over rechten en plichten en het kennismaken met lokale maatschappelijke organisaties. Daarnaast organiseerden gemeenten activiteiten gericht op arbeid en scholing en overige participatie. Ook is er in een aantal pilots, gericht op EU-migranten, aandacht geweest voor de inschrijving in het bevolkingsregister. De trajecten kenden een vrijwillig karakter.
Opbrengsten
De trajecten worden door zowel gemeenten als deelnemers overwegend positief gewaardeerd. Gemeenten noemden als opbrengsten van de trajecten o.a. dat zij meer zicht hebben gekregen op de doelgroep en hun specifieke behoeften en dat de trajecten hebben bijgedragen aan de versterking van de contacten tussen nieuwkomers en de lokale bevolking. Deelnemers gaven aan dat zij door deelname aan de trajecten meer hebben geleerd over de omgeving en relevante voorzieningen en een groter besef hebben gekregen van de rechten, plichten en fundamentele waarden.
Aanvullende informatie
Zie voor meer informatie over de invulling en vormgeving van het participatieverklaringstraject de evaluatie pilot participatieverklaring; deze vindt u hier. Het rijk zal de opbrengsten van de kennisborgingstrajecten, die enkele gemeenten naar aanleiding van de pilot participatieverklaring hebben opgezet, beschikbaar stellen via www.rijksoverheid.nl.
Bestellen participatieverklaring
Gemeenten die participatieverklaringstrajecten voor niet- inburgeringsplichtigen organiseren of willen gaan organiseren kunnen bij DUO de participatieverklaring bestellen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/nds-tk-2018D24010.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.