Niet-dossierstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 2011D21305 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 2011D21305 |
De algemene commissie voor Immigratie en Asiel heeft, ter vervanging van een algemeen overleg Opvang asielzoekers dat zou plaatsvinden op 19 april jl. maar vanwege agenda-technische redenen geen doorgang kon vinden, een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de minister voor Immigratie en Asiel over de volgende brieven:
– Onderzoek Unicef e.a. «Kind in het centrum: kinderrechten in asielzoekerscentra» (Kamerstukken II 2010/11, 19 637, nr. 1406)
– Toezegging AO (8 december 2010) inzake verbeterde asielprocedure en over gemiddelde verblijfsduur in de Centrale Ontvangstlocatie (COL) (Kamerstukken II 2010/11, 19 637, nr. 1403)
– Directe plaatsing van uitgenodigde vluchtelingen in gemeenten (Kamerstukken II 2010/11, 19 637, nr. 1390)
Vragen en opmerkingen zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Brinkman
De griffier van de commissie,
Roovers
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
VVD
De minister heeft eerder gemeld in zijn brief van 18 januari 2011 dat uitgeprocedeerde gezinnen met minderjarige kinderen niet vanuit reguliere opvanglocaties van het COA of vanuit de VBL in Ter Apel op straat zullen worden gezet. De minister gaf aan dat voor deze gezinnen onverkort geldt dat zij onder toezicht van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) moeten blijven werken aan hun vertrek uit Nederland. Indien vreemdelingenbewaring van een gezin met minderjarige kinderen wordt opgeheven zonder dat vertrek uit Nederland heeft plaatsgevonden, zal het gezin (opnieuw) worden geplaatst in hetzij een opvanglocatie van het COA, hetzij de VBL in Ter Apel.
Daarbij streeft de minister ernaar dat er een aparte, sobere vrijheidsbeperkende locatie van het COA zal worden opgezet voor deze gezinnen met minderjarige kinderen, waar intensief aan hun vertrek uit Nederland kan worden gewerkt. Graag verneemt de VVD-fractie hoe de huidige stand van zaken is ten aanzien van deze locatie. Lijkt dit op de VBL te Ter Apel en wanneer denkt de minister hierover uitsluitsel te kunnen geven?
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat weliswaar onderdak voor deze gezinnen beschikbaar moet zijn, maar dat wel alles in het werk moet worden gesteld om ze uit Nederland te laten vertrekken. Dat is ook voor hun toekomst van belang. Graag ontvangen deze leden een bevestiging van de minister in dezen en ook een antwoord op de vraag hoe de intensieve begeleiding van DT&V precies wordt vormgegeven
De leden van de VVD-fractie verzoeken de minister om toe te lichten hoe ervoor wordt gezorgd asielzoekers, in het bijzonder met kinderen, zo min mogelijk te laten verhuizen.
PvdA
Volgens de leden van de PvdA-fractie gaat dit VSO vooral over kinderen van asielzoekers in de opvang. Soms denken mensen dat alles in Nederland al fantastisch is geregeld, en dat er niets meer te verbeteren is. Wie het rapport van Unicef en het COA leest over de situatie van kinderen in AZC’s weet wel beter. Daaraan valt nog heel veel te verbeteren, en dat moet ook, volgens de leden van de PvdA-fractie.
Zonder te beweren dat het allemaal kommer en kwel is, willen de leden van de PvdA-fractie allereerst vermelden dat zij wat teleurgesteld zijn in deze minister als het gaat om de ambitie voor kinderen in de AZC’s. Het gedoogakkoord staat vol met beperkende maatregelen, maar over kinderen staat niets. Dit terwijl het rapport van Unicef er al twee jaar ligt en staatssecretaris Albayrak heeft aangegeven het rapport te gebruiken als leidraad en waar mogelijk het beleid erop zou aanpassen. Hoe verhoudt de toezegging van de voormalige staatssecretaris zich tot de daden van deze minister, en tot het gegeven dat een groot deel van de aanbevelingen niet is opgevolgd? Is de minister bereid te erkennen dat een groot deel van de aanbevelingen niet is opgevolgd, zoals de opstellers van het rapport, zoals Unicef, overduidelijk aantonen? Is de minister bereid de aanbevelingen serieus te nemen, en daadwerkelijk te proberen een aantal zaken voor kinderen in de opvang structureel te verbeteren? Unicef deed in 2009 maar liefst 65 aanbevelingen om de situatie voor kinderen in asielzoekerscentra te verbeteren. De leden van de PvdA-fractie moeten helaas vaststellen dat van veel van die aanbevelingen tot nu toe vrijwel niets terecht is gekomen. Het gesprek dat de algemene commissie voor Immigratie en Asiel onlangs had met de directeur van het COA stelde deze leden wat dat betreft ook niet gerust. Waarom doen zowel de minister als het COA het voorkomen alsof kinderen overal al de eerste overweging zijn, terwijl volgens deskundige organisaties daarvan in de praktijk geen sprake is? Zijn het COA en de minister bereid juist te kijken naar de aspecten van kinderen in de opvang die beter kunnen?
De leden van de PvdA-fractie willen dit VSO nadrukkelijk gebruiken om te zien waar de minister alsnog gestimuleerd kan worden om een aantal belangrijke aanbevelingen uit het rapport Kind in het Centrum alsnog uit te voeren. Er zitten jaarlijks 6000 a 8000 duizend kinderen in de asielopvang, en die wonen gemiddeld 4,7 jaar in Nederland. Alle reden om zaken die beter kunnen, beter te doen. Het moet beter, en de leden van de PvdA-fractie doen daarom graag een voorzet voor de voor hen belangrijkste punten:
Huisvesting
Allereerst de huisvesting voor gezinnen met kinderen. Die moet daar veel meer op worden toegesneden. Met name kinderen hebben ruimte en ook privacy nodig. De PvdA-fractie vraagt de minister om huisvesting in de AZC’s daarop aan te passen en te verbeteren. Concreet:
+ Voldoende woonruimte en privacy voor gezinnen met kinderen;
+ Speciaal huisvestingsbeleid voor kinderen.
Ziet de minister mogelijkheden om op het terrein van huisvesting deze verbeteringen te realiseren die het verblijf in een AZC voor kinderen draaglijker maken? Zo nee, waarom niet?
Verhuizingen
Wat volgens de leden van de PvdA-fractie ook één van de belangrijkste aanbevelingen in het rapport is, en wat zij ook terug horen, is het probleem van de vele verhuizingen van kinderen naar andere AZC’s. Deze leden zijn sterk van mening dat daarmee gestopt moet worden en vragen de minister of hij dat deelt. Kinderen zijn kwetsbaar, en als zij voortdurend weer hun sociale omgeving verliezen, zorgt dat voor onzekerheid en psychische problemen. Laat kinderen nou zoveel mogelijk op één plek blijven tijdens de asielprocedure. De volgende aanbevelingen zou de minister volgens de leden van de PvdA-fractie dan ook moeten opvolgen:
+ Beperk verhuizingen van kinderen in de schoolgaande leeftijd tot maximaal 1 keer;
+ Gezinnen alleen plaatsen in locaties waarvan duidelijk is dat ze nog minimaal 2 jaar bestaan (plaats gezinnen nooit in AZC dat binnenkort gaat sluiten). Het COA moet ketenpartners tijdig informeren over het openen en sluiten van AZC-locaties;
+ Vang gezinnen met kinderen in het begin van hun asielprocedure op in permanente en kindvriendelijke AZC’s.
Ziet de minister mogelijkheden om op het terrein van verhuizingen deze verbeteringen te realiseren die ervoor zorgen dat asielkinderen nog slechts bij grote uitzondering moeten verhuizen? Zo nee, waarom niet?
Verder willen de leden van de PvdA-fractie de minister vragen om de Kamer halfjaarlijks te informeren over het aantal verhuizingen van AZC naar AZC van gezinnen met kinderen, plus daarbij de redenen van de verhuizingen.
Duur
Kinderen verblijven vaak langdurig in AZC’s, dat is volgens de leden van de PvdA-fractie bekend. Alle leden willen kortere procedures, maar het is bekend dat dit al heel veel jaren niet lukt, en het maar de vraag is of dat de komende jaren anders is. Deze leden vinden dat kinderen in de opvang daar niet de dupe van moeten worden. Zij zijn derhalve van mening dat met de inrichting van de opvang rekening gehouden moet worden de gemiddelde lange duur van procedures, in elk geval met de huidige lengte van procedures. Tegelijkertijd moet het maximale gedaan worden om de lange procedures van gezinnen met kinderen zoveel mogelijk te beperken. Daarom zijn de leden van de PvdA-fractie van mening dat de minister ook deze twee aanbevelingen uitvoert:
+ Ga bij de inrichting van de opvang uit van langdurig verblijf;
+ Maximum termijn waarbinnen procedures met minderjarige kinderen moeten zijn afgerond.
Is de minister bereid hogere prioriteit te geven aan de procedures van gezinnen met kinderen, en daar een maximum termijn aan te verbinden?
Voorzieningen onderwijs/hobby/communicatie etc.
Tot slot zijn de leden van de PvdA-fractie van mening dat er nog een wereld te winnen als het gaat om voorzieningen voor kinderen van asielzoekers. Hoewel zij de kinderen alles gunnen, begrijpen zij dat er beperkingen zijn in de tijdelijke opvang in een AZC. Maar een aantal basisvoorzieningen zouden volgens deze leden voor jonge kinderen geregeld moeten worden, om ervoor te zorgen dat het verblijf voor de jaren in een AZC enigszins plezierig en nuttig kunnen verlopen. Daarom vragen de leden van de PvdA-fractie aan de minister om de volgende aanbevelingen uit te voeren:
+ Website Kind in AZC maken;
+ Onbeperkte toegang kinderen vanaf groep 6 tot laptop en internet;
+ Vertrouwenspersoon voor kinderen / mentor voor gezinnen met kinderen in AZC’s;
+ Organiseer meer contacten tussen AZC en wijkcentra, scholen, sport- en andere organisaties.
De leden van de PvdA-fractie vernemen graag van de minister of hij bereid is om deze aanbevelingen te realiseren? Zo nee, waarom niet?
Het is volgens de leden van de PvdA-fractie belangrijk om nu echt een slag maken. Kan de minister becijferen waar er extra geld vrijgemaakt kan worden binnen het budget van het COA? Het COA bespaart al 5 miljoen omdat uitgenodigde vluchtelingen direct in gemeenten worden geplaatst. Zou een deel daarvan voor kinderen in de opvang kunnen worden ingezet?
Wat betreft het direct plaatsen van uitgenodigde vluchtelingen in gemeenten, sluiten de leden van de PvdA-fractie zich aan bij de opmerkingen en vragen van Vluchtelingenwerk Nederland. Zij vinden het in principe een goed idee om uitgenodigde vluchtelingen direct in gemeenten te plaatsen, maar zij willen wel van de minister weten waar de 5 miljoen per jaar die bespaard wordt door het COA nu voor wordt gebruikt. De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat het ongehoord is dat voor elke uitgenodigde vluchteling (het zijn er 500 per jaar) een medewerker van het COA vier keer heen en weer moet reizen naar het land van herkomst voor wat culturele oriëntatie. Dat kost disproportioneel veel geld. Is er de mogelijkheid om dit geld anders te gebruiken en bijvoorbeeld de gemeente meer mogelijkheden te geven om voor culturele oriëntatie, persoonlijke begeleiding en organisatie van medische zorg te zorgen? Als hier geld bespaard kan worden, zijn de leden van de PvdA-fractie er ook voorstander van dit te gebruiken om de voorzieningen voor kinderen op AZC’s te verbeteren.
De leden van de PvdA-fractie willen nogmaals benadrukken dat zij het belangrijk vinden om jaarlijks het quotum voor uitgenodigde vluchtelingen te blijven halen. Wat hen betreft zou Nederland zelfs nog een extra steentje kunnen bijdragen, onder meer vanwege de huidige onveilige situatie in Libië en Ivoorkust. Van uitgenodigde vluchtelingen is één ding zeker: dat zijn daadwerkelijk de meest kwetsbare mensen die snakken naar bescherming en een dak boven hun hoofd. Het moet gemeenten volgens de leden van de PvdA-fractie dan ook niet onmogelijk worden gemaakt om het opnemen van uitgenodigde vluchtelingen te kunnen betalen. Deze leden willen de minister in dit verband ook wijzen op het standpunt van de VNG. Deze organisatie is snoeihard over het oordeel van het plan van de minister en zegt niet bereid te zijn dit voorstel zonder meer uit te voeren. De randvoorwaarden voor de opvang zijn volgens de VNG onvoldoende ingevuld, waardoor het draagvlak om nog uitgenodigde vluchtelingen op te nemen, ernstig wordt aangepast. De leden van de PvdA-fractie zouden dat een rampscenario vinden, en roepen de minister dan ook dringend op het plan aan te passen.
Is de minister bereid te garanderen dat Nederland kan blijven voldoen aan het quotum van 500 uitgenodigde vluchtelingen per jaar? Is hij bereid nader met gemeenten in overleg te treden over de opvang van de uitgenodigde vluchtelingen, en hen daarin financieel ruimer bij te staan? Is de minister zich bewust dat, als hij dat niet doet, het draagvlak voor uitgenodigde vluchtelingen in gemeenten, en de integratie van deze mensen in Nederland, ernstig aangetast kan raken?
De leden van de PvdA-fractie stellen nog de volgende vragen:
Waarom komt niet een groter deel van de jaarlijkse besparing van 5 miljoen op de opvangkosten ten goede aan de gemeenten die voor de opvang en begeleiding van uitgenodigde vluchtelingen extra kosten moeten maken?
Wat is de hoogte van het bedrag dat het COA krijgt voor de organisatie van de drie aparte culturele oriëntatietrainingen?
Welke gemeenten hebben inmiddels toegezegd dat zij uitgenodigde vluchtelingen op voorgestelde wijze rechtstreeks willen opvangen?
Komt er in verband met de rechtszekerheid een wettelijke grondslag voor de uitkering aan de gemeenten? Zo ja, in welke regeling wordt deze opgenomen?
Welke besparing kan worden gerealiseerd als het COA niet deelneemt aan de selectiemissies en in plaats van drie aparte één culturele oriëntatie organiseert?
Kunnen vluchtelingen met medische indicatie, zwangere vrouwen en vluchtelingen met schoolgaande kinderen eerder dan zes maanden naar Nederland worden overgebracht? Welke afspraken worden hierover met gemeenten gemaakt?
Wanneer de drie CO-trainingen worden teruggebracht tot één, kan dan ook de termijn van zes maanden dat de vluchtelingen nog in het land van opvang moeten verblijven worden teruggebracht naar bijvoorbeeld vier maanden?
Op welke wijze zal de gezondheidsvoorlichting zoals deze nu door GGD Nederland in de centrale opvang plaats vindt in de gemeente worden georganiseerd?
Welke voorbereidingen zijn getroffen om de intake en toeleiding naar de medische zorg zoals deze nu in de centrale opvang is voorzien ook in de gemeente te laten plaats vinden?
CDA
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de beschreven beleidsreactie/-wijziging. Zij zijn van mening dat Nederland een zeer fatsoenlijke opvang van asielzoekers en asielzoekerskinderen heeft , zeker ook in vergelijk met andere landen. Echter een van de prangendste kwesties die de werkgroep «Kind in AZC» naar voren bracht, was de geworteldheid in Nederland van kinderen en gezinnen, door de vaak te lange duur van asielprocedures. De leden van de CDA-fractie zijn dan ook van mening dat deze procedures sneller moeten. Hierbij maken zij de kanttekening dat ouders primair verantwoordelijk zijn voor hun kinderen en dus ook voor de gevolgen die doorprocederen heeft voor hun kinderen. Niettemin: kortere procedures kunnen veel van de in het rapport geschetste problemen voorkomen. De vorig jaar in werking getreden verbeterde asielprocedure en de nadere verbeteringen waar de minister mee bezig is, moeten leiden tot verdere verkorting en vermindering van procedures. Het COA onderschrijft de aanbevelingen in het rapport. De werkgroep «Kind in AZC» is tot nu toe tevreden over de contacten met de beleidsmakers van de betrokken ministeries en ook de CDA-fractie is van mening dat we dat zo moeten houden. De leden van de CDA-fractie roepen de minister dan ook op om te bevorderen dat in samenspraak tussen alle betrokken partijen wordt gewerkt aan het verder verbeteren van de situatie van kinderen in de asielopvang. Zij onderschrijven de nieuwe aanpak van rechtstreekse plaatsing in gemeenten in plaats van eerst in een aparte opvanglocatie; in de meeste andere hervestigingslanden gebeurt dit al op deze manier.
De leden van de CDA-fractie hebben echter nog een aantal vragen:
– Het rapport «Kind in het centrum» dateert van juni 2009. Veel van de 65 aanbevelingen zijn grotendeels al staande praktijk, of worden gerealiseerd in het project «Kind in de Opvang». Dit project wordt gefinancierd met gelden uit het Europees Vluchtelingen Fonds (EVF). Wat gebeurt er na afloop van de projectperiode, medio 2012, als de Europese gelden wegvallen?
– Jongeren mogen een voor hun 18 gestarte opleiding afronden, zolang dat niet aan hun terugkeer in de weg staat. Hoe werkt dit uit in de praktijk? Hoeveel procent van de «te vertrekken» / verwijderbare jongeren zijn daartoe daadwerkelijk in de gelegenheid?
– Hebben of krijgen gemeenten voldoende financiële mogelijkheden om met de nieuwe aanpak om te gaan? Waar wordt dat van betaald? Van de besparing (€ 5 miljoen?) ten gevolge van het sluiten van Amersfoort?
– Klopt de bewering (van VluchtelingenWerk Nederland) dat de praktijk van andere hervestigingslanden uitwijst dat het overbrengen van kennis en vaardigheden (de culturele oriëntatie over Nederland) ter plaatse, in het opvangland in de regio, niet zinvol is? De VS zouden ermee zijn gestopt omdat het niet kostenefficiënt bleek te zijn; klopt dit? Wat gaat Nederland anders doen dan de andere hervestigingslanden?
– De leden van de CDA-fractie hebben een paar vragen over die training culturele oriëntatie. Wat is precies de functie ervan? Waarom is het volgens Nederland beter om het dáár te doen; want eenmaal in Nederland moet men immers toch de inburgeringscursus gaan doen? Kunnen die trainingen dus niet beter na aankomst in Nederland worden gegeven? Zijn er al ervaringen dat CO-training werkt? Hoe verplichtend of vrijblijvend is het volgen van die CO-training? Is het een soort «inburgering in het buitenland», waarbij men ook een toets moet afleggen? Wat kost het om COA-medewerkers die trainingen daarginds te laten doen? Hoe wordt dit gefinancierd?
– Het COA acht het mogelijk om binnen twee maanden na afronding van de selectiemissie te kunnen aangeven binnen welke gemeente de uitgenodigde vluchteling wordt gehuisvest. Wat betekent dit ten opzichte van de wachttermijn voor uitgenodigde vluchtelingen? Wordt die korter? De leden van de CDA-fractie willen de in de training CO opgedane kennis niet te laten verwateren.
– Hoe wordt omgegaan met gemeenten die achterlopen met het voldoen aan hun huisvestingstaakstelling voor statushouders? Is het de bedoeling dat daar ook uitgenodigde vluchtelingen worden gehuisvest, of juist niet? En is dit laatste dan geen beloning voor slecht gedrag?
– Gezien de gestelde vragen zijn de leden van de CDA-fractie benieuwd naar de resultaten van de evaluatie die over een jaar zal plaats hebben.
SP
Het rapport van Unicef over de positie van kinderen in opvangcentra en de laatste reactie van de minister over de voortgang geven de leden van de SP-fractie aanleiding tot nadere opmerkingen en vragen.
De minister heeft op 22 maart in de bijlage bij zijn brief gereageerd op de 65 aanbevelingen van Unicef. Wat deze leden daarbij opvalt is dat de minister op onderdelen zijn ogen sluit voor de realiteit. Zo weigert de minister uit te gaan van de praktijk dat kinderen lang in opvang verblijven. Hij somt zijn beleidsvoornemens nog maar eens op over zijn inzet voor een verkorting van de asielprocedure en het tegengaan van stapelen van procedures. Waar geen misverstand over kan bestaan is dat ook de SP-fractie voor zorgvuldige procedures is. De minister lijkt nu ook te hebben ingezien dat meer zorgvuldigheid aan het begin zich uitbetaald in meer snelheid in het vervolg van de procedure.
Maar de realiteit, waar de minister zijn ogen voor sluit, is dat dit nog niet de praktijk is. De procedures zijn nu nog lang. De werkelijkheid is dat kinderen nog wél jarenlang in opvangcentra verblijven en daar opgroeien. Dat is de realiteit en daar moeten we dus ook de omstandigheden op aanpassen. Je mag de kinderen, zo menen de leden van de SP-fractie, die nu op de opvangcentra verblijven niet het slachtoffer maken van de bestaande situatie. Zij moeten zich nu ontwikkelen en zij kunnen niet wachten tot er een nieuwe werkelijkheid is. Erkent de minister dit? Deze kinderen moeten nu geholpen worden. En het COA speelt daar een belangrijke rol bij.
De oproep van de leden van de SP-fractie aan de minister en het COA is dan ook om met volledige inzet aan de slag te gaan met praktische oplossingen waar direct resultaat van zichtbaar en merkbaar is voor de kinderen. Stop de reeks verhuizingen waar kinderen mee worden geconfronteerd. Moeten deze leden de reactie van de minister op aanbeveling 9 op dit punt zo lezen dat er niet verhuisd wordt, tenzij een locatie sluit of er sprake is van onaangepast gedrag? Kan de minister dit toezeggen?
Het is onaanvaardbaar dat kinderen het aanspreekpunt zijn in de asielprocedure van gezinnen omdat ze de taal spreken. Je mag de kinderen niet met deze zorgen belasten. Deelt de minister deze mening en gaat hij er ook voor zorgen dat dit in de toekomst niet meer gebeurt? Juist in dit soort gevallen zou een eigen vertrouwenspersoon voor kinderen een belangrijke rol kunnen spelen. De leden van de SP-fractie zijn daar dan ook van harte voor.
Gaat de minister er ook voor zorgen dat kinderen ook daadwerkelijk kind kunnen zijn? De activiteiten worden steeds meer afhankelijk gemaakt van lokale fondsen en vrijwilligers. En natuurlijk zijn de leden van de SP-fractie blij met een initiatief als «de Vrolijkheid», maar waarom ziet de minister dit niet als een eigen verantwoordelijkheid?
Onderwijs is een wezenlijk onderdeel van de vorming van deze kinderen. Kan de minister toezeggen dat wij geen situaties meer mee zullen maken zoals afgelopen najaar in Ter Apel waar kinderen wekenlang geen onderwijs kregen vanwege gesteggel tussen het COA en de plaatselijke school?
De leden van de SP-fractie willen van de minister nog eens duidelijk horen wat hij zich nu voorstelt bij een sobere opvang voor gezinnen met minderjarige kinderen. Wat is er nu luxe aan de opvang zoals die nu is en waar denkt de minister te kunnen versoberen? Het klinkt stoer van de minister maar wat moeten deze leden zich bij sober voorstellen?
Tot slot van hun bijdrage op dit onderwerp willen de leden van de SP-fractie nog een enkel woord wijden aan de vraag bij wie de verantwoordelijkheid voor de kinderen ligt. Ja, zo zeggen deze leden tegen de minister, natuurlijk zijn de ouders in eerste instantie verantwoordelijk voor de kinderen. Maar als die ouders in volledige afhankelijkheid leven van de overheid dan kan de minister niet wegkijken. Dan wordt het een gedeelde verantwoordelijkheid omdat de werkelijkheid niet toetstaat dat het anders kan. En waar de ouders door de situatie onmachtig zijn mag de minister de kinderen niet aan hun lot overlaten. Erkent de minister dit en gaat hij deze verantwoordelijkheid ook ten volle nemen?
De leden van de SP-fractie hebben nog een paar korte opmerkingen over de andere agendapunten. Het is goed dat de wachtperiode voorafgaand aan de procedure in de Centrale Ontvangstlocatie (COL) inmiddels is opgelost. Deze leden zijn blij dat de minister in zijn brief van 8 maart aangeeft dat asielzoekers die niet binnen de gestelde termijn van 28 dagen een uitspraak van de rechter krijgen in hun beroepszaak niet op straat belanden. Kan de minister dit uitgangspunt nog eens bevestigen?
Voor wat betreft het nieuwe hervestigingbeleid waarbij uitgenodigde vluchtelingen rechtstreeks in een gemeente worden geplaatst, maken de leden van de SP-fractie zich met name zorgen over de medische begeleiding. Een redelijk homogene groep afkomstig uit één hervestigingmissie moet straks door verschillende artsen in verschillende gemeenten worden opgevangen en begeleid. Zou het niet veel praktischer zijn om een korte periode na aankomst dit centraal te doen en daar ook een aantal ander praktische zaken centraal te regelen? Graag een reactie van de minister op deze suggestie.
D66
De leden van de fractie van D66 hebben een aantal opmerkingen en vragen ten aanzien van de volgende agendapunten: kinderen in asielzoekerscentra, gemiddelde verblijfsduur in de Centrale Ontvangstlocatie (COL) en de directe plaatsing van uitgenodigde vluchtelingen in gemeenten. Daarnaast wensen de leden kort een opmerking te maken over de opvang in de regio van herkomst.
Opvang van kinderen
De leden van de fractie van D66 danken de minister voor zijn reactie op de aanbevelingen van Unicef die in het rapport «Kind in het centrum: kinderrechten in asielzoekerscentra» zijn gedaan. Voornoemde leden hebben een aantal opmerkingen bij deze reactie.
Hoe gaat de minister de opdracht aan het COA zó verhelderen dat de opvangorganisatie beter weet welke taken het heeft in het zorgen voor kindvriendelijke opvang in overeenstemming met het Kinderrechtenverdrag?
De leden van de fractie van D66 vragen zich tevens af hoe het toezicht op de opvang van kinderen in AZC’s zal worden georganiseerd. Daarbij vinden zij het van belang dat de Tweede Kamer op de hoogte wordt gehouden van de situatie van kinderen in AZC’s.
De minister van Immigratie en Asiel heeft begin dit jaar in het programma van Pauw en Witteman en in een brief aan de Kamer van 18 januari 2011 aangegeven dat hij de opvang van afgewezen asielzoekers met kinderen wil versoberen. Er komt voor hen een speciaal vertrekcentrum met sobere voorzieningen en beperkingen aan de bewegingsvrijheid. Als in de minister bij herhaling zegt dat de opvang van kinderen voldoet aan de normen, kan hij dan toelichten welke marge hij ziet om die normen naar beneden bij te stellen, oftewel om de opvang van gezinnen te versoberen? De leden van de fractie van D66 vragen zich af wat zij zich hierbij moeten voorstellen. In de reactie op het rapport van «Kind in AZC» wordt tegelijkertijd aangegeven dat de regering initiatieven voor extra voorzieningen voor kinderen wil ondersteunen. Kan worden toegelicht wat daarbij voor ogen staat en voor welke categorie kinderen dit zou gelden?
Gemiddelde verblijfsduur in de Centrale Ontvangstlocatie (COL)
De gemiddelde verblijfsduur en doorlooptijden zouden goeddeels op orde zijn, lezen de leden van de D66-fractie in de brief van de minister. Toch willen deze leden nogmaals vragen naar de situatie op Schiphol. De maximale detentietermijn voor asielzoekers op Schiphol wordt in zo’n 30 procent van de gevallen overschreden volgens gegevens van UNHCR en Vluchtelingenwerk. De D66-fractie heeft al eerder aangegeven dat detentie een zeer ingrijpend middel is en met terughoudendheid moet worden toegepast.
Gezien de informatie van UNHCR en Vluchtelingenwerk vragen de leden van de fractie van D66 zich af wat op dit moment de gemiddelde verblijfsduur is op detentiecentrum Schiphol.
Op welke wijze wordt naleving van de gestelde maximale termijn op dit moment gewaarborgd?
Is de minister bereid om op naleving strenger toe te zien en daar uit humaan oogpunt consequenties aan te verbinden? Bijvoorbeeld overplaatsing naar een minder ingrijpend regime?
Directe plaatsing van uitgenodigde vluchtelingen in gemeenten
De leden van de fractie van D66 juichen de ambitie van de minister toe om uitgenodigde vluchtelingen op te vangen en een goede start te bieden in Nederland.
Echter, voornoemde leden constateren dat de randvoorwaarden niet op orde zijn en draagvlak onder gemeenten ontbreekt. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) geeft in haar brief1 aan dat zij het niet aannemelijk vindt dat een negen dagen durende training aan uitgenodigde vluchtelingen in het land van opvang, voldoende is om deze vluchtelingen goed voor te bereiden op een verblijf in Nederland. De VNG stelt gemotiveerd dat bijbrengen van kennis en vaardigheden in Nederland effectiever is. De leden van de fractie van D66 vragen een reactie van de minister hierop. Daarnaast vragen voornoemde leden zich af welke randvoorwaarden aan de integratie van de uitgenodigde vluchtelingen worden gesteld en verzoeken om een toelichting hierop. Wat vindt de minister van de suggestie van de VNG om een aantal gespecialiseerde gemeenten te creëren voor opvang van de uitgenodigde vluchtelingen? Klopt het dat met de sluiting van de opvang in Amersfoort EUR 10 000,- wordt bespaard? Ziet de minister mogelijkheden om die besparing te herinvesteren in gespecialiseerde gemeenten? En is hij bereid de plannen zodanig bij te sturen dat gemeenten er mee uit de voeten kunnen en het doel van de beleidswijziging, uitgenodigde vluchtelingen een goede start geven, ook daadwerkelijk kan worden gerealiseerd? Hoe gaat de minister dit in overleg met gemeenten en de VNG aanpakken en wanneer wordt hier definitief over besloten? Welke maatregelen worden genomen om de gemeenten financieel te ondersteunen?
Opvang in land van herkomst
De minister heeft afgelopen weken in verband met de situatie in Libië herhaaldelijk aangegeven dat hij inzet op opvang van vluchtelingen in de regio van herkomst.
Kan de minister toelichten wat daarvoor op dit moment concreet door Nederland wordt ondernomen? Zijn er concrete plannen gevormd, wat houden die in en is daarmee inmiddels aangevangen?
GL
De leden van de fractie van GroenLinks hebben met veel interesse kennisgenomen van de agendastukken voor het AO Opvang en in het bijzonder van het onderzoek van Unicef e.a. en de reactie hierop van de minister.
In het betreffende onderzoek worden 65 aanbevelingen gedaan om de positie van kwetsbare kinderen in asielzoekerscentra te verbeteren. Zoals het beperken van verhuizingen, betere informatievoorziening (toegang internet), opvoedingsondersteuning, meer spel en recreatie, beter onderwijs, betere zorg en vergroten veiligheid. De minister laat weten soberheid te betrachten, zodat geen valse hoop wordt geboden. In hoeverre is de minister er werkelijk van overtuigd dat valse hoop wordt geboden door kinderen humane opvang te bieden? Of is de minister het met de leden van de fractie van GroenLinks eens dat valse hoop vooral wordt geboden door procedures die niet eenduidig zijn?
De leden van de fractie van GroenLinks vinden het jammer dat de minister het rapport niet aangrijpt om de opvang voor kinderen te verbeteren. Kan hij uitleggen waarom hij wel bijzondere aandacht heeft voor de opvang van kinderen, maar tegelijkertijd de aanbevelingen grotendeels naast zich neerlegt omdat het al de huidige praktijk zou zijn? Hoe kan het dat de minister tot een andere conclusie komt dan dit rapport? Komt dat doordat hij de kwaliteit van dit rapport in twijfel trekt?
Een belangrijke aanbeveling gaat over het snel bieden van een duurzame opvangplek. Is de minister het met de leden van de fractie van GroenLinks eens dat het aantal verhuizingen tot een minimum beperkt moet worden als het gezinnen met kinderen betreft? Is het niet mogelijk om gezinnen met kinderen sneller te plaatsen in normale woningen waarin zij begeleid worden? De minister wil de asielaanvraag eerst afhandelen en is niet van plan om de aanbeveling hieromtrent over te nemen. Loopt de minister daarmee vooruit op zijn eigen onderzoek die hij de Kamer voor het zomerreces zal sturen over alternatieven voor vreemdelingenbewaring voor kwetsbare groepen?
De leden van de fractie van GroenLinks willen een ander punt aan de orde brengen over huisvesting, namelijk de huisvesting voor uitgenodigde vluchtelingen. Nu is het zo dat huisvesting in groepsverband wordt geregeld. Voor gemeenten is dat praktisch en veel vluchtelingen hebben steun aan elkaar. Het COA wil dit principe loslaten en vooral kijken welke gemeente nog niet voldoet aan het afgesproken aantal. Vluchtelingenwerk stelt echter dat juist die gemeenten de voorzieningen minder goed op orde hebben. Is dit zo? Zo ja, deelt de minister de mening dat niet de taakstelling maar de behoeften van de vluchtelingen voorop moet staan? Zo ja, wat betekent dit voor het te voeren beleid?
De leden van de fractie van GroenLinks vinden het lastig om niet stil te staan bij alle in het onderzoek aangestipte verbeterpunten. Wat deze fractie betreft worden deze allen ter harte genomen. Initiatieven voor «extra’s» – gefinancierd door de EU en maatschappelijke organisaties – zegt de minister ook belangrijk te vinden en hij wil dit «waar mogelijk» ondersteunen. Waarom is hij dan toch karig in het overnemen van de aanbevelingen?
De leden van de fractie van GroenLinks willen er eentje in het bijzonder uitlichten: huiswerkplekken met computers met goede internetverbindingen. Is de minister het met deze leden eens dat kinderen in staat moeten worden gesteld zich te kunnen ontwikkelen en kunnen bouwen aan hun toekomst? Ziet de minister de mogelijkheid om op dit concrete punt meer ondersteuning te bieden?
CU
De leden van de fractie van de ChristenUnie danken de minister voor de toezending van de brief over zijn toezegging naar aanleiding van de door de ChristenUnie ingediende moties over de bedreiging van homoseksuele en christelijke asielzoekers in AZC’s. Het is goed dat het COA nu samen met de betrokken organisaties, onderzoekt hoe mogelijke drempels voor de meldingsbereidheid van incidenten in de opvang, die gerelateerd zijn aan geloofsovertuiging of seksuele gerichtheid, zoveel mogelijk kunnen worden weggenomen. Deze leden vragen de minister of de stap om over te gaan tot een daadwerkelijk onderzoek, betekent dat in de gevoerde gesprekken die drempels inderdaad zijn geconstateerd zijn? Kan de minister aangeven wat precies de reikwijdte van het onderzoek is en welke onderzoeksvraag centraal staat, zo vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie.
Met betrekking tot de opvang van kinderen in het AZC hebben de leden van de fractie van de ChristenUnie met name een aantal vragen over de verhuizingen en de gevolgen die dat voor kinderen in het AZC heeft. Welke maatregelen neemt de minister om te bewerkstelligen dat het aantal verhuizingen van kinderen in AZC’s (verder) wordt teruggebracht? Kan de minister bewerkstelligen dat gezinnen met kinderen meteen in locaties geplaatst worden waarvan duidelijk is dat deze geschikt zijn voor kinderen en die niet binnen twee jaar sluiten?
Hoe zorgt de minister dat het COA anderen tijdig informeert over het openen en sluiten van AZC-locaties? Wijst de minister het COA op haar taak om binnen het huidige budget en de huidige mogelijkheden te zorgen dat ouders in het AZC hun verantwoordelijkheid daadwerkelijk kunnen nemen door ze adequaat te informeren, contactmogelijkheden en veiligheid te vergroten en door het inschakelen van onafhankelijke organisaties waar ouders bij terecht kunnen?
De leden van de fractie van de ChristenUnie ondersteunen het beleid om werk te blijven maken van het hervestigen van vluchtelingen en in het bijzonder van speciale kwetsbare groepen. Juist bij kwetsbare groepen is een goede begeleiding nodig bij aankomst in Nederland. Het is goed dat de minister voor deze mensen de centrale opvang over wil slaan, zodat deze mensen direct in de omgeving komen, waar ze hun nieuwe toekomst gaan opbouwen. Een goede begeleiding is dan wel van groot belang. De minister plant die voorbereiding voor de komst naar Nederland. Drie trainingen culturele oriëntatie van zes dagdelen in het land van herkomst. Zowel VluchtelingenWerkNederland als de VNG zien daar weinig in, zo blijkt uit hun reacties. Andere landen doen dit niet of zijn er mee gestopt omdat het niet kostenefficiënt is. De leden van de fractie van de ChristenUnie horen graag een reactie van de minister op hun argumenten. Verwacht de minister daadwerkelijk dat je in een vluchtelingenkamp kan uitleggen hoe de Nederlandse samenleving werkt, zodat mensen zelfredzaam zijn? En wat zijn de kosten van drie van deze trainingen en de intake? Kan dit geld niet veel beter in Nederland besteed worden aan het wegwijs maken van deze mensen in de omgeving waar ze zich ook daadwerkelijk zullen vestigen?
Daarnaast is er kritiek op het plan om vluchtelingen in alle gemeenten te plaatsen en dan met name in gemeenten die achterlopen op hun taakstelling. De leden van de fractie van de ChristenUnie krijgen graag een nadere motivatie van de minister. Waarom maakt de minister geen gebruik van schaalvoordelen, bijvoorbeeld door het groepsgewijs plaatsen van mensen?
Het gaat veelal om kwetsbare mensen die intensieve begeleiding nodig hebben. De gemeenten moeten die bieden. Maar de VNG schrijft dat er geen bestuurlijk committent is, om het op deze manier te gaan doen. Dat is geen geruststellende taal. Hoe is de financiering geregeld voor gemeenten? Wordt het geld dat bestemd was voor de centrale opvang nu ter beschikking gesteld aan de gemeenten, zo vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie aan de minister.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/nds-tk-2011D21305.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.