2010D30168 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond er bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht dat in Nederland jaarlijks zeker 200.000 ouderen worden mishandeld (2010Z09441)

De op 20 juli 2010 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de minister bij brief van …….. 2010 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie,

Smeets

Adjunct-griffier van de commissie,

Sjerp

Inhoudsopgave

blz.

   

I.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

00

II.

Reactie van de minister

00

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie

Tijdens de behandeling van de VWS-begroting 2009 hebben de leden van de VVD-fractie aandacht gevraagd voor de veiligheid van ouderen en ouderenmishandeling. Dit in het kader van berichten die deze leden ter ore waren gekomen en eigen verricht onderzoek waaruit bleek dat ouderen steeds vaker in hun eigen huis beroofd worden, bijvoorbeeld door mensen die zich voordoen als medewerkers van de thuiszorg. Naar aanleiding van de motie-Van Miltenburg (31 700 XVI, nr. 45) reageerde de toenmalige staatssecretaris van VWS dat zij dit probleem zou bespreken met de minster van BZK. Kan de minster aangeven of dit overleg daadwerkelijk heeft plaatsgevonden en wat de uitkomsten hiervan zijn?

Vragen en opmerkingen van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de antwoorden van de minister op de Kamervragen van het lid Agema (PVV) over het bericht dat in Nederland jaarlijks zeker 200.000 ouderen mishandeld worden. Deze leden zijn geschokt door de cijfers van de Algemene Nederlandse Bond voor Ouderen (ANBO), waaruit blijkt dat de omvang van dit probleem veel groter is dan werd vermoed.

Genoemde leden zijn van mening dat het creëren van bewustwording in de samenleving dat geweld niet normaal is, van essentieel belang is. Maar het is niet genoeg, tweederde van de mensen kent iemand of denkt iemand te kennen die te maken heeft met huiselijk geweld. Toch komt nog geen kwart van de volwassen slachtoffers en nog minder van de kinderen die slachtoffer zijn van mishandeling in de hulpverlening of bij de politie terecht. Voor veel mensen is het onduidelijk wanneer of bij wie zij een vermoeden van huiselijk geweld kunnen melden. Deze leden denken dat ditzelfde geldt voor ouderenmishandeling, voor veel mensen die rondlopen met een vermoeden dat een oudere in hun omgeving wordt mishandeld is het op dit moment onvoldoende duidelijk welke actie zij kunnen en moeten ondernemen. Genoemde leden vragen wanneer en hoe meer voorlichting over het voorkomen en voorkomen van ouderenmishandeling vorm gegeven zal worden. Schaart de minister zich achter het vermoeden van de ANBO dat zelfs de nu gepresenteerde cijfers slechts het topje van de ijsberg zijn?

Deze leden zijn van mening dat door naast een meldcode een betere registratie in te voeren en gegevens van politie en beroepsbeoefenaren te koppelen beter zicht kan ontstaan op de omvang van ouderenmishandeling en geweld tegen ouderen. Het is van belang dat wanneer ouderenmishandeling wordt gemeld, dit ook eenduidig wordt geregistreerd. Op dit moment zijn geen duidelijke cijfers voorhanden, daarmee wordt het ook lastig om zowel beroepsbeoefenaren als omstanders duidelijk te maken hoe urgent een eenduidige aanpak van ouderenmishandeling is.

Genoemde leden vragen of het waar is dat in ongeveer 40% van de gevallen van ouderenmishandeling het gaat om financieel misbruik. Welke beschermingsmogelijkheden tegen financieel misbruik zijn er op dit moment voor dementerenden? Wat kan er nog gedaan worden als een volmacht voor het ontstaan van de dementie is getekend, of geantidateerd, of als de handtekening is gekopieerd? Zou het alleen rechtsgeldig achten van een gelegaliseerde volmacht een oplossing kunnen bieden? Kan in de wet worden opgenomen dat een volmacht zonder notaris niet rechtsgeldig is als één van de partijen niet meer wilsbekwaam is? Daarnaast zou, als de notaris twijfelt aan de wilsbekwaamheid de verplichting moeten bestaan dat een medische verklaring overlegd wordt. Deze leden ontvangen graag een reactie op hun voorstel.

Welke oorzaken zijn er aan te wijzen voor de grote stijging van het aantal meldingen van ouderenmishandeling? Gaat het stijgende aantal meldingen van mishandeling van ouderen gelijk op met het aantal vervolgingen wegens ouderenmishandeling? Hoe vaak wordt tot vervolging overgegaan en hoe vaak komt het tot een veroordeling?

De minister schrijft dat er in de gezondheidszorg voor aanstelling geen verplichting is tot het overleggen van een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG), maar dat instellingen zelf mogelijkheid hebben om daar bij aanstelling wel om te vragen. Wel is er in de voorgestelde Wet cliëntenrechten zorg een verplichting voor de zorgaanbieder opgenomen om bij aanstelling het functioneringsverleden van de aan te nemen werknemer te onderzoeken Ook zijn er brancheorganisaties die een VOG vragen van aspirant-leden.

Welke mogelijkheden tot het nagaan van het functioneren hebben zorgaanbieders naast het opvragen van een VOG? Zijn deze mogelijkheden wettelijk omschreven? Waaraan moet een volwaardige check voldoen en is dit in de praktijk wel uitvoerbaar voor (grote) instellingen? Kan de minister uiteenzetten welke brancheorganisaties het overleggen van een VOG eisen van hun leden? Geeft dit in de praktijk voldoende houvast? Kunnen leden dit weigeren, gezien het gebrek aan een wettelijke verplichting? Welk aandeel van het zorgpersoneelsbestand is ook daadwerkelijk aangesloten bij een brancheorganisatie? Is lidmaatschap van zo’n organisatie voor de beroepsgroepen verplicht? Wat zou het verplicht overleggen van een VOG bij aanstelling in een zorginstelling voor (administratieve) gevolgen hebben voor instellingen? Welke kosten zouden hiermee gepaard gaan? Wat zijn de overwegingen om wel een verplichting tot het onderzoeken van het functioneringsverleden in de Wet Cliëntenrechten zorg op te nemen, maar niet tot het overleggen van een VOG te verplichten?

Kan de minister uiteenzetten op welke manier aansluiting gevonden kan worden met de ervaringen in de curatieve sector en welke voorbeelden zijn hier te noemen? Op welke termijn kan de Kamer de resultaten van het in kaart brengen van de voors en tegens een landelijk registratiepunt, de noodzaak van een verplichte VOG en de kwestie van tuchtrecht tegemoet zien? Wie zal dit uitvoeren?

In de beantwoording schrijft de minister dat er een landelijk dekkend netwerk van Steunpunten Huiselijk Geweld bestaat. Bij deze meldpunten kunnen mensen onder andere terecht met meldingen van ouderenmishandeling. Kan ook mishandeling in instellingen worden gemeld bij dit Steunpunt? Wat gebeurt er met meldingen van ouderenmishandeling in instellingen? Hoe vaak worden gevallen van ouderenmishandeling in instellingen gemeld? Worden meldingen van ouderenmishandeling in instellingen die binnenkomen bij het steunpunt huiselijk geweld doorgegeven aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)? Zo ja, hoe vaak is dit gebeurd en welke stappen heeft de IGZ naar aanleiding van dergelijke meldingen genomen? Zo nee, vindt u het logisch dat de IGZ wordt ingeschakeld na melding van ouderenmishandeling in een instelling?

Deze leden hebben uit de informatie op de website www.meldcode.nl begrepen dat er, in anticipatie op de wet meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, specifieke meldcodes opgesteld zullen worden voor ouderenmishandeling en dat professionals die werken met kinderen of volwassenen vanaf eind 2010 verplicht zijn om hiermee te werken. Wanneer zal deze wet worden voorgelegd aan de Kamer? Kan de minister toelichten of het opstellen van deze meldcodes volgens plan verloopt? Wat is de stand van zaken ten aanzien van de opstelling van de verschillende specifieke meldcodes? Zullen alle relevante instellingen per eind 2010 in staat zijn deze meldcode te implementeren?

Tot dusver waren er veel beroepsgroepen die een meldcode hadden opgesteld, maar bleef het daadwerkelijk werken volgens de meldcode vaak achterwege. Acht de minister een verplichting tot het hebben van een meldcode voldoende voor het stimuleren van het werken met de meldcode? Zo nee, welke andere middelen zijn hiervoor beschikbaar? Op welke wijze kan er voor gezorgd worden dat de meldcode daadwerkelijk wordt gebruikt?

De verplichte meldcode staat niet gelijk aan een meldplicht. Wel bestaat er een meldplicht voor zorginstellingen en basisscholen bij een vermoeden van seksueel misbruik van kinderen door een werknemer. Kan de minister toelichten waarom deze meldplicht niet bestaat wanneer het gaat om bijvoorbeeld seksueel misbruik van kwetsbare ouderen?

Kan de minister tenslotte ingaan op het voorstel om de IGZ de bevoegdheid te geven over te gaan tot het schorsen van zorgmedewerkers die zich schuldig maken aan ouderenmishandeling?

Vragen en opmerkingen van de PVV-fractie

De leden van PVV-fractie hebben kennisgenomen van het antwoord van de minister. Zij willen benadrukken dat niet alle vragen over het bericht dat in Nederland jaarlijks zeker 200 000 ouderen mishandeld worden, een bevredigend antwoord hebben gekregen.

Genoemde leden vinden het niet afdoende dat ouderenmishandeling wordt ondergebracht bij thema’s als huiselijk geweld (zie vraag 4). De leden denken dat dit de aanpak van ouderenmishandeling inperkt en daardoor minder effectief zal zijn. Zij vragen nogmaals om het instellen van een eigen Meldpunt Ouderenmishandeling en een eigen Meldcode Ouderenmishandeling voor de beroepsgroep.

Ten aanzien van de justitiële kant van ouderenmishandeling willen deze leden de minister vragen naar een integrale aanpak van ouderenmishandeling te kijken waarbij ook het ministerie van Justitie is betrokken. Ouderenmishandeling betreft niet uitsluitend fysieke of mentale mishandeling maar omvat ook materiële of financiële uitbuiting. Graag een reactie van de minister op dit punt.

Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie zijn geschrokken van de cijfers van de ANBO waaruit blijkt dat ongeveer 200.000 ouderen worden mishandeld. Zij zijn van mening dat het beleid moet worden ingezet om dit aantal tot een minimum te beperken. De afgelopen jaren is al een aantal stappen gezet in bescherming van slachtoffers, het voorkomen en vroegsignaleren van geweld in afhankelijkheidsrelaties en nazorg. Kan de minister uiteenzetten wat er zoal gebeurt in preventie? Worden er handreikingen gedaan aan instellingen en gemeenten om in te zetten op vroegsignalering, herkenning en preventie?

De ANBO geeft een schatting van 200 000 ouderen waar het om zou gaan. Onderschrijft de minister deze getallen? Waar zijn deze cijfers op gebaseerd en zijn deze cijfers nader te duiden? Komt ouderenmishandeling bijvoorbeeld vaker voor in een afhankelijkheidsrelatie zoals bij ouderen met dementie of bij ouderen in een instelling? Hoe ziet de minister dit?

Als het gaat om instellingen, dan merken deze leden het volgende op. Melden doe je niet zomaar, vooral niet als het een (naaste) collega betreft. In instellingen zoals in de verpleging en verzorging sector zou meer ingezet kunnen worden op intervisie en begeleiding van dit soort zaken binnen teams. Professionalisering is nodig. Besteden de huidige opleidingen hier ook voldoende aandacht aan? Zegt het ook iets over het opleidingsniveau werkzaam in de ouderenzorg en kan de minister een appel doen op de instellingen om functiedifferentiatie toe te passen?

Gemeenten hebben in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) een signaleringsfunctie. Ouderenconsulenten kunnen bijvoorbeeld worden ingezet. Maar is voldoende duidelijk waar die terecht kunnen met hun signalen? Krijgen gemeenten sturing van het Rijk om hun beleid vorm te geven? Worden er handreikingen gedaan om dit beleid inkleuring te geven? Er zouden misschien nog wel meer mensen alert kunnen zijn op ouderen mishandeling, zoals de thuiszorgmedewerker, de huisarts, de mensen van «tafeltje-dekje» etcetera. Wordt daar aandacht aan besteed?

Vragen en opmerkingen van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de antwoorden van de minister op vragen van het lid Agema (PVV) over het bericht dat jaarlijks zeker 200 000 ouderen worden mishandeld. De minister stelt in zijn antwoord dat het terugdringen van ouderenmishandeling prioriteit is voor dit kabinet. Hij verwijst hierbij naar de beleidsbrief beschermd en weerbaar. Deze leden vinden dit opvallend, aangezien er in genoemde beleidsbrief met geen woord gerept wordt over ouderen. In de voortgangsrapportage van mei 2009 is de aandacht voor het specifieke probleem van ouderenmishandeling ook summier. De nadruk ligt erop om slachtoffers van geweld in afhankelijkheidsrelaties te helpen snel weer een eigen leven op te bouwen. Zij wijzen de minister erop dat het kenmerk van kwetsbare ouderen nu juist is dat zij niet langer voor zichzelf kunnen zorgen en afhankelijk zijn van zorg en begeleiding.

Genoemde leden zijn van mening dat de voorliggende schriftelijke vragen en de gegeven antwoorden niet raken aan de kern van de problematiek. Naar het oordeel van deze leden hoort de discussie vooral te gaan over de oorzaken van ouderenmishandeling en het feit dat deze problematiek onvoldoende aan het licht komt. Zij zouden bijvoorbeeld graag van de minister vernemen in hoeveel van de gevallen er sprake is van ontspoorde zorg en in hoeveel gevallen er sprake is van een berekenende daad met voorbedachten rade. Kan de minister reageren op de stelling dat zijn bezuinigingen in de zorg leiden tot toenemende overbelasting van mantelzorgers en daarmee tot een steeds groter risico op ontspoorde zorg in huiselijke sfeer? Naar het oordeel van deze leden is een van de grootste risicofactoren voor ontspoorde zorg in huiselijke sfeer de overbelasting van minstens 450 000 mantelzorgers. Movisie besteedt hieraan ook aandacht in een van haar factsheets over ontspoorde zorg. Mantelzorgers hebben een verhoogd risico op psychische problemen. De overbelasting zal alleen maar toenemen, zolang de minister het recht op formele zorg blijft inperken met de mededeling dat de naasten van de betrokkene de zorg wel zullen overnemen. Tijdens het debat over de PGB-stop viel dit deze leden opnieuw op. Zij willen graag van de minister weten hoe hij het probleem van de overbelasting van mantelzorgers gaat oplossen. Zij vernemen ook graagvan de minister of de AWBZ-pakketmaatregelen, die de toegang tot dagbesteding en begeleiding voor ouderen hebben beperkt, naar zijn oordeel bevorderlijk zijn voor de vroegtijdige signalering van problemen. Genoemde leden zijn van mening dat deze maatregel het isolement van ouderen versterkt en daarmee de kans op vroege signalering van problemen verkleint. In het kader van de vroegsignalering en preventie ontvangen zij graag van de minister een voortgangsrapportage over de uitvoering van artikel 5a van de Wet publieke gezondheid (Wpg), op grond waarvan gemeenten verplicht zijn preventief ouderenbeleid te ontwikkelen, bijvoorbeeld door een ouderenconsultatiebureau of een seniorenconsulent die actief gevallen van vereenzaming, verwaarlozing en/of mishandeling opspoort.

Voor wat betreft de mishandeling in zorginstellingen, hebben genoemde leden de volgende vragen en opmerkingen. In 2007 publiceerde Elis Bardelmeijer het onderzoek Ouderenmishandeling in het Verpleeghuis, waaruit bleek dat 4 op de 10 verpleeghuisartsen mishandeling in verpleeghuizen waarnemen. In antwoord op schriftelijke vragen van het lid Kant (SP) verklaarde de toenmalige staatssecretaris dat zij met de Nederlandse Vereniging van Verpleeghuisartsen en ActiZ zou overleggen over een protocol ouderenmishandeling. Wat is hiervan de uitkomst geweest en is er uitzicht op een landelijk, eenduidig protocol? De aangekondigde meldcode waarnaar de minister in zijn antwoorden verwijst, richt zich op huiselijk geweld en niet op mishandeling in zorginstellingen. Is de minister bereid om uit te zoeken hoe vaak het voorkomt dat medewerkers in de zorg geen misstanden durven te melden bij de interne klachtencommissie, uit angst voor een arbeidsconflict? Ook in de professionele zorg signaleren deze leden dat de frustratie en onmacht op de werkvloer toenemen als gevolg van de zichtbare verschraling, de onderbezetting en de bureaucratie. Evenals in de huiselijke kring zorgen bezuinigingen in de formele zorg voor een verhoogd risico op ontsporing. Genoemde leden ontvangen graag van de minister een toelichting op de vraag of de Inspectie voor de Gezondheidszorg wel over voldoende middelen en bevoegdheden beschikt om ouderenmishandeling in zorginstellingen aan te pakken en om toe te zien op uitvoering van de Wpg, inclusief het preventieve ouderenbeleid.

Vragen en opmerkingen van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het antwoord van de minister op de vragen van het lid Agema over het bericht dat in Nederland jaarlijks zeker 200 000 ouderen mishandeld worden. Naar aanleiding van het antwoord hebben bij deze leden nog enige vragen en opmerkingen.

Is de minister van mening dat ouderenmishandeling in voldoende mate wordt gesignaleerd binnen de Steunpunten Huiselijk Geweld? Kindermishandeling is naast huiselijk geweld een aparte categorie. Is het wenselijk dat dit ook voor ouderenmishandeling gaat gelden? Vindt de minister dat met het oog op de justitiële kanten van ouderenmishandeling daar waar geen sprake is van een afhankelijkheidssituatie of een zorgrelatie een integrale aanpak wenselijk is, waarbij ook het ministerie van Justitie een rol speelt?

II. Reactie van de minister

Naar boven