Vragen van het lid Eerdmans (JA21) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
over de antwoorden op schriftelijke vragen over de voornemens van het kabinet tot
asielopvang in Albergen (ingezonden 6 november 2023).
Vraag 1
Kunt u exact aangeven op welke momenten en welke manieren de gemeente Tubbergen gewezen
zou zijn op het voornemen van het kabinet om indien nodig het juridisch instrumentarium
in te zetten, en dat erop gewezen zou zijn dat de mogelijke toepassing van het instrumentarium
voor deze locatie nader onderzocht zou worden, zoals u als onderdeel van het antwoord
op vraag 4 aangeeft, en of dit bestuurlijk of ambtelijk is geweest en kunt u daarvan
bewijsstukken leveren?1 Wat is uw reactie op het gegeven dat de gemeente Tubbergen dit in alle toonaarden
ontkent?
Vraag 2
Zal het Ruimtelijk Ordeningsinstrumentarium vaker worden ingezet indien de spreidingswet
niet aangenomen wordt en kunnen we in dat geval soortgelijke situaties als die in
Albergen verwachten, aangezien als onderdeel van het antwoord op vraag 5 wordt aangegeven
dat om in de toekomst inzet van het Ruimtelijk Ordening instrumentarium te voorkomen
dit wetsvoorstel is ingediend?
Vraag 3
Kunt u vraag 6 («Bent u zich bewust van de impact die de beslissing om dwang toe te
passen heeft en heeft gehad, op de inwoners van Albergen, op het bestuur van de gemeente
Tubbergen, op de verhouding tussen inwoner en de overheid en het vertrouwen van de
inwoner in de overheid, en kunt u in al deze vier opzichten reflecteren op de gevolgen
van de keuze om dwang toe te passen door middel van het ruimtelijk ordeningsinstrumentarium?»)
alsnog zorgvuldig beantwoorden en een grondige reflectie toepassen op de genoemde
aspecten, aangezien daarvan geen sprake is in de beantwoording die wij hebben mogen
ontvangen?
Vraag 4
Kunt u tevens alsnog een concreet antwoord gegeven op het laatste deel van vraag 7
(«Kunt u aangeven of dit (het te doorlopen proces tussen het COA, de gemeente Tubbergen
en commissies bestaande uit omwonenden en andere betrokkenen) ook naar tevredenheid
verloopt volgens de gemeente Tubbergen en de eerdergenoemde commissies?»)?
Vraag 5
Kunt u onomwonden bevestigen dat er na 1 november 2032 geen sprake meer is van opvang
van asielzoekers en statushouders in het voormalige hotel in Albergen, aangezien als
onderdeel van het antwoord op vraag 9 en 10 wordt aangegeven dat de bestuursovereenkomst
na tien jaar eindigt?
Vraag 6
Hoe kunt u verklaren dat er enerzijds wordt gesproken over een harde einddatum en
sluiting op 1 november 2032, maar dat het anderzijds aan het dan zittend college,
de dan zittende gemeenteraad en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) is om
te bezien of er nieuwe afspraken worden gemaakt? Is er dan sprake van definitieve
sluiting op 1 november 2032, of is dat niet het geval?
Vraag 7
Bent u bekend met het derdenbeding, een juridisch instrument, en is het eventueel
toepassen van dit instrument aan bod gekomen in de overleggen voor de totstandkoming
van de bestuursovereenkomst?
Vraag 8
Bent u bereid om het derdenbeding alsnog toe te laten passen in de bestuursovereenkomst
om de einddatum van 1 november 2032 juridisch bindender te formuleren?
Vraag 9
Wat zal er met het voormalig hotel gebeuren na 1 november 2032?
Vraag 10
Hoe gaat u de afspraak nakomen uit een eerder vastgelegde kaderovereenkomst tussen
het COA, de gemeente Tubbergen en u dat ook inwoners van de gemeente Tubbergen geen
financiële nadelen zullen ondervinden van de komst van het asielzoekerscentrum (azc),
aangezien als onderdeel van het antwoord op vraag 12 wordt aangegeven dat derden geen
aanspraak kunnen maken op de financiële regeling?
Vraag 11
Kunt u reflecteren op de totstandkoming en de onderbouwing van de financiële regeling?
Vraag 12
Kunt u met uw reactie in antwoord op vraag 13 dat het niet noodzakelijk is om aanvullende
bebouwing te plaatsen daarmee ook uitsluiten dat er aanvullende bebouwing geplaatst
zal worden op het perceel waarop het voormalig hotel is gelegen?
Vraag 13
Kunt u deze vragen voor 20 november 2023 beantwoorden?
X Noot
1Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 189.