Vragen van de leden Van der Woude (VVD) en Omtzigt (Omtzigt) aan de Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap over het feit dat werkstudenten uit EER-landen, die 8 uur per
week werken, aanspraak kunnen maken op een Nederlandse basisbeurs (€ 439,– per maand)
en een Nederlandse aanvullende beurs (maximaal € 416,– per maand) en de gevolgen die
dat heeft voor de Nederlandse universiteiten (ingezonden 29 augustus 2023).
Vraag 1
Klopt het dat u voorstelt dat studenten uit bijvoorbeeld België of Duitsland, die
8 uur per week werken, recht krijgen op Nederlandse studiefinanciering, te weten € 439,20
per maand?
Vraag 2
Klopt het dat het daarnaast volgens de nieuwe voorstellen zo is dat zelfs 6 uur per
week werken genoeg is om een studiebeurs te krijgen als dat een half jaar of langer
ononderbroken («bestendig») gebeurt?
Vraag 3
Klopt het dat studenten uit België en Duitsland, wanneer zij 18 -24 jaar zijn, ook
nog ongeveer € 250,– per maand kinderbijslag ontvangen?
Vraag 4
Wat denkt u dat het gevolg zal zijn van het feit dat EU-studenten in het Engels tegen
relatief laag collegegeld (€ 2.314,– of de helft daarvan in het eerste jaar) studies
in Nederland kunnen volgen en dan recht hebben op een Nederlandse basisbeurs, een
aanvullende beurs, eventueel nog kinderbijslag uit eigen land?
Vraag 5
Kunt u toelichten hoe deze nieuwe, veel ruimere voorwaarden waaronder buitenlandse
EER studenten studiefinanciering in Nederland kunnen aanvragen, tot stand zijn gekomen?
Vraag 6
Heeft u andere urennormen overwogen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Vraag 7
In het geval dat deze EER-studenten ook een aanvullende beurs aanvragen, hoe wordt
dan bepaald of ze daar recht op hebben? Wordt er gekeken naar het salaris van de ouders
in herkomstlanden en wordt prijspariteit meegewogen in de afweging?
Vraag 8
Indien een middenklasse gezin uit Bulgarije, twee ouders met ieder een inkomen van
€ 1.400,– per maand, een kind in Nederland laat studeren, op hoeveel basisbeurs en
op hoeveel aanvullende beurs heeft dat kind dan aanspraak als het 8 uur per week werkt?
Vraag 9
Met welke EER-landen bent u erin geslaagd om gegevens over het inkomen van de ouders
uit te wisselen zodat u kunt controleren of er wel recht bestaat op een aanvullende
beurs?
Vraag 10
Denkt u dat de normen van 32 uur per maand werken, of 24 uur per maand voor 6 maanden
werken, de ondergrenzen zijn van wat binnen het Europese recht mogelijk is?
Vraag 11
Hoe bepalen andere Europese landen of een student migrerend werknemer is?
Vraag 12
Hoe verklaart u de verschillen tussen de invulling van migrerend werknemerschap in
Nederland en andere lidstaten? Kunt u specifiek ingaan op de het verschil met Vlaanderen?
Vraag 13
Kunt u daarnaast in de vergelijking met andere landen ook aangeven of die landen een
basisbeurs hebben? Kunt u een lijst geven van landen waarbij het migrerend werknemerschap
leidt tot een aanspraak op studiefinanciering en kunt u aangeven hoe hoog die is?
Vraag 14
Hoeveel meer EER-studenten krijgen door de nieuwe normen recht op studiefinanciering?
Kunt u een schatting maken indien dit niet bekend is?
Vraag 15
Heeft u bij de schatting van de vorige vraag rekening gehouden met het feit dat het
wel heel aantrekkelijk is om een dag per week te gaan werken voor EER-studenten?
Vraag 16
Hoeveel EER-studenten hebben in de ramingen van OCW recht op studiefinanciering in
elk van de collegejaren tussen 2021 en 2028 en hoeveel kost die studiefinanciering
per jaar?
Vraag 17
Bent u het met de leden eens dat deze regeling een financiële prikkel kan zijn voor
studenten uit landen die geen basisbeurs kennen, zoals Duitsland en België, om hier
te komen studeren?
Vraag 18
Kunt u de Kamer inlichten over de geschatte omvang van die financiële consequenties,
en ook wanneer we die consequenties kunnen verwachten?
Vraag 19
Wat gaat u doen om die financiële gevolgen te mitigeren?
Vraag 20
Bent u bereid de onevenredige gevolgen van dit onderdeel van het Unierecht, wat migrerend
werknemerschap betreft, voor de Nederlandse onderwijsbegroting aan de orde te stellen
op Europees niveau? Zo nee, waarom niet?
Vraag 21
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de Nederlandse universiteiten niet veel te aantrekkelijk
worden voor EER-studenten?
Vraag 22
Kunt u deze vragen een voor een en met spoed (ruim binnen drie weken) beantwoorden?