Vragen van het lid Stoffer (SGP) aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen over de financiële situatie van gezinnen (ingezonden 10 maart 2023).

Vraag 1

Hoe reageert u op het feit dat Nederland internationaal gezien onderaan de ranglijst staat van financiële regelingen voor gezinnen met kinderen en daarmee veel minder gezinnen uit de armoede houdt, zoals blijkt uit de inbreng van hoogleraar Caminada aan het rondetafelgesprek Rondkomen d.d. 25 januari 20231 en figuur 3.3 uit het rapport Kansrijk Armoedebeleid van CPB en SCP uit 20202?

Vraag 2

Hoe beoordeelt u het feit dat Nederland via sociale regelingen het slechter doet dan landen als Frankrijk, Luxemburg en Duitsland ten aanzien van het verhelpen van armoede bij kinderen?

Vraag 3

Hoe beoordeelt u het feit dat Nederland onder het Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO)-gemiddelde scoort ten aanzien van de publieke investeringen in gezinsregelingen?3 Wat vindt u van de OESO-score van Nederland en welke ambities heeft u op dit punt?

Vraag 4

In het licht van voorgaande vragen, hoe vindt u dat Nederland ervoor staat ten aanzien van de financiële situatie van gezinnen, mede gelet op de inflatie die ervoor zorgt dat gezinnen steeds moeilijker kunnen rondkomen?

Vraag 5

Hoe vindt u dat Nederland ervoor staat ten aanzien van de ambitie van het kabinet om het aantal kinderen dat in armoede opgroeit in 2025 te halveren, ten opzichte van 2015?

Vraag 6

Bent u bereid te onderzoeken in hoeverre de kindregelingen afdoende zijn om uit de armoede te blijven, met name voor grotere gezinnen?

Vraag 7

Kunt u concreet aangeven met welke kosten u voor gezinnen met kinderen rekent bij de totstandkoming van beleid? Met welk bedrag neemt de kostenpost van een gemiddeld gezin toe naar mate een gezin groeit van één naar twee kinderen, van twee naar drie kinderen, van drie naar vier kinderen, van vier naar vijf kinderen, etc.?

Vraag 8

Bent u bereid de financiële situatie van gezinnen te betrekken bij uw inventarisatie van gezinsbeleid in ons omringende landen?

Vraag 9

Bent u bereid daarbij ook te verkennen welke beleidsinstrumenten voor financiële ondersteuning van gezinnen worden ingezet in ons omringende landen, zoals Duitsland en België, en hoe Nederland het vergelijkenderwijs doet ten opzichte van andere landen ten aanzien van investeringen in gezinnen? Hoe hoog is de totale omvang van het bedrag dat deze landen uitgeven aan kindregelingen en hoe hoog is het bedrag dat per individueel kind wordt uitgegeven?

Vraag 10

Waarom wordt een deel van de verhoging van het kindgebonden budget tot 2028 afgebouwd, en welke concrete gevolgen heeft dit voor het armoederisico van huishoudens met kinderen en het armoederisico van kinderen ten opzichte van de situatie dat deze verhoging niet wordt afgebouwd?

Vraag 11

Bent u bereid aanvullende maatregelen te treffen die specifiek zijn gericht op de groep gezinnen met drie of meer kinderen, aangezien zij vaker een inkomen hebben dat structureel te laag is om van rond te komen?4 Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke?

Vraag 12

Bent u bereid bij toekomstige maatregelen expliciet mee te laten wegen wat dit betekent voor de inkomenssituatie van gezinnen met drie of meer kinderen? En bent u bereid de gevolgen voor de inkomenssituatie van grote gezinnen (met drie of meer kinderen) expliciet mee te nemen bij de koopkrachtplaatjes in uw Kamerbrieven?


X Noot
1

Reformatorisch Dagblad, 26 januari 2023, «Nederland valt uit de toon met kindregelingen», (https://www.rd.nl/artikel/1006736-nederland-valt-uit-de-toon-met-kindregelingen).

X Noot
2

CPB/SCP, juni 2020, «Kansrijk armoedebeleid», (https://www.cpb.nl/sites/default/files/omnidownload/CPB-SCP-Kansrijk-armoedebeleid.pdf).

X Noot
3

OECD, 2023, «Family benefits public spending (indicator)», (https://data.oecd.org/socialexp/family-benefits-public-spending.htm).

X Noot
4

Kamerstuk 24 515, nr. 654.

Naar boven