Vragen van het lid Groothuizen (D66) aan de Minister voor Rechtsbescherming over de
inwerkingtreding van de Wet straffen en beschermen en de uitvoering van de Wet USB
(ingezonden 13 november 2020).
Vraag 1
Klopt het dat de inwerkingtreding van de Wet straffen en beschermen is voorzien voor
1 mei 2021?
Vraag 2
Welke voorbereidingen worden getroffen aan de zijde van uw ministerie, het openbaar
ministerie (OM) en het gevangeniswezen om tot inwerkingtreding over te kunnen gaan?
Ligt de voorbereiding op schema? Welke gevolgen heeft de coronacrisis op deze voorbereiding?
Vraag 3
Is of wordt er voor de inwerkingtreding van de wet een zogeheten «Gateway Review»
of andere analyse uitgevoerd, waarbij gekeken is of wordt voldaan aan alle voorwaarden
om de volgende fase te starten? Zo ja, wat is de uitkomst hiervan? Welke risico’s
zijn er? Welke stappen onderneemt u naar aanleiding van dit onderzoek? Kunt u dit
rapport met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Vraag 4
Indien er geen «review» of analyse wordt gedaan als bedoeld in vraag 3, kunt u toelichten
waarom daar niet voor is gekozen? Welke risico’s brengt dat met zich mee?
Vraag 5
Gelet op het feit dat met de Wet USB is beoogd de executietaken en bevoegdheden van
het OM over te dragen aan de Minister voor Rechtsbescherming onder regie van het Administratie-
en Informatiecentrum voor de Executieketen (AICE), kunt u aangeven welke executietaken
en -bevoegdheden op dit moment nog door het OM worden uitgevoerd?
Vraag 6
Kunt u daarnaast aangeven welke executietaken en -bevoegdheden op dit moment door
zowel het OM als AICE worden uitgevoerd?
Vraag 7
Kunt u uitleggen waarom de onder vraag 6 bedoelde taken (nog) niet volledig zijn overgedragen?
Hoe verhoudt zich dat tot het gegeven dat u verantwoordelijk bent voor de executie?
In hoeverre beschikt uw ministerie over voldoende kennis en ervaring om de executietaken
goed uit te voeren?
Vraag 8
Kunt u aangeven op welke termijn u verwacht dat alle executiebevoegdheden door AICE
zullen worden uitgevoerd?
Vraag 9
Bent u het ermee eens dat, ingevolge artikel 6:3:14, vierde lid, van het Wetboek van
Strafvordering (Sv) het OM (en niet AICE) het primaire en directe aanspreekpunt is
voor toezichthouders bij overtredingen van justitiële voorwaarden? Zo nee, waarom
niet? Is voldoende gewaarborgd dat het OM over alle relevante informatie beschikt?
Zo ja, op welke manier? Zo nee, waar zitten de problemen en hoe gaat u deze oplossen?
Vraag 10
Herkent u het beeld dat uit de praktijk naarvoren komt (en door P.M. Schuyt wordt
beschreven in vakblad Sancties1), dat AICE als gecentraliseerd ambtelijk orgaan onvoldoende contact en binding heeft
met bijvoorbeeld lokale reclasseringsinstanties en dat AICE daardoor onvoldoende maatwerk
kan leveren als het gaat om bijvoorbeeld het toezicht op de naleving van bijzondere
voorwaarden en de tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straffen? Zo ja, acht u dit
wenselijk? Zo nee, kunt u dan uiteenzetten hoe dit toezicht thans vormgegeven is en
welke rol AICE daarin vervult?
Vraag 11
Bent u het ermee eens dat een dergelijk gebrek aan lokale contacten zou kunnen leiden
tot onwenselijke bureaucratisering en vertraging en daardoor mogelijk zelfs tot frustratie
van het toezicht- en executieproces? Zo ja, welke stappen gaat u nemen om dit te voorkomen?
Zo nee, waarom niet?
Vraag 12
Bent u het ermee eens dat de rol, kennis en netwerken van de ketenprocesmedewerkers
van de lokale arrondissementsparketten van grote waarde zijn voor het onder vraag
12 genoemde toezicht, alsook voor de bredere doelstelling van optimalisering van voorwaardelijke
sancties zoals benoemd in het programma Justitiële Voorwaarden en de Wet voorwaardelijke
sancties? Bent u het er dan ook mee eens dat hun positie zoveel mogelijk behouden
moet blijven?2 Zo ja, op welke manier faciliteert u het OM daarbij en hoe verhoudt zich dit tot
het gegeven dat u verantwoordelijk bent voor executie?
Vraag 13
Kunt u deze vragen één voor één en voor het notaoverleg Gevangeniswezen en tbs op
10 december 2020 beantwoorden?
X Noot
1Sancties 2020/73 «AICE: verkeerstoren voor de tenuitvoerlegging» P.M. Schuyt, datum
18-09-2020