Vragen van het lid Groothuizen (D66) aan de Minister voor Rechtsbescherming over de inwerkingtreding van de Wet straffen en beschermen en de uitvoering van de Wet USB (ingezonden 13 november 2020).

Mededeling van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 4 december 2020).

Vraag 1

Klopt het dat de inwerkingtreding van de Wet straffen en beschermen is voorzien voor 1 mei 2021?

Vraag 2

Welke voorbereidingen worden getroffen aan de zijde van uw ministerie, het openbaar ministerie (OM) en het gevangeniswezen om tot inwerkingtreding over te kunnen gaan? Ligt de voorbereiding op schema? Welke gevolgen heeft de coronacrisis op deze voorbereiding?

Vraag 3

Is of wordt er voor de inwerkingtreding van de wet een zogeheten «Gateway Review» of andere analyse uitgevoerd, waarbij gekeken is of wordt voldaan aan alle voorwaarden om de volgende fase te starten? Zo ja, wat is de uitkomst hiervan? Welke risico’s zijn er? Welke stappen onderneemt u naar aanleiding van dit onderzoek? Kunt u dit rapport met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?

Vraag 4

Indien er geen «review» of analyse wordt gedaan als bedoeld in vraag 3, kunt u toelichten waarom daar niet voor is gekozen? Welke risico’s brengt dat met zich mee?

Vraag 5

Gelet op het feit dat met de Wet USB is beoogd de executietaken en bevoegdheden van het OM over te dragen aan de Minister voor Rechtsbescherming onder regie van het Administratie- en Informatiecentrum voor de Executieketen (AICE), kunt u aangeven welke executietaken en -bevoegdheden op dit moment nog door het OM worden uitgevoerd?

Vraag 6

Kunt u daarnaast aangeven welke executietaken en -bevoegdheden op dit moment door zowel het OM als AICE worden uitgevoerd?

Vraag 7

Kunt u uitleggen waarom de onder vraag 6 bedoelde taken (nog) niet volledig zijn overgedragen? Hoe verhoudt zich dat tot het gegeven dat u verantwoordelijk bent voor de executie? In hoeverre beschikt uw ministerie over voldoende kennis en ervaring om de executietaken goed uit te voeren?

Vraag 8

Kunt u aangeven op welke termijn u verwacht dat alle executiebevoegdheden door AICE zullen worden uitgevoerd?

Vraag 9

Bent u het ermee eens dat, ingevolge artikel 6:3:14, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) het OM (en niet AICE) het primaire en directe aanspreekpunt is voor toezichthouders bij overtredingen van justitiële voorwaarden? Zo nee, waarom niet? Is voldoende gewaarborgd dat het OM over alle relevante informatie beschikt? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waar zitten de problemen en hoe gaat u deze oplossen?

Vraag 10

Herkent u het beeld dat uit de praktijk naarvoren komt (en door P.M. Schuyt wordt beschreven in vakblad Sancties1), dat AICE als gecentraliseerd ambtelijk orgaan onvoldoende contact en binding heeft met bijvoorbeeld lokale reclasseringsinstanties en dat AICE daardoor onvoldoende maatwerk kan leveren als het gaat om bijvoorbeeld het toezicht op de naleving van bijzondere voorwaarden en de tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straffen? Zo ja, acht u dit wenselijk? Zo nee, kunt u dan uiteenzetten hoe dit toezicht thans vormgegeven is en welke rol AICE daarin vervult?

Vraag 11

Bent u het ermee eens dat een dergelijk gebrek aan lokale contacten zou kunnen leiden tot onwenselijke bureaucratisering en vertraging en daardoor mogelijk zelfs tot frustratie van het toezicht- en executieproces? Zo ja, welke stappen gaat u nemen om dit te voorkomen? Zo nee, waarom niet?

Vraag 12

Bent u het ermee eens dat de rol, kennis en netwerken van de ketenprocesmedewerkers van de lokale arrondissementsparketten van grote waarde zijn voor het onder vraag 12 genoemde toezicht, alsook voor de bredere doelstelling van optimalisering van voorwaardelijke sancties zoals benoemd in het programma Justitiële Voorwaarden en de Wet voorwaardelijke sancties? Bent u het er dan ook mee eens dat hun positie zoveel mogelijk behouden moet blijven?2 Zo ja, op welke manier faciliteert u het OM daarbij en hoe verhoudt zich dit tot het gegeven dat u verantwoordelijk bent voor executie?

Vraag 13

Kunt u deze vragen één voor één en voor het notaoverleg Gevangeniswezen en tbs op 10 december 2020 beantwoorden?

Mededeling

Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Groothuizen (D66), van uw Kamer aan de Minister voor Rechtsbescherming over de inwerkingtreding van de Wet straffen en beschermen en de uitvoering van de Wet USB (ingezonden 13 november 2020) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen.

Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.


X Noot
1

Sancties 2020/73 «AICE: verkeerstoren voor de tenuitvoerlegging» P.M. Schuyt, datum 18-09-2020

Naar boven