Vragen van het lid Geurts (CDA) aan de Ministers van Infrastructuur en Waterstaat
en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over waterplantenproblematiek op de Randmeren
en het Zuidelijk IJsselmeergebied (ingezonden 1 juli 2020).
Vraag 1
Bent u bekend met de waterplanten problematiek op de Randmeren en het zuidelijk IJsselmeergebied,
waardoor grote gebieden in het vaarseizoen (april t/m september) in toenemende mate
onbevaarbaar zijn voor de recreatievaart en de zwemwaterfunctie van het gebied steeds
meer beperkt wordt?
Vraag 2
Deelt u de mening dat er een goede balans moet zijn tussen een gezond watersysteem
en het menselijk gebruik ervan zoals bijvoorbeeld waterrecreatie?
Vraag 3
Deelt u de mening dat het gehele IJsselmeergebied, met inbegrip van de Randmeren,
een belangrijke maatschappelijke functie vervult middels en voor de waterrecreatie?
Vraag 4
Welke relatie bestaat er tussen de overmatige groei van (water)planten in deze gebieden
en de door rijksoverheid in de afgelopen 10 jaar genomen waterbeheermaatregelen?
Vraag 5
Heeft de rijksoverheid in het verleden waterbeheermaatregelen genomen om de waterplantengroei
in rijkswateren rondom het IJsselmeer te bevorderen? Zo ja, welke?
Vraag 6
Deelt u de mening dat de rijksoverheid door in het verleden maatregelen te nemen die
waterplantengroei bevorderen, daarmee ook verantwoordelijkheid heeft voor het terugdringen
van overlast die waterplanten momenteel veroorzaken in dit gebied?
Vraag 7
Op basis waarvan neemt rijkswaterstaat de stelling in dat zij alleen de vaargeul van
de Rijkswaterwegen en de specifiek voor de recreatievaart aangewezen vaargeulen vrijhoudt
van waterplanten, voor zover deze hinder veroorzaken? Deelt u deze stellingname?
Vraag 8
Deelt u de mening dat de Waterwet geen grondslag biedt om de maaiactiviteiten van
rijkswaterstaat te beperken tot alleen de vaargeul? Zo nee, waarom niet?
Vraag 9
Behoren de gebieden buiten de vaargeul, waterbeheer technisch ook tot de verantwoordelijkheid
van rijkswaterstaat?
Vraag 10
Deelt de mening dat de rijksoverheid, indien bovenstaande vraag bevestigend is beantwoord,
dan ook buiten de vaargeul publiek verantwoordelijk is voor maatschappelijk ongewenste
en onveilige situaties zoals het niet toegankelijk zijn van vaargebieden voor de recreatievaart
door overmatige groei van waterplanten?
Vraag 11
Welke onderbouwing ligt ten grondslag aan het in de Handreiking Waterplanten Maaibeheer
genoemde maximaal te maaien maaiareaal van 10% van het totaal areaal waterplanten
in een bepaald gebied? Impliceert dit dat een waterplantenbedekking van 90% gewenst
is? Is uitbreiding van de maximaal 10% maaiareaal regel mogelijk?
Vraag 12
Kunt u aangeven welk ecologisch optimum qua waterplantenbedekking wordt nagestreefd
in het kader van de aan de Kaderrichtlijn Water en Natura 2000 verbonden maatregelen?
Vraag 13
Is het juist dat oplossingen zoals verdiepen van het water en maaien bij de wortels
niet zijn toegestaan? Zo ja, op basis van welke wet- en regelgeving is dit het geval?
Welke mogelijkheden zijn er voor eventuele versoepeling van deze wet- en regelgeving?
Vraag 14
Kunt u inzichtelijk maken wat de voorlopige resultaten zijn van de samenwerking in
de landelijke werkgroep waarin organisaties en lokale overheden betrokken bij de waterrecreatie
in het zuidelijke IJsselmeergebied inclusief de Randmeren en het Rijk gezamenlijk
structurele oplossingen zoeken voor de waterplantenproblematiek?
Vraag 15
Op welke termijn verwacht u middels deze samenwerking te kunnen komen tot een concreet
plan voor het aanpakken van de waterplantenproblematiek waarin de balans tussen natuur
en waterrecreatie geborgd wordt? Wat zijn bij het opstellen van dit plan de belangrijkste
knelpunten en kansen?