Vragen van het lid Ploumen (PvdA) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie en Veiligheid
over de aanhoudende intimidatie van vrouwen buiten abortusklinieken (ingezonden 12 maart
2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het feit dat ondanks eerdere debatten, toezeggingen en moties over
het onderwerp, de intimidatie van vrouwen buiten abortusklinieken onverminderd doorgaat?1
Vraag 2
Deelt u de mening dat het intimideren van vrouwen voor een abortuskliniek moreel verwerpelijk
gedrag is dat per direct moet stoppen? Zo ja, waarom en wat gaat u doen om dit te
bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Vraag 3
Kunt u een uitgebreid overzicht geven van de concrete stappen die u heeft gezet sinds
het eerste debat over deze kwestie in juni 2019?2 Kunt u daarbij toelichten welke resultaten uw aanpak heeft gehad? Hoe verhouden
deze resultaten zich tot de voortdurende intimidaties die gesignaleerd worden door
de abortusklinieken?
Vraag 4
Deelt u tevens de mening dat het onaanvaardbaar is dat de groepering «Schreeuw om
Leven» in Rotterdam een nepambulance parkeert bij de abortuskliniek met de tekst «abortus
is babymoord» en daarnaast ook nog onjuiste informatie verspreidt? Zo ja, waarom?
Welke bestuurlijke dan wel juridische mogelijkheden bestaan er om hier tegen op te
treden? Zo nee, waarom niet? Zou volgens u wetgeving zoals in Frankrijk bestaat, waarbij
misleidende informatie wordt verboden, een optie zijn om dergelijke acties te verbieden?
Vraag 5
Hebben burgemeesters voldoende handvatten om tegen deze praktijken op te treden? Zo
ja, kunt u dan uitleggen waarom enkele burgemeesters aangeven niet de juiste handvatten
te hebben? Zo nee, wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat zij die handvatten wel
krijgen?
Vraag 6
Deelt u de mening dat bovenstaande praktijken de psychische gezondheid van de desbetreffende
vrouwen kan schaden en dat daarom artikel 2 van de Wet openbare manifestaties van
toepassing kan zijn op grond waarvan beperkingen aan het recht tot belijden van godsdienst
of levensovertuiging en het recht tot vergadering en betoging, kunnen worden opgelegd
«ter bescherming van de gezondheid»? Zo ja, welke beperkingen zijn mogelijk? Kan daartoe
ook het aanleggen van een bufferzone behoren? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Vraag 7
Acht u het mogelijk dat abortusklinieken vanwege de genoemde praktijken onevenredige
schade oplopen, bijvoorbeeld vanwege extra kosten voor beveiliging of voor begeleiding
en nazorg van vrouwen? Zo ja, in hoeverre zou dit in een civiele procedure op de demonstranten
kunnen worden verhaald? Zo nee, waarom acht u dit niet mogelijk?
Vraag 8
Acht u de inzet van een gebiedsverbod op grond van artikel 172a Gemeentewet mogelijk
om dit soort praktijken te voorkomen?
Vraag 9
Kunnen leuzen zoals «abortus is (baby) moord» onder omstandigheden strafbaar zijn?
Zo ja, op grond van welke wetsartikelen? Kan er bijvoorbeeld sprake zijn van aanzetten
tot haat zoals bedoeld in artikel 137d Wetboek van Strafrecht? Zo nee, waarom niet?
Vraag 10
Welke wijzigingen in wet- of regelgeving zouden nodig zijn om het aanspreken van vrouwen
voor een abortuskliniek, met de boodschap dat abortus moord is en het tonen van afbeeldingen
van foetussen, wel strafbaar te kunnen stellen?
Vraag 11
Kunt u een overzicht geven van regelgeving in andere landen waarbij dit soort activiteiten
worden verboden, dan wel het recht op demonstratie wordt beperkt?
Vraag 12
Hoe gaat u uitvoering geven aan uw rol als hoofdverantwoordelijke voor de volksgezondheid
en verzekeren dat ook vrouwen die een abortus moeten ondergaan deze zorg veilig kunnen
ontvangen, zonder bedreigd of geïntimideerd te worden?
X Noot
2Handelingen II, vergaderjaar 2018–2019, nr. 91, item 33, blz. 1-24