Vragen van het lid Van den Berg (CDA) aan de Minister voor Medische Zorg over het toegenomen aantal patiëntenstops als gevolg van drukte op spoedafdelingen (ingezonden 14 juni 2019).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht dat spoedafdelingen van ziekenhuizen in Noord-Holland en Flevoland in 2018 twee keer zo vaak een patiëntenstop hebben moeten instellen als drie jaar eerder?1

Vraag 2

Herinnert u zich dat u in reactie op de motie-Van den Berg over het aantal opname-time-outs bij ziekenhuislocaties hebt aangegeven dat u met de Zorgautoriteit en het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ) in gesprek wil gaan om te kijken of en in hoeverre u informatie over patiëntenstops boven tafel kan krijgen?2

Vraag 3

Heeft dit overleg inmiddels plaatsgevonden? Zo ja, wat is hiervan de uitkomst geweest?

Vraag 4

Kunt u de Kamer inmiddels een overzicht verstrekken van het aantal time-outs per dag per ziekenhuislocatie en per specialisme sinds begin 2018?

Vraag 5

Kunt u aangeven op welke registratie van patiëntenstops de NRC zich in het artikel baseert? Kloppen de cijfers dat er in Noord-Holland en Flevoland in 2018 gemiddeld 15 stops per dag waren?

Vraag 6

Klopt het dat in Zeeland en Twente is afgesproken dat er nooit een patiëntenstop mag zijn op de spoedeisende hulp? Hoe hebben de ziekenhuizen in deze regio’s dit georganiseerd? Zijn daar wat u betreft lessen uit te trekken voor de andere regio’s?

Vraag 7

Klopt het dat er binnen Amsterdam in 20 procent van de tijd een patiëntenstop is bij een van de spoedposten? Is dit toegenomen sinds het faillissement van Slotervaart MC?

Vraag 8

Klopt het dat een aantal ziekenhuizen gezamenlijk criteria om een spoedeisende hulp te sluiten hebben afgesproken? Welke ziekenhuizen zijn dit? En wat houden deze criteria in?


X Noot
1

NRC, «Spoed? Rij maar naar een ander ziekenhuis», 11 juni 2019

X Noot
2

Tweede Kamer der Staten-Generaal, Vergaderjaar 2018–2019, 29 247, nr. 271

Naar boven