Vragen van het lid Wiersma (VVD) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de gevolgen van de uitspraak van de CRvB over de toepassing van het woonlandbeginsel (ingezonden 22 mei 2018).

Vraag 1

Deelt u de mening dat uitkeringen die vanuit ons sociale stelsel naar het buitenland worden geëxporteerd moeten worden aangepast aan het lokale kostenniveau, omdat het niet zo kan zijn dat de geëxporteerde uitkering, opgebracht door de Nederlandse belastingbetaler, hoger is dan het prijsniveau van een land?1

Vraag 2

Kunt u aangeven waarom de conclusie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB)2 niet eerder is opgemerkt toen uw voorganger de Kamer op 6 maart 2015 en 24 mei 2017 meldde dat twintig verdragen met andere landen moesten worden aangepast?

Vraag 3

Is het, naar uw mening, naar aanleiding van de uitspraak van het CRvB noodzakelijk dat de genoemde verdragen worden aangepast of kan het ook gaan om aanpassing van de toelichting bij de genoemde verdragen?

Vraag 4

Op welke sociale zekerheidsuitkeringen heeft de uitspraak van de CRvB betrekking en om hoeveel geld gaat het per (soort) uitkering en land?

Vraag 5

Kunt u aangeven wat de stand van zaken is bij het aanpassen van de bilaterale sociale zekerheidsverdragen met die eerder gemelde twintig landen, zodat de Wet Woonlandbeginsel kan worden toegepast? Welke belemmeringen spelen er in het onderhandelingsproces? Kunt u dit per land toelichten?

Vraag 6

Kunt u toezeggen dat u de Kamer met regelmaat zal informeren over de voortgang van de aanpassing van de bilaterale sociale zekerheidsverdragen? Kunt u toezeggen dat u de Kamer zo snel mogelijk zal informeren wanneer de wijziging van één van de verdragen belemmerd wordt of, om wat voor reden dan ook, niet lijkt te gaan slagen?


X Noot
1

Documentnummer 2018D29022

X Noot
2

ECLI:NL:CRVB:2018:1188

Naar boven