Vragen van het lid Wiersma (VVD) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de gevolgen van de uitspraak van de CRvB over de toepassing van het woonlandbeginsel (ingezonden 22 mei 2018).

Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 27 juni 2018).

Vraag 1

Deelt u de mening dat uitkeringen die vanuit ons sociale stelsel naar het buitenland worden geëxporteerd moeten worden aangepast aan het lokale kostenniveau, omdat het niet zo kan zijn dat de geëxporteerde uitkering, opgebracht door de Nederlandse belastingbetaler, hoger is dan het prijsniveau van een land?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Kunt u aangeven waarom de conclusie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB)2 niet eerder is opgemerkt toen uw voorganger de Kamer op 6 maart 2015 en 24 mei 2017 meldde dat twintig verdragen met andere landen moesten worden aangepast?

Antwoord 2

Op basis van de uitspraken van 6 maart 2015 en 24 mei 2017 is er nagegaan wat voor gevolgen deze uitspraken hadden met betrekking tot andere sociale zekerheidsverdragen. Daarbij is ook rekening gehouden met zaken die nog onder de rechter waren en waarbij de SVB of UWV bij een lagere rechter in het gelijk waren gesteld.

Vervolgens is er rekening houdend met het beoogde primaire doel van de verdragen die in het kader van de Wet beperking export uitkeringen zijn afgesloten (namelijk handhaving van Nederlandse wetgeving in het buitenland), besloten om voor deze verdragen verder te procederen bij de Centrale Raad van Beroep om hierover een definitieve uitleg van de hoogste rechter te krijgen. Deze definitieve uitleg is nu beschikbaar en heeft tot gevolg dat de verdragen met dertien extra landen aangepast moeten worden.

Vraag 3

Is het, naar uw mening, naar aanleiding van de uitspraak van het CRvB noodzakelijk dat de genoemde verdragen worden aangepast of kan het ook gaan om aanpassing van de toelichting bij de genoemde verdragen?

Antwoord 3

Ja, het is noodzakelijk om de verdragen aan te passen omdat de verdragstekst in de weg staat aan de toepassing van het woonlandbeginsel. Een aanpassing van de toelichting zou zo lang de huidige verdragstekst ongewijzigd blijft in de weg staan aan de toepassing van het woonlandbeginsel.

Vraag 4

Op welke sociale zekerheidsuitkeringen heeft de uitspraak van de CRvB betrekking en om hoeveel geld gaat het per (soort) uitkering en land?

Antwoord 4

De (nieuwe) uitspraak van de CRvB heeft betrekking op de uitkeringen WGA-vervolguitkering, AKW, ANW en WKB aan dertien landen. Om hoeveel geld het per (soort) uitkering en land gaat, staat in onderstaande tabel vermeld.

Extra uitgaven als gevolg van het niet toepassen van de woonlandfactor in miljoenen euro's.
 

Huidige woonlandfactor %

WGA

AKW

ANW

WKB

Totaal

Indonesië

40

0,04

0,10

0,36

0,20

0,70

Zuid-Afrika

50

0,01

0,03

0,02

0,03

0,10

Argentinie

80

0,00

0,00

0,01

Belize

70

Ecuador

70

Egypte

40

0,02

0,13

0,15

Filipijnen

50

0,03

0,03

Hong Kong

90

Jordanie

60

0,00

0,00

Monaco

100

Panama

70

Paraguay

50

Thailand

40

0,07

0,16

0,23

Totaal

 

0,14

0,13

0,68

0,23

1,21

Vraag 5

Kunt u aangeven wat de stand van zaken is bij het aanpassen van de bilaterale sociale zekerheidsverdragen met die eerder gemelde twintig landen, zodat de Wet Woonlandbeginsel kan worden toegepast? Welke belemmeringen spelen er in het onderhandelingsproces? Kunt u dit per land toelichten?

Antwoord 5

Het wijzigen van een verdrag duurt doorgaans enkele jaren. Deze onderhandelingen lopen merendeels dan ook nog. Bij sommige landen is de Nederlandse wens tot toepassing van het woonlandbeginsel toegevoegd aan al eerder gestarte onderhandelingen over aanpassing van het verdrag in verband met het beëindigen van de export van kinderbijslag. Nederland is met alle twintig landen in contact getreden over de wens tot aanpassing van het verdrag. Hierbij is prioriteit gegeven aan de landen waar de meeste uitkeringsgerechtigden wonen. Met Marokko, India en Israël zijn de onderhandelingen inmiddels succesvol afgerond. Met Canada, Kaapverdië en Suriname is op ambtelijk niveau overeenstemming bereikt. Met de overige landen lopen de besprekingen nog, waarbij we met Nieuw-Zeeland in een vergevorderd stadium zitten.

Voor alle landen geldt dat Nederland vragende partij is voor aanpassing van het verdrag. Dit geldt voor het toepassen van het woonlandbeginsel, maar bij sommige onderhandelingen van verdragen vragen we ook om in te stemmen met het beëindigen van de export van kinderbijslag en/of het stopzetten van de export van de toeslagen op grond van de Toeslagenwet.

Vraag 6

Kunt u toezeggen dat u de Kamer met regelmaat zal informeren over de voortgang van de aanpassing van de bilaterale sociale zekerheidsverdragen? Kunt u toezeggen dat u de Kamer zo snel mogelijk zal informeren wanneer de wijziging van één van de verdragen belemmerd wordt of, om wat voor reden dan ook, niet lijkt te gaan slagen?

Antwoord 6

Zoals gebruikelijk wordt, zodra er een akkoord is bereikt over de aanpassing van het verdrag, de Kamer gevraagd de wijziging van het verdrag goed te keuren. Wanneer een verdragspartner niet instemt met het aanpassen van het verdrag zal ik uw Kamer hierover informeren.


X Noot
1

Documentnummer 2018D29022

X Noot
2

ECLI:NL:CRVB:2018:1188

Naar boven