Vragen van de leden Omtzigt en Geluk-Poortvliet (beiden CDA) aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het feit dat de regering en het ABP toegeven dat de gang van zaken rondom het vervallen van de ANW-compensatieregeling ronduit ongelukkig en onvoldoende is geweest maar dat daar verder geen gevolgen uit getrokken worden (ingezonden 15 mei 2018).

Vraag 1

Herinnert u zich dat u na twee series Kamervragen toegaf dat «de berichtgeving en de communicatie rondom het vervallen van de ANW-compensatieregeling ronduit ongelukkig en onvoldoende zijn geweest» en dat dit ook geldt «voor de rechten op aanvulling op het nabestaandenpensioen, waarover het ABP pas in februari een bericht op de website heeft geplaatst»?1

Vraag 2

Realiseert u zich dat u toegaf dat alle pensioenoverzichten bij het ABP foutieve bedragen aangaven en dat ze er bij het nabestaandenpensioen duizenden euro’s naast zaten?

Vraag 3

Wie moet ingrijpen indien een pensioenfonds foutieve pensioenoverzichten verstuurt?

Vraag 4

Welke rechten kan een deelnemer ontlenen aan een pensioenoverzicht?

Vraag 5

Herinnert u zich dat u toegaf dat u het «gezien de gevoerde gesprekken en de complexiteit van de ABP-pensioenregeling onwaarschijnlijk acht, dat de sociale partners en de leden van het ABP-bestuur zich destijds bewust waren van het feit dat de betreffende bepaling weer betekenis kreeg met het vervallen van de ANW-compensatieregeling»? Gaf u daarmee toe, dat het ABP-bestuur gewoon niet op de hoogte was van de inhoud van de pensioenregeling die hij uitvoert en waarvoor 400 mrd. euro gespaard is? (Aanhangsel Handelingen TK 2017–18, nr. 1796)

Vraag 6

Welke gevolgen heeft het feit dat het ABP-bestuur zijn eigen regeling niet kent?

Vraag 7

Kan het pensioenfondsbestuur een evenwichtige belangenafweging maken, indien hij zijn eigen pensioenregeling niet kent (artikel 105 Pensioenwet)?

Vraag 8

Kan een pensioenfondsbestuur «in control» zijn indien hij zijn eigen pensioenregeling niet kent?2

Vraag 9

Waren de berekeningen van bijvoorbeeld de dekkingsgraad van de actuaris en de interne berekeningen van het ABP over de wijziging van de nabestaandendekking juist, nu duidelijk is dat zowel het bestuur niet op de hoogte was van de eigen regeling als het feit dat de pensioenoverzichten onjuist waren?

Vraag 10

Klopt het dat artikel 21, tweede lid, van de Pensioenwet luidt: »De pensioenuitvoerder informeert de werknemer binnen drie maanden na een wijziging in de pensioenovereenkomst over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen bij de pensioenuitvoerder»?

Vraag 11

Wanneer is de pensioenovereenkomst gewijzigd en zijn de werknemers – die pensioen opbouwen bij het ABP – binnen drie maanden correct geïnformeerd over de wijziging in de pensioenovereenkomst?

Vraag 12

Klopt het dat de Nederlandsche Bank (DNB) op grond van artikel 176 van de Pensioenwet een boete kan opleggen bij overtreding van artikel 21, tweede lid, van de Pensioenwet? Heeft DNB ooit boetes opgelegd voor een overtreding van artikel 21, tweede lid, van de Pensioenwet? Heeft DNB in dit geval boetes opgelegd of andere maatregelen genomen?

Vraag 13

Is er een wettelijke plicht om gepensioneerden te informeren over een wijziging in de pensioenovereenkomst, bijvoorbeeld omdat, in het onderhavige geval, de rechten op een pensioenuitkering voor een nabestaande van een deelnemer konden halveren door de wijziging in de pensioenovereenkomst?

Vraag 14

Indien er geen wettelijke plicht is om deze wijziging mee te delen, is het dan verstandig dat die er wel komt?

Vraag 15

Acht u de bescherming van de (gewezen) deelnemer, bij wie een deel van het pensioen op risicobasis verzekerd is, afdoende, nu blijkt dat sociale partners, zonder de regeling te kennen, deze wel kunnen veranderen?

Vraag 16

Herinnert u zich dat u meerdere keren heeft geantwoord: «Er staat tegenover het afschaffen van de ANW-compensatieregeling een verbetering van het partner- en wezenpensioen»?

Vraag 17

Bent u ervan op de hoogte dat er voor gepensioneerden met een partner die de AOW leeftijd nog niet bereikt heeft, geen enkele verbetering van het partner- en wezenpensioen is, dat uw antwoord op hen niet van toepassing is en dat zij gewoon een fors deel van hun pensioenrechten kwijt raken?

Vraag 18

Bent u ervan op de hoogte dat voor mensen die vlak voor hun pensioen zitten, er slechts sprake is van een marginale verbetering van het partner- en wezenpensioen en dat uw antwoord op hen de facto niet van toepassing is?

Vraag 19

Bent u bereid in overleg te treden met het ABP om ervoor te zorgen dat voor terminaal zieken, die niet binnen vijf jaar overlijden, alsnog een adequate oplossing wordt gevonden?

Vraag 20

Heeft u al contact gehad met een toezichthouder over de gang van zaken bij het ABP? Zo ja, met wie, wanneer en welk resultaat had het? Zo nee, waarom niet?

Vraag 21

Vindt u als grootste werkgever van dit land, die miljarden per jaar pensioenpremie aan het ABP afdraagt, dat deze gang van zaken gevolgen moet hebben? Zo ja, welke?

Vraag 22

Kunt u deze vragen een voor een en binnen de reguliere termijn van drie weken beantwoorden?

Naar boven