Vragen van het lid Özdil (GroenLinks) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over «Het nut van onderwijsovereenkomsten in het mbo». (ingezonden 11 oktober 2017).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het onderzoek «De waarde van de onderwijsovereenkomst in het mbo»?1

Vraag 2

Waarom is het middelbaar beroepsonderwijs de enige onderwijssector met de wettelijke verplichting tot een schriftelijke onderwijsovereenkomst tussen de instelling en de student? Vindt u dit gerechtvaardigd? Zo ja, vindt u dat er ook een wettelijke verplichting tot een onderwijsovereenkomst moet komen in het hoger onderwijs?

Vraag 3

Deelt u de mening van de opstellers van het voornoemde rapport dat de onderwijsovereenkomst geen toegevoegde waarde heeft? Zo nee, waarom niet?

Vraag 4

Bent u van mening dat de administratieve last voor instellingen die de onderwijsovereenkomst met zich mee brengt onevenredig groot is, vooral gezien het gebrek aan toegevoegde waarde van deze overeenkomst? Zo nee, waarom niet?

Vraag 5

Wat is de laatste stand van zaken inzake de uitvoering van de motie-Özdil, waarin wordt verzocht in het door u toegezegde onderzoek naar het nut van onderwijsovereenkomsten ook aanbevelingen te doen voor het versterken van de rechtspositie van studenten?2

Vraag 6

Heeft het genoemde VU-onderzoek gevolgen voor uw onderzoek naar het nut van de onderwijsovereenkomst? Zo ja, welke?

Vraag 7

Is het mogelijk om de onderwijsovereenkomst af te schaffen en de algemene rechten en plichten van studenten in het mbo in de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) op te nemen om via deze weg de rechtspositie van studenten te versterken? Zo nee, waarom niet?

Vraag 8

Kunt u de antwoorden op deze vragen voor de begrotingsbehandeling van OCW naar de Kamer sturen?


X Noot
1

http://mbo-today.nl/wp-content/uploads/2017/10/De-waarde-van-de-onderwijsovereenkomst.pdf; Verkenning door de Kenniskring onderwijsrecht beroepsonderwijs van de Vrije Universiteit Amsterdam

X Noot
2

Kamerstuk 31 524, nr. 318

Naar boven