Vragen van het lid Omtzigt (CDA) aan de Staatssecretaris van Financiën over de rechtmatigheid van de afvloeiingsregeling bij de douane en de FIOD in de slotwet 2016 (ingezonden 30 juni 2017).

Vraag 1

Herinnert u zich dat medewerkers van de Douane en de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) ook gebruik mochten maken van de vertrekregeling inclusief de vertrekbonus, ook al werd er met de Investeringsagenda niet gereorganiseerd of bezuinigd bij die diensten?

Vraag 2

Herinnert u zich dat voor deze reorganisatie gebruik gemaakt werd van de remplaçantenregeling in het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR)?

Vraag 3

Herinnert u zich dat er bij de Douane 301 en bij de FIOD 82 medewerkers vertrokken met een vertrekpremie?

Vraag 4

Wat waren de totale kosten van de premies (inclusief naheffing) die de douanemedewerkers en de FIOD-medewerkers ontvangen hebben?

Vraag 5

Herinnert u zich dat de heren Borstlap en Joustra daarover schrijven: «Bij een vergelijking met de remplaçantenregeling uit het ARAR, valt op dat met voormelde uitstroommogelijkheid voor de medewerkers van de Douane en de FIOD:

  • geen plaatsing van een VWNW-kandidaat wordt gerealiseerd; en

  • geen bijdrage wordt geleverd aan het realiseren van voormelde taakstelling.

Vraag 6

De twee situaties waarop de remplaçantenregeling van het ARAR ziet, zijn dan ook niet van toepassing op medewerkers van de Douane en de FIOD»?1

Vraag 7

Herinnert u zich dat de Algemene Rekenkamer hierover opmerkt: «Een andere vraag was of de remplaçantenregeling (artikel 49xx van het ARAR) juist is toegepast voor de medewerkers van Douane en FIOD. Er was namelijk geen sprake van een directe plaatsing van een geremplaceerde. Wij constateren dat het ARAR geen termijn stelt aan het moment waarop een geremplaceerde de plaats moet innemen van een remplaçant. Als we ervan uitgaan dat dit op enig moment wel gebeurt, lijkt toepassing van dit artikel mogelijk voor de medewerkers van Douane en FIOD.»?2

Vraag 8

Herinnert u zich dat u aan de Kamer schreef: «Een 1-op1-koppeling tussen de geremplaceerde en de remplaçant is echter niet noodzakelijk. Wel zal inzichtelijk moeten zijn dat het vertrek van een medewerker als remplaçant (op termijn) tot gevolg heeft dat een VWNW-kandidaat wordt geplaatst.»?3

Herinnert u zich dat u functies bij de Douane en FIOD eerst heeft opengesteld voor van werk naar werk-kandidaten (VWNW-kandidaten)?4

Vraag 9

Hoe komt het dan dat u, getuige de antwoorden op de feitelijke vragen over de wijzigingen samenhangende met de Voorjaarsnota over de begroting van het Ministerie van Financiën, nog steeds de vraag niet kunt beantwoorden hoeveel VWNW-kandidaten een van de vervulde vacatures die bij de Douane (201) en de FIOD (99) hebben gekregen?

Vraag 10

Van hoeveel vrijgekomen arbeidsplaatsen bij de Douane en de FIOD (vacatures) kunt u op dit moment aantonen dat zij direct door een VWNW-kandidaat zijn vervuld?

Vraag 11

Van hoeveel vrijgekomen arbeidsplaatsen bij de Douane en de FIOD (vacatures) kunt u op dit moment aantonen dat zij middels meerdere stappen (ketens) van medewerkers met een nieuwe functie uiteindelijk door een VWNW-kandidaat zijn vervuld?

Vraag 12

Binnen hoeveel tijd moeten deze stappen (ketens) te identificeren zijn om nog te passen binnen het ARAR? Kunt u aangeven wat een redelijke termijn zou kunnen zijn op grond van doel en strekking van het ARAR?

Vraag 13

Hoeveel van deze stappen (ketens) mogen er maximaal gevormd worden om nog te kunnen kwalificeren als passend binnen het ARAR? Kunt u aangeven wat een redelijke termijn zou kunnen zijn op grond van doel en strekking van het ARAR?

Vraag 14

Kunt u, voordat de Kamer bij de slotwet moet besluiten over kwijting over het jaar 2016 aangeven of de remplaçantenregeling juist en rechtmatig is toegepast?

Vraag 15

Kunt u deze vragen daarom een voor een en vóór maandag 3 juli 2017 om 18.00 uur beantwoorden?


X Noot
1

Onderzoek naar de besluitvormingsprocedures binnen de Belastingdienst, Den Haag, januari 2017.

X Noot
2

Resultaten verantwoordingsonderzoek en nationale schuld over het jaar 2016.

X Noot
3

Kamerstuk 34 725 IX, nr. 7.

X Noot
4

idem

Naar boven