Vragen van het lid Beckerman (SP) aan de Minister van Economische Zaken over nieuwe problemen die ontstaan naar aanleiding van de versterkingsopgave van woningen in Groningen (ingezonden 19 juni 2017).

Vraag 1

Wat is uw reactie op de uitspraken van hoogleraar Algemene Rechtswetenschap van de Rijksuniversiteit Groningen, de heer Jan Brouwer, die stelt dat het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) moeten worden losgekoppeld van het Ministerie van Economische Zaken, waardoor de schijn van partijdigheid – omdat zij immers ook vergunningen verlenen – zal worden weggenomen?1

Vraag 2

Herkent u zijn waarschuwing, dat het vertrouwen van de bevolking terugwinnen het grootste probleem is, omdat er nu al voortdurend moeilijkheden zijn en de grote versterkingsoperatie die Groningen wacht nog moet gaan aanvangen?2

Vraag 3

Op welke wijze gaat u werken aan dat herstel van vertrouwen, terwijl Groningen in de lengte van jaren te maken gaat krijgen met bouwputten?

Vraag 4

Herkent u zich in de bewoording van de Nationaal Coördinator Groningen, de heer Hans Alders, die de versterkingsoperatie «een nachtmerrie voor Groningen « heeft genoemd?3

Vraag 5

Erkent u dat door de versterkingsoperatie hele gemeenschappen onder druk komen te staan? Op welk wijze gaat extra geïnvesteerd worden in democratie, dorpshuizen, sportvoorzieningen en de openbare ruimte? Kan dit meegenomen worden bij de versterkingsopgave?

Vraag 6

Kunt u een uitgebreide toelichting geven over het niveau van versterking van bestaande gebouwen, waarbij alleen het criterium Near Collaps (NC) is uitgewerkt en gekozen is de criteria Significant Damage (SD) en Damage Limitation (DL) niet uit te werken?4

Vraag 7

Waarom is bij versterking van bestaande bouw gekozen voor het criterium NC, waarbij blijkbaar geaccepteerd wordt dat bij een zware beving – weliswaar levend- het pand verlaten kan worden maar de woning alsnog verloren is?

Vraag 8

Worden SD en DL als criteria voor bestaande gebouwen ook nog nader uitgewerkt? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?

Vraag 9

Door wie is bepaald hoe binnen de Nederlandse Praktijkrichtlijn (NPR) 9998 rekening wordt gehouden met de samenstelling van de bodem onder de constructie (tot 30 meter onder het aardoppervlak)?

Vraag 10

Op welke wijze is «het elastische responsspectrum» bepaalt? En waar verschilt daarin de ontwerpvisie van de definitieve visie?

Vraag 11

Door welke onafhankelijke deskundige(n) is het vastgestelde elastische responsspectrum getoetst? Wanneer is dat geweest?

Vraag 12

Is de vaststelling van dat elastisch responscentrum, dat mede bepalend is voor het berekenen van de kracht van een aardbeving op een gebouw een «papieren exercitie»? Zo ja, door wie wordt dit uitgevoerd?

Vraag 13

Hoe wordt het toepassingsgebied van NPR 9998 bepaald, anders dan met de zogenaamde Peak Ground Acceleration (PGA) kaart van het Koninklijk Nederlands Meteorologisch

Instituut (KNMI) van oktober 2015?

Vraag 14

Waaruit bestaat de door u genoemde voortgang van het meet- en regelprotocol?5

Vraag 15

Op welke termijn wordt duidelijk hoe uitvoering gegeven gaat worden aan de diverse aangenomen moties betreffende het meet- en regelprotocol?6 Wanneer komt de finale brief – welke al in juli 2015 is toegezegd- met daarin het beloofde totale overzicht?

Vraag 16

Kunt u – uitputtend- inzicht geven in de diverse afwegingen die gemaakt moeten worden bij de keuzes die leiden tot versterking en/of sloop van een woning? Wordt daar tevens het energiezuinig maken van woningen bij betrokken?

Vraag 17

Op welke wijze en door wie worden deze keuzes op een transparante en toegankelijke manier vastgelegd?

Vraag 18

Wanneer de gaswinning nu verder zou worden verlaagd of (deels) gestopt, kan dan (een deel van) de versterking worden gestopt? Kan onderzocht worden of verlaging van de gaswinning of stoppen met de gaswinning kan zorgen voor een vermindering van de benodigde versterkingsopgave?

Vraag 19

Bent u met mij van mening dat niet alleen de huizen in Groningen versterking nodig hebben, maar ook de gemeenschappen en de mensen? Bent u bereid de allerbeste psychische ondersteuning met een zo laag mogelijke drempel te (laten) verlenen? Zo ja, kunt u aangeven op welke wijze dit vorm krijgt? Zo nee, waarom niet?

Vraag 20

Op welke wijze wordt daarbij de inspraak geregeld, uitgaande van het basisbegrip herstel van vertrouwen?

Vraag 21

Kunt u aangeven waaruit tijdens de versterkingsopgave de ondersteuning van het midden- en kleinbedrijf uit gaat bestaan? Kunt u daarbij tevens de gederfde inkomsten en mogelijke omzetverliezen betrekken?

Vraag 22

Bent u bereid een aparte uitkoopregeling in te stellen voor mensen die de versterkingsopgave van hun bezittingen niet aankunnen?

Vraag 23

Zo nee, bent u dan bereid de bestaande opkoopregeling te verbreden? Kunt u uw antwoord toelichten?

Vraag 24

Bent u bekend met de berichten «Als eerste versterkt, maar de kozijnen in Loppersum vallen er nu al af»7 en «In Appingedam worden de huizen nu versterkt of herbouwd»?8

Vraag 25

Bent u met mij van mening dat dergelijke berichten niet goed zijn voor het vertrouwen in deze komende, langjarige operatie? Herkent u een patroon in de emoties die dergelijke ingrepen oproepen? Zo ja, wat wilt u hieraan doen?

Vraag 26

Is naar uw mening de versterkingsopgave vergelijkbaar met die van stadsvernieuwing, maar dan nog groter en ingrijpender en wellicht zonder meerwaarde voor bewoners? Kunt u garanderen dat de omvang en complexiteit nu goed in beeld zijn? Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo nee, wat gaat u daaraan doen?

Vraag 27

Zijn naar uw mening de juiste mensen bij de versterkingsopgave betrokken? Hoe gaat de organisatie eruit zien? Is of wordt hierbij de motie Beckerman/Wassenberg (Kamerstuk 33 529, nr. 338) betrokken?

Vraag 28

Op welke wijze gaan gemeenteraden en de provincie een rol spelen bij de versterkingsoperatie? Wat is daarbij het gestelde tijdspad en wie is voor welke stap verantwoordelijk?

Vraag 29

Op welk moment krijgen de gemeenten en de provincie een totaaloverzicht van de versterkingsoperatie met daarin tenminste het aantal te verstevigen gebouwen, de locatie(s) daarvan, een geraamd tijdspad en een overzicht van de daartoe gereserveerde gelden en verantwoordelijkheden?

Vraag 30

Bent u bereid voorafgaande aan de totale versterkingsopgave van Groningen uit te gaan van «Lex specialis» en dit ook vast te (gaan) leggen?9 Zo nee, waarom niet?

Vraag 31

Is er genoeg draagvlak voor de versterkingsoperatie? Hoe weet u dat?

Vraag 32

Indien dat draagvlak (op onderdelen of in gebieden) onvoldoende bestaat, welke acties gaat u daarop ondernemen?

Vraag 33

Kunnen bewoners er ook voor kiezen hun huis niet te laten versterken? Is deze mogelijkheid onderzocht? Zo ja, is onderzocht wat daarvan eventuele consequenties zijn? En op welke wijze worden deze mensen begeleid in hun keuze?

Vraag 34

Bent u bekend met het Groningse fenomeen van een «kofferwoning»?10 Welke opties en zeggenschap hebben bewoners hierbij?

Vraag 35

Herkent u het in diverse artikelen geschetste beeld waarbij huizen die zowel aardbevingsbestendig zijn gemaakt, als gebouwd zijn op de toekomst, er nog geen jaar na oplevering diverse problemen van bouwkundige aard zijn?11 Op welke wijze en door wie bent u daarover geïnformeerd?

Vraag 36

Wat is uw opvatting over het feit dat getroffen bewoners, na gedupeerd te zijn als gevolg van de aardbevingsproblematiek, nu speelbal worden van verschillen van inzicht tussen de aannemers en de woningstichting over de verdeling van de verantwoordelijkheden? Bij wie ligt naar uw mening de eindverantwoordelijkheid?

Vraag 37

Wat is naar uw mening de meerwaarde van een instituut als het Centrum Veilig Wonen (CVW), volgens het artikel feitelijke opdrachtgever van de versterking, bij een snelle en vakkundige oplossing van de gerezen problemen? Is het niet beter de versterkingsopgave geheel onafhankelijk te beleggen?

Vraag 38

Op welke wijze gaat u bij de versterkingsopgave uitvoering geven aan de motie Beckerman/Wassenberg (Kamerstuk 33 529, nr. 338) die een samenhangende aanpak bepleit waarbij de menselijke maat en ruimhartigheid vooropstaan?

Vraag 39

Deelt u de mening dat bij gerezen problemen, veroorzaakt vanwege de snelheid van handelen bij de versterkingsopgave en de complexiteit daarvan, bij uitstek en met spoed opgelost dienen te worden door één hiervoor verantwoordelijk orgaan, waarmee bij latere probleemduiding en verdeling van verantwoordelijkheden – zonder dat bewoners daar last van ondervinden – zaken opgelost kunnen worden? Zo nee, waarom niet?

Vraag 40

Wie is naar uw mening hoofdverantwoordelijk voor het welzijn van de bewoners tijdens de versterkingsopgave? Op welk wijze en door wie worden bewoners zo drempelvrij mogelijk ondersteund bij de emoties die de weg naar verbouwing, versteviging en eventuele sloop met zich meebrengt?

Vraag 41

Bent u van mening dat twee jaar na de benoeming van de Nationaal Coördinator Groningen (NCG), en na het als falend gevoelde beleid van CVW, de zich voltrekkende ramp nog steeds onvoldoende wordt onderkend? Kunt u uw antwoord toelichten?

Vraag 42

Deelt u de mening dat opmerkingen als «het is allemaal niet zo simpel» en de in een folder van de NCG geschreven constatering dat «er veel op mensen afkomt» ervaren wordt als het zoveelste pijnlijke bewijs dat er zich een ramp van enorme omvang aan het voltrekken is?

Vraag 43

Op welke wijze gaat u – met het vooruitzicht op de enorme versterkingsopgave – de bij de inspecties in Appingedam gevoelde ingrijpende en schokkende ervaringen zo veel mogelijk voorkomen en daar inwoners bij begeleiden?

Vraag 44

Bent u bereid vooruitlopend op de enorme versterkingsoperatie die aanstaande is, de gesignaleerde problemen in Appingedam met voorrang te behandelen, oplossingen te genereren en deze casus vervolgens te benaderen als toekomstige «best practise»? Zo nee, waarom niet?

Vraag 45

Waaruit bestaat nu precies het door u genoemde «nieuwe systeem» waarover u sprak tijdens de beantwoording van mondelinge vragen op 30 mei 2017?

Vraag 46

Beseft u dat vanwege het aantal organisaties en regelingen die elkaar de afgelopen jaren hebben opgevolgd, het voor Groningers steeds onoverzichtelijker is geworden? Hoe gaat u finale duidelijkheid, openheid en transparantie bewerkstelligen?

Vraag 47

Hoe staat het met de 13.000 schademeldingen die in mei 2017 nog niet waren afgehandeld?12 In welke plaatsen zijn deze woningen gelegen?

Vraag 48

Van wanneer dateren deze 13.000 schademeldingen, hoeveel schades daarvan worden als »complex» bestempeld en waarom?

Vraag 49

Hoeveel oude schades – van voor 16 augustus 2012, de zwaarste beving bij Huizinge- zijn er naar verwachting van de NCG, die kans lopen op verjaring?13

Vraag 50

Wanneer is het eerst volgende moment waarop in navolging van de motie Jan Vos c.s. (Kamerstuk 33 529, nr. 305) in samenspraak met de Kamer bezien wordt of de winning naar beneden kan worden bijgesteld?


X Noot
2

Dagblad van het Noorden, 2 juni 2017.

X Noot
5

«Op het punt van het meet- en regelprotocol is sprake van voortgang. Ik heb mij daar vanmorgen nog over verstaan met de inspecteur die leiding geeft aan het Staatstoezicht op de Mijnen». Mondelinge vragen 30 mei 2017.

X Noot
6

Kamerstuk 33 529, nr. 308 en Kamerstuk 33 529, nr. 198.

X Noot
7

Dagblad van het Noorden, 13 juni 2017.

X Noot
8

NRC, 11 juni 2017

X Noot
9

Lex specialis is een afkorting van Lex specialis derogat legi generali, dat eigenlijk simpelweg betekent dat speciale wetsbepalingen voorgaan op algemene wetsbepalingen.

X Noot
10

RTV Noord, 23 mei 2017. «CVW bouwt twintig wisselwoningen in Appingedam». De huizen worden voorzien van meubels en inboedel. Daardoor hoeven bewoners niet met meubels en keukenapparatuur heen en weer. Het worden ook wel kofferwoningen genoemd.

X Noot
11

Dagblad van het Noorden, 13 juni 2017 en NRC, 11 juni 2017.

X Noot
12

Op dit moment is er sprake van een overgang van het ene op het andere systeem. Het is nu bijna 1 juni en de maand juni wordt gebruikt om het nieuwe systeem helemaal uit te werken, waarna per 1 juli de opnames van schade, ook die 97 waarover ik het net had, worden omgezet in afhandeling, in het in behandeling nemen van de schade.

Naar boven