Vragen van het lid Leijten (SP) aan de Ministers van Financiën en van Economische
Zaken over het bericht dat het CBS meer ongelijkheid meet maar het als minder verkoopt
(ingezonden 10 april 2017).
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht dat zowel de vermogens- als de inkomensongelijkheid
hoger zijn dan eerder werd aangenomen?1
Vraag 2
Hoe verklaart u dat de ongelijkheid op een hoger niveau ligt dan eerder werd aangenomen?
Hoe verklaart u dat ook de groei van de ongelijkheid tussen 2011 en 2014 sterker is
geweest dan eerder werd gedacht?
Vraag 3
Wat zijn volgens u de belangrijkste conclusies uit de nieuwe metingen van inkomens-
en vermogensongelijkheid van het CBS? Hoe verhouden deze zich met de kop van het persbericht
«Stijging huizenprijzen verkleint vermogensongelijkheid in 2015»? Wat is uw opvatting
over deze duiding?
Vraag 4
Kunt u uitleggen waarom het CBS de hoogste inkomens eerder aftopte? Kunt u ook uitleggen
waarom het CBS dat heden ten dage niet meer doet?
Vraag 5
Klopt de bewering «We zijn al heel lang een gelijk landje» volgens u, gezien de feiten
dat Nederland in de 18e en 19e eeuw juist zeer ongelijk was, dat de hoogste Gini-waarde
voor besteedbaar inkomen ooit gemeten in de westerse landen in Nederland was te vinden
(0,61 in 1732), dat de Nederlandse ongelijkheid ook daarna groter was dan in de meeste
andere landen, dat Nederland zich momenteel in het midden van de EU-landen bevindt
qua inkomensongelijkheid en dat Nederland wat betreft privaat vermogen een zeer hoge
vermogensongelijkheid kent, zelfs wanneer pensioenrechten worden meegerekend? Kunt
u uw antwoord toelichten?
Vraag 6
Bent u het met de schrijvers van het artikel eens dat mocht worden verwacht dat de
scherpe stijging van de Gini-coëfficient van 2013 tot 2014, welke hoogstwaarschijnlijk
is veroorzaakt door een belastingvoordeel op het uitkeren van dividend door bezitters
van een aanmerkelijk belang, weer zou afnemen in 2015? Zo nee, waarom niet?
Vraag 7
Kunt u uitleggen waarom de Gini-coëfficiënt in 2015 niet is gedaald ten opzichte van
2014, terwijl dat na een soortgelijke maatregel wel gebeurde in 2008 ten opzichte
van 2007?
Vraag 8
Kunt u verklaren waardoor tussen 2007 en 2015 het overig vermogen (vermogen minus
eigen woning) van de onderste 90% met 18% daalde, terwijl dat van de bovenste 10%
met 14% steeg?
Vraag 9
Bent u het met de schrijvers eens dat niet zozeer de huizenprijzen, maar de hypotheken
van invloed zijn op de ongelijkheid in vermogen? Zo nee, waarom niet?
Vraag 10
Klopt de bewering dat grote vermogens, gebaseerd op financieel kapitaal, evenals inkomen
uit vermogen niet volledig (kunnen) worden waargenomen? Zo ja, waarom niet? Zo nee,
kunt u uw antwoord toelichten?
Vraag 11
Worden ingehouden winsten meegenomen in de vermogensbepaling door het CBS? Zijn er
cijfers beschikbaar over de totale waarde van ingehouden winsten in Nederland? Bent
u bereid deze met de Kamer te delen?
Vraag 12
Bent u het met de schrijvers eens dat nader onderzoek gewenst is om op te klaren waarom
er een grote discrepantie bestaat tussen CBS-statistieken over vermogens en onderzoek
van de Quote-500, dat is gebaseerd op gegevens van de Kamer van Koophandel, het Kadaster
en de Autoriteit Financiële Markten? Bent u bereid hier onderzoek naar te (laten)
doen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer verwacht u de resultaten van dit onderzoek?
Vraag 13
Welk effect heeft de inkeerregeling op de vermogensongelijkheid? Kunt u uw antwoord
toelichten?
Vraag 14
Bent u voornemens de aanbeveling van de schrijvers om het CBS afzonderlijk te laten
rapporteren over huishoudens met vermogen als belangrijkste bron van inkomen over
te nemen? Zo nee, waarom niet?