Vragen van het lid Jasper vanDijk (SP) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de omstreden benoeming van de voorzitter van de Raad van Toezicht van de Universiteit van Amsterdam (UvA) en de Hogeschool van Amsterdam (HvA) (ingezonden 25 april 2016).

Vraag 1

Wat is uw oordeel over het bericht «Grote twijfels over rechtmatigheid herbenoeming Nicolaï»?1

Vraag 2

Is het waar dat u de heer Nicolaï heeft benoemd als voorzitter van de Raad van Toezicht, zonder inspraak van de medezeggenschap? Zo ja, waarom heeft u studenten en docenten niet geraadpleegd?

Vraag 3

Is deze benoeming rechtmatig verlopen? Zo ja, waarom hebben de medezeggenschapsraden dan geen advies kunnen uitbrengen op het profiel van de kandidaat?

Vraag 4

Is het waar dat de medezeggenschapsraden het recht hebben om gehoord te worden, alvorens de leden van de Raad van Toezicht worden benoemd? Zo ja, waarom is dit niet gebeurd?

Vraag 5

Deelt u de mening van UvA-hoogleraar staats- en bestuursrecht Adrienne de Moor-van Vugt: «Er is het afgelopen anderhalf jaar natuurlijk wel het een en ander gebeurd. Het zou dus in ieder geval vanuit bestuurlijk oogpunt goed zijn geweest wanneer men aan de medezeggenschap had gevraagd of men nog op- of aanmerkingen had. Bovendien zou dat ook vanuit de eisen voor zorgvuldige besluitvorming, één van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, de voorkeur hebben gehad»?

Vraag 6

Begrijpt u dat de medezeggenschapsraden zich gepasseerd voelen door uw handelwijze?

Vraag 7

Erkent u dat het onverstandig was om de heer Nicolaï in een achterkamertje te benoemen, aangezien hij zeer weinig draagvlak heeft binnen de Academische Gemeenschap?

Vraag 8

Bent u bereid om de benoeming van de heer Nicolaï terug te draaien en te zorgen voor een open, democratische benoeming van leden van de Raad van Toezicht? Zo nee, hoe voorkomt u dat bestuurders volstrekt geen draagvlak hebben?

Naar boven