Vragen van het lid Van Dekken (PvdA) aan de Minister van Veiligheid en Justitie over het bericht «Matchfixing en het Nederlandse tennis» (ingezonden 1 februari 2016)

Vraag 1

Kent u het bericht «Matchfixing en het Nederlandse tennis»?1

Vraag 2

Deelt u de mening van de in het bericht genoemde Belgische onderzoeker dat Nederland «uitermate laks (opereert) als het gaat om het opsporen van matchfixing»? Zo ja, waarom en wat gaat u doen om dit te verbeteren? Zo nee, waarom niet en waaruit blijkt het tegendeel?

Vraag 3

Beschikt Nederland over een justitieel apparaat dat met dezelfde capaciteit en mogelijkheden als het Belgische matchfixing kan opsporen en vervolgen? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, waarom niet?

Vraag 4

Loopt «de samenwerking tussen de Nederlandse en Belgische opsporingsinstanties (…) bij matchfixing uitermate stroef»? Zo ja, waarom en hoe kan dat worden verbeterd? Zo nee, waarom niet?

Vraag 5

Waarom heef het overleg tussen de Belgische en de Nederlandse politie over een Nederlandse tenniswedstrijd die mogelijk gefikst was niet tot concrete stappen in Nederland geleid? Wat is de stand van het onderzoek naar deze kwestie?

Vraag 6

Kunt u bovenstaande vragen voor 15 februari 2016 beantwoorden?

Naar boven