Vragen van het lid Yücel (PvdA) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Bijna geen mannen meer werkzaam in de kinderopvang» (ingezonden 12 november 2015).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht «Bijna geen mannen meer werkzaam in de kinderopvang»?1

Vraag 2

Klopt het dat er bijna geen mannen meer werkzaam zijn in de kinderopvang? Kunt u dit onderbouwen met feitelijke informatie over het aantal mannen dat werkzaam is in de kinderopvang voor en nadat de Amsterdamse zedenzaak aan het licht kwam?

Vraag 3

Welke verklaring heeft u voor het feit dat er bijna geen mannen meer in de kinderopvang werkzaam zijn? Wat vindt u er van dat uit het artikel blijkt dat mannen bewuster omgaan met hun werkzaamheden maar daardoor ook taken overlaten aan collega’s?

Vraag 4

Deelt u de mening van de kinderopvangorganisaties en ouderorganisaties dat het belangrijk kan zijn dat er ook mannen werkzaam zijn in de kinderopvang en zeker bij de buitenschoolse opvang omdat zij als rolmodel kunnen dienen? Deelt u de mening dat het in het belang van investeren in jonge kinderen beter kan zijn wanneer er meer mannen werkzaam zijn in de kinderopvang?

Vraag 5

Herinnert u zich de eerdere vragen over het bericht dat mannen massaal de kinderopvang verlaten?2 Kunt u aangeven welke acties er in de tussentijd ondernomen zijn om het aantal mannen in de kinderopvang te verhogen?

Vraag 6

Deelt u de mening dat mannen in de kinderopvang gelijke kansen moeten hebben? Bent u bereid om in overleg te treden met de kinderopvangsector en ouderorganisaties om ervoor te zorgen dat er meer mannen kunnen gaan werken in de kinderopvang? Zo ja, staat u open voor de suggestie om in samenwerking met de sector te komen met maatregelen die als doel hebben om betere kansen voor mannen te creëren en hun in de kinderopvang aan de slag te helpen? Zo nee, waarom niet?


X Noot
2

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 1700

Naar boven