Vragen van het lid Yücel (PvdA) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Bijna geen mannen meer werkzaam in de kinderopvang» (ingezonden 12 november 2015).

Antwoord van Minister Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 14 december 2015)

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht «Bijna geen mannen meer werkzaam in de kinderopvang»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Klopt het dat er bijna geen mannen meer werkzaam zijn in de kinderopvang? Kunt u dit onderbouwen met feitelijke informatie over het aantal mannen dat werkzaam is in de kinderopvang voor en nadat de Amsterdamse zedenzaak aan het licht kwam?

Antwoord 2

In onderstaande tabel is het percentage mannen opgenomen dat werkzaam is in «leidsters kinderopvang en onderwijsassistenten». De cijfers zijn dus ruimer dan alleen kinderopvang2. Uit de tabel blijkt dat het aandeel mannen al jaren laag is. Vanaf 2013 is het aandeel mannen gestegen.

Tabel 1. Aandeel mannen werkzaam in leidsters kinderopvang en onderwijsassistenten

Jaartal

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

Mannen

6,0%

5,0%

5,4%

5,4%

5,2%

4,5%

8,9%

9,3%

Bron: CBS Statline

Vraag 3

Welke verklaring heeft u voor het feit dat er bijna geen mannen meer in de kinderopvang werkzaam zijn? Wat vindt u er van dat uit het artikel blijkt dat mannen bewuster omgaan met hun werkzaamheden maar daardoor ook taken overlaten aan collega’s?

Antwoord 3

Behalve in de kinderopvang zijn ook op de basisschool en middelbare school vrouwen oververtegenwoordigd. Dat er weinig mannen werkzaam zijn in de kinderopvang heeft verschillende oorzaken. De voorkeuren van ouders, het aanbod van mannelijke beroepskrachten en het selectiebeleid van werkgevers spelen een rol.

Dat mannen die werkzaam zijn in de kinderopvang bewuster omgaan met hun werkzaamheden en taken overlaten aan collega’s is te begrijpen. Ik ben van mening dat mannen net zo goed in de opvang kunnen werken als vrouwen, maar ik begrijp dat de Amsterdamse zedenzaak in 2010 zijn sporen heeft nagelaten in de branche en bij ouders.

Vraag 4

Deelt u de mening van de kinderopvangorganisaties en ouderorganisaties dat het belangrijk kan zijn dat er ook mannen werkzaam zijn in de kinderopvang en zeker bij de buitenschoolse opvang omdat zij als rolmodel kunnen dienen? Deelt u de mening dat het in het belang van investeren in jonge kinderen beter kan zijn wanneer er meer mannen werkzaam zijn in de kinderopvang?

Antwoord 4

Mannen en vrouwen hebben in het algemeen een verschillende benadering van kinderen. Meerdere onderzoeken veronderstellen dat de interactie- en zorgstijl van vrouwelijke pedagogische medewerkers beter aansluiten op het gedrag van meisjes dan op het gedrag van jongens3. Ik ben van mening dat verschillende benaderingen goed zijn voor de ontwikkeling van kinderen.

Vraag 5 en 6

Herinnert u zich de eerdere vragen over het bericht dat mannen massaal de kinderopvang verlaten?4 Kunt u aangeven welke acties er in de tussentijd ondernomen zijn om het aantal mannen in de kinderopvang te verhogen?

Deelt u de mening dat mannen in de kinderopvang gelijke kansen moeten hebben? Bent u bereid om in overleg te treden met de kinderopvangsector en ouderorganisaties om ervoor te zorgen dat er meer mannen kunnen gaan werken in de kinderopvang? Zo ja, staat u open voor de suggestie om in samenwerking met de sector te komen met maatregelen die als doel hebben om betere kansen voor mannen te creëren en hun in de kinderopvang aan de slag te helpen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5 en 6

Ik ken de eerdere vragen hierover. Mijn voorganger Minister Kamp heeft destijds aangegeven dat, gezien de verantwoordelijkheidsverdeling, hij geen mogelijkheden zag om zelf het aantal mannen in de kinderopvang te bevorderen. Die mening deel ik. De laatste jaren is door de rijksoverheid geen actief beleid hier op gemaakt. Dat neemt niet weg dat ik ook van mening ben dat mannen in de kinderopvang gelijke kansen moeten hebben.

De factoren die scheve verdeling van mannen en vrouwen in de kinderopvang veroorzaken, zijn echter niet eenvoudig te veranderen. Het gaat niet alleen om gelijke kansen voor mannen, maar ook om het aanbod van mannelijke beroepskrachten. Om dit aanbod te verhogen, is een cultuurverandering nodig, vergelijkbaar met die in het onderwijs. Ook daar zijn mannen ondervertegenwoordigd. Het is van belang dat kinderen zowel door mannen als vrouwen kunnen worden verzorgd en onderwezen. Opleidingen kunnen daarbij een positieve rol spelen in de werving en begeleiding van studenten. Daarnaast lijkt de laatste jaren huiver te bestaan bij werkgevers en ouders voor mannen in de kinderopvang en is de drempel voor mannen om voor dit beroep te kiezen daardoor verder verhoogd.


X Noot
2

Definitie CBS: Deze beroepsgroep omvat de peuterwerkers, groepsleiders kinderdagverblijf, amanuenses, onderwijsassistenten, klassenassistenten, huiswerkbegeleiders, begeleiders/ondersteuners middelbaar beroepsonderwijs (bve), oppasouders, en au-pairs.

X Noot
3

zie Taveccio e.a (2013), Hoofdstuk Het belang van mannen in de kinderopvang in: Jongens en meisjes, zoek de verschillen?!,

X Noot
4

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 1700

Naar boven