Vragen van de leden Van Toorenburg, AgnesMulder en Van Helvert (allen CDA) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de subsidieregeling van OP Zuid (ingezonden 9 november 2015).

Vraag 1

Kent u de subsidieregeling van OP Zuid (operationeel programma Zuid-Nederland)?1

Vraag 2

Bent u op de hoogte van het feit dat, voorafgaand aan de inschrijving, is aangegeven dat inschrijvers reeds mochten starten met het project, hetgeen geen obstakel zou vormen voor toekenning van de subsidie?2

Vraag 3

Bent u op de hoogte van het feit dat de voorwaarden voor de subsidie na de sluitingstermijn alsnog zijn aangepast?3

Vraag 4

Wat is de reden van de aanpassing van de voorwaarden en in hoeverre is uw ministerie betrokken geweest bij de opzet en/of de wijziging van de voorwaarden voor onderhavige subsidieregeling?

Vraag 5

In hoeverre is er, bij het wijzigen van de voorwaarden, rekening mee gehouden dat bedrijven veel tijd en geld hebben gestoken in aanvragen die achteraf gezien geen kans maken?

Vraag 6

Deelt u de vrees dat een dergelijke aanpassing achteraf, bedrijven in de toekomst zou kunnen ontmoedigen te innoveren?

Vraag 7

Deelt u de mening dat de overheid, door achteraf de spelregels te wijzigen, zich geen betrouwbare overheid heeft getoond? Hadden de bedrijven er terecht op moeten kunnen vertrouwen dat de vooraf aangegeven voorwaarden ook achteraf zouden gelden?

Vraag 8

Hoeveel ondernemingen (of clusters van bedrijven) hebben zich voor deze regeling in april 2015 ingeschreven? Hoeveel zijn er toegewezen? Hoeveel zijn er afgewezen?

Vraag 9

Hoeveel aanvragen zijn afgewezen om reden van het achteraf alsnog niet voldoen aan de voorwaarde dat, voorafgaande aan de aanvraag, nog niet was aangevangen met het proces?

Vraag 10

Hoeveel geld zit nog in deze subsidiepot?

Vraag 11

In hoeverre bent u bereid om de aanpassing van de voorwaarde achteraf terug te draaien?


X Noot
2

In Artikel 1.3 wordt opgemerkt t.a.v. «Weigeringsgronden algemeen (pagina 4/29)»:

De activiteit waarvoor subsidie is aangevraagd door een aanvrager die wordt aangemerkt als onderneming geen stimulerend effect heeft.

Verderop in de Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid Nederland 2014/2020 15 wordt op pagina 16 deze weigeringsgrond toegelicht:

Artikel 1.3 Weigeringsgronden algemeen (pagina 16/29):

Staatssteun aan ondernemingen kan alleen vrijgesteld of anderszins gerechtvaardigd worden verstrekt, indien sprake is van een stimulerend effect.

Stimulerend effect is aanwezig als door de subsidie het gedrag van de onderneming verandert. Er wordt bijvoorbeeld een project gerealiseerd dat niet van de grond zou komen zonder subsidie. Of de omvang van een project verandert door de subsidie. In artikel 6 van de algemene groepsvrijstellingsverordening is bepaald dat steun wordt geacht een stimulerend effect te hebben wanneer de aanvraag om subsidie is ingediend voordat de activiteit aanvangt. Indien de activiteiten eerder zijn aangevangen, dient het stimulerend effect te worden aangetoond door de aanvrager.

X Noot
3

Op 16 juli 2015, ruim nadat de tender gesloten was, is een wijziging in de voorwaarden doorgevoerd.

Dit betreft de tweede wijzigingsregeling d.d. 16 juli 2015 nummer 3833950 en heeft betrekking op een wijziging op artikel 1.3: de weigeringsgrond

T.a.v. het Stimulerend effect wordt d.m.v. de wijziging van dit lid een verduidelijking aangebracht. Het betreft geen inhoudelijke wijziging van de weigeringsgrond. In artikel 6 van de AGVV is bepaald dat steun geacht wordt een stimulerend effect te hebben wanneer de aanvraag om subsidie is ingediend alvorens de activiteit aanvangt.

Naar boven