Vragen van de leden Van Toorenburg, AgnesMulder en Van Helvert (allen CDA) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de subsidieregeling van OP Zuid (ingezonden 9 november 2015).

Antwoord van Minister Plasterk (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken (ontvangen 3 december 2015).

Vraag 1

Kent u de subsidieregeling van OP Zuid (operationeel programma Zuid-Nederland)?1

Antwoord 1

Ja, het betreft een uitwerking van het operationeel EFRO-programma Zuid-Nederland 2014–2020 waarvoor de provincie Noord-Brabant (Managementautoriteit) primair verantwoordelijk is.

Vraag 2

Bent u op de hoogte van het feit dat, voorafgaand aan de inschrijving, is aangegeven dat inschrijvers reeds mochten starten met het project, hetgeen geen obstakel zou vormen voor toekenning van de subsidie?2

Antwoord 2

Ja.

Vraag 3

Bent u op de hoogte van het feit dat de voorwaarden voor de subsidie na de sluitingstermijn alsnog zijn aangepast?3

Antwoord 3

Ik ben op de hoogte van het feit dat de toelichting bij de subsidieregeling op het punt van stimulerend effect is aangepast.

Vraag 4

Wat is de reden van de aanpassing van de voorwaarden en in hoeverre is uw ministerie betrokken geweest bij de opzet en/of de wijziging van de voorwaarden voor onderhavige subsidieregeling?

Antwoord 4

Binnen het kader van de Europese (EFRO) verordening en nationale (EFRO) uitvoeringsregelgeving ligt de verantwoordelijkheid voor de opstelling en uitvoering van de subsidieregeling bij de provincie, die daarbij onder meer de algemene subsidievereisten en de Europese staatssteunregels in acht moet nemen.

Aan mijn ministerie is gevraagd hoe artikel 6 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (hierna: AGVV) – het Europese steunkader waarin de vereisten staan die bij de verstrekking van subsidie op grond van deze subsidieregeling in acht moeten worden genomen – moet worden geïnterpreteerd. Krachtens artikel 6 van de AGVV zijn de vrijstellingen uit die verordening slechts van toepassing op steun die een stimulerend effect heeft. Er is sprake van stimulerend effect wanneer de begunstigde van de steun een schriftelijke steunaanvraag heeft ingediend, vóórdat de werkzaamheden aan het project of de activiteit aanvangen. Dit om te waarborgen dat de steun noodzakelijk is en als prikkel fungeert om activiteiten of projecten verder te ontwikkelen. De AGVV geldt niet voor activiteiten of projecten waartoe de begunstigde hoe dan ook, zelfs zonder de steun, zelf zou zijn overgegaan.

De Managementautoriteit had de regels zo geïnterpreteerd dat er ook sprake kan zijn van stimulerend effect als de schriftelijke steunaanvraag wordt ingediend nadatde werkzaamheden aan het project of de activiteiten waren aangevangen.

Voor de juiste interpretatie van het begrip stimulerend effect hebben mijn medewerkers de Managementautoriteit gewezen op de uitleg die de Europese Commissie geeft in onder meer de AGVV.

Vraag 5

In hoeverre is er, bij het wijzigen van de voorwaarden, rekening mee gehouden dat bedrijven veel tijd en geld hebben gestoken in aanvragen die achteraf gezien geen kans maken?

Antwoord 5

De Managementautoriteit heeft mij laten weten op dit punt een afweging te hebben moeten maken. De Managementautoriteit is gehouden om de staatssteunregels op correcte wijze toe te passen. In de afweging woog zwaar mee dat bij het niet volgen van de juiste interpretatie, er projecten onrechtmatig gesubsidieerd zouden worden. Dit zou bij controles gevolgen kunnen hebben voor het gehele programma en bedrijven lopen daarbij het risico dat zij onrechtmatig verleende staatssteun moeten terugbetalen. Overigens is de AGVV ook door bedrijven zelf te raadplegen via bijvoorbeeld de website van de Europese Commissie.

Vraag 6

Deelt u de vrees dat een dergelijke aanpassing achteraf, bedrijven in de toekomst zou kunnen ontmoedigen te innoveren?

Antwoord 6

Ik kan niet beoordelen of een dergelijke aanpassing van invloed is op de toekomstige bereidheid van bedrijven om te innoveren.

Vraag 7

Deelt u de mening dat de overheid, door achteraf de spelregels te wijzigen, zich geen betrouwbare overheid heeft getoond? Hadden de bedrijven er terecht op moeten kunnen vertrouwen dat de vooraf aangegeven voorwaarden ook achteraf zouden gelden?

Antwoord 7

Op de vraag of de bedrijven er terecht op moeten kunnen vertrouwen dat de vooraf aangegeven voorwaarden ook achteraf zouden gelden, zal allereerst een standpunt moeten worden ingenomen door het betreffende bestuursorgaan. Van de beslissing op bezwaar kan in beroep worden gegaan bij de rechter die naar verwachting ook het staatssteunrecht hierbij zal betrekken.

Vraag 8

Hoeveel ondernemingen (of clusters van bedrijven) hebben zich voor deze regeling in april 2015 ingeschreven? Hoeveel zijn er toegewezen? Hoeveel zijn er afgewezen?

Antwoord 8

Op basis van informatie die door de Managementautoriteit is verstrekt, blijkt dat in totaal 103 in behandeling zijn genomen. Hiervan zijn 36 aanvragen toegewezen en 67 aanvragen zijn afgewezen. Daarnaast zijn 8 ingediende aanvragen wegens onvolledigheid van de aanvraag niet in behandeling genomen.

Vraag 9

Hoeveel aanvragen zijn afgewezen om reden van het achteraf alsnog niet voldoen aan de voorwaarde dat, voorafgaande aan de aanvraag, nog niet was aangevangen met het proces?

Antwoord 9

De Managementautoriteit heeft aangegeven dat het in totaal 8 aanvragen betreft. Dit zijn overigens niet de aanvragen die wegens onvolledigheid niet in behandeling zijn genomen (zie antwoord op vraag 8).

Vraag 10

Hoeveel geld zit nog in deze subsidiepot?

Antwoord 10

De Managementautoriteit heeft mij laten weten dat er nog € 1,92 miljoen beschikbaar is.

Vraag 11

In hoeverre bent u bereid om de aanpassing van de voorwaarde achteraf terug te draaien?

Antwoord 11

Aangezien het gaat om het in acht nemen van de Europese staatssteunregels zie ik daartoe geen mogelijkheid.


X Noot
2

In Artikel 1.3 wordt opgemerkt t.a.v. «Weigeringsgronden algemeen (pagina 4/29)»:

De activiteit waarvoor subsidie is aangevraagd door een aanvrager die wordt aangemerkt als onderneming geen stimulerend effect heeft.

Verderop in de Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid Nederland 2014/2020 15 wordt op pagina 16 deze weigeringsgrond toegelicht:

Artikel 1.3 Weigeringsgronden algemeen (pagina 16/29):

Staatssteun aan ondernemingen kan alleen vrijgesteld of anderszins gerechtvaardigd worden verstrekt, indien sprake is van een stimulerend effect.

Stimulerend effect is aanwezig als door de subsidie het gedrag van de onderneming verandert. Er wordt bijvoorbeeld een project gerealiseerd dat niet van de grond zou komen zonder subsidie. Of de omvang van een project verandert door de subsidie. In artikel 6 van de algemene groepsvrijstellingsverordening is bepaald dat steun wordt geacht een stimulerend effect te hebben wanneer de aanvraag om subsidie is ingediend voordat de activiteit aanvangt. Indien de activiteiten eerder zijn aangevangen, dient het stimulerend effect te worden aangetoond door de aanvrager.

X Noot
3

Op 16 juli 2015, ruim nadat de tender gesloten was, is een wijziging in de voorwaarden doorgevoerd.

Dit betreft de tweede wijzigingsregeling d.d. 16 juli 2015 nummer 3833950 en heeft betrekking op een wijziging op artikel 1.3: de weigeringsgrond

T.a.v. het Stimulerend effect wordt d.m.v. de wijziging van dit lid een verduidelijking aangebracht. Het betreft geen inhoudelijke wijziging van de weigeringsgrond. In artikel 6 van de AGVV is bepaald dat steun geacht wordt een stimulerend effect te hebben wanneer de aanvraag om subsidie is ingediend alvorens de activiteit aanvangt.

Naar boven