Vragen van het lid Koşer Kaya (D66) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de vermelding van de geboorteplaats op de geboorteakte (ingezonden 25 september 2015).

Vraag 1

Kent u het bericht «Ik wil geen Hageneesje op de wereld zetten, hoor»?1

Vraag 2

Herkent u de band die mensen voelen met hun omgeving, en de wens die zij kunnen hebben dat deel van hun identiteit te willen overdragen aan hun kind? Zo nee, waarom niet?

Vraag 3

Wat waren in de Code Napoleon, waarmee de aangifteplicht startte, de redenen voor de verplichting om de aangifte van een geboorte te doen bij de gemeente waar het kind geboren is? In hoeverre hebben die redenen nog waarde en geldigheid?

Vraag 4

In welke mate is het nog relevant of de gemeente van geboorte, of de gemeente van woonplaats van een van de ouders tijdens de geboorte, de akte beheert, aangezien de gemeentelijke basisadministratie is opgegaan in de landelijke basisregistratie personen?

Vraag 5

Indien de geboorteplaats een identificerend gegeven is om personen met gelijke naam en geboortedatum te onderscheiden, zoals in 2011 gesteld door de adviescommissie, is het dan niet logischer om woonplaats te registeren in plaats van geboorteplaats nu steeds meer bevallingen in ziekenhuizen in een beperkt aantal gemeenten plaatsvinden? Dan neemt het identificerend karakter toch eerder toe dan af?

Vraag 6

Bent u bereid met een welwillende blik te onderzoeken of de in uw brief van 31 mei 2011 genoemde bezwaren overkomelijk zijn, en aan de Kamer voorstellen te doen waarin zowel het feitelijk karakter van een geboorteakte als de in het AD-artikel genoemde wens van ouders tot uitdrukking komen?2


X Noot
1

Algemeen Dagblad, 24 september 2015

X Noot
2

Kamerstuk 27 859 nr. 44

Naar boven