Vragen van het lid De Roon (PVV) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de selectieve aandacht van VN-organisatie Unicef voor vrouwenbesnijdenis (ingezonden 10 juli 2015).

Vraag 1

Kent u het bericht «Unicef onderschat ernst besnijdenis in Iran»?1

Vraag 2

Hoe beoordeelt u het onderzoek van antropoloog Kameel Ahmady waaruit blijkt dat vrouwenbesnijdenis ook in bepaalde Iraanse provincies gemeengoed is?

Vraag 3

Hoe beoordeelt u de bij VN-organisatie Unicef heersende opvatting dat vrouwenbesnijdenis een «Afrikaans probleem» is?

Vraag 4

Deelt u de mening dat vrouwenbesnijdenis vooral «populair» is in islamitische landen en daarmee een islamitisch probleem is? Zo neen, waarom niet?

Vraag 5

Kunt u bevestigen dat Unicef haar data over het besnijden van meisjes en vrouwen gaat actualiseren? Zo ja, wilt u er bij Unicef op aandringen dat er bij het actualiseren van de cijfers nu wel onderzoek wordt verricht naar landen in het Midden-Oosten zoals Iran en Saoedi-Arabië?2

Vraag 6

Hoe beoordeelt u het feit dat ook islamitische landen als Indonesië en Maleisië niet in de rapportages van Unicef zijn opgenomen, terwijl vrouwenorganisaties en academici schatten dat lokaal 80 procent van de meisjes en vrouwen in die landen bruut wordt verminkt?

Vraag 7

Hoe staat het met uw voornemen om ter bestrijding van vrouwenbesnijdenis het gesprek aan te gaan met islamitische religieuze leiders? Welke resultaten heeft u op dit punt geboekt als het gaat om de Golfstaten?3

Vraag 8

Deelt u de mening dat het besnijden van weerloze meisje en vrouwen een barbaars ritueel is, en dat het daarom verwerpelijk is dat bepaalde islamitische landen niet onder de loep van de VN worden genomen?

Naar boven