33 625 Hulp, handel en investeringen

Nr. 98 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 april 2014

In antwoord op de motie van het kamerlid Sjoerdsma (Kamerstuk 33 750 XVII, nr. 35) van 28 november 2013, waarin de Kamer het kabinet verzoekt de bestrijding van vrouwenbesnijdenis nadrukkelijker als politieke prioriteit te benoemen en uit te dragen, wil ik met deze brief informeren over mijn inzet op vrouwenbesnijdenis. Daarmee kom ik ook tegemoet aan mijn toezegging tijdens het Algemeen Overleg Voortgang Speerpunten van 12 februari 2014 (Kamerstuk 33 625, nr. 92) de Kamer hierover te informeren.

De aanpak van vrouwenbesnijdenis maakt onderdeel uit van mijn SRGR-beleid dat zich richt op een combinatie van voorlichting over seksuele gezondheid, het voorkomen van vrouwenbesnijdenis en empowerment van vrouwen. De aanpak maakt ook deel uit van de bredere Nederlandse inzet op de uitbanning van geweld tegen vrouwen en meisjes.

De bestrijding van vrouwenbesnijdenis is gebaseerd op drie strategieën:

  • dialoog met landen, religieuze leiders en maatschappelijk organisaties;

  • ondersteuning van resoluties en onderhandelingen in EU- en VN-verband;

  • financiering van programma’s die gericht zijn op preventie.

Dialoog met landen, religieuze leiders en maatschappelijke organisaties

In landen met een hoge prevalentie van vrouwenbesnijdenis breng ik het thema in bilaterale gesprekken met (lokale) leiders systematisch onder de aandacht van mijn gesprekspartners. Uiteraard doe ik dat in onze acht SRGR-partnerlanden, maar ik ga ook de dialoog aan met conservatieve landen die een belangrijke rol spelen bij de interpretatie van religieuze leefregels. Meer gematigde landen ondersteun ik om gevoelige thema’s zoals vrouwenbesnijdenis, seksuele voorlichting en kindhuwelijken bespreekbaar te maken in de regio en in internationale fora.

Op de tweede plaats wil ik in gesprek gaan met religieuze leiders in landen waar vrouwenbesnijdenis veel voorkomt. Zo kan ik bijvoorbeeld met islamitische religieuze leiders bespreken dat vrouwenbesnijdenis niet is vastgelegd in de koran.

In lijn met de VN-resolutie Intensifying global efforts for the elimination of female genital mutilations uit 2012, richt ik mij op het ondersteunen van vrouwelijke voorvechters van het voorkomen van vrouwenbesnijdenis. Eveneens spreek ik uitdrukkelijk mijn steun uit voor initiatieven van jongerenorganisaties om het thema vrouwenbesnijdenis in lokale gemeenschappen aan de kaak te stellen. De praktijk heeft uitgewezen dat trainingen, seksuele voorlichting en publiekscampagnes om de kennis van de bevolking over de schadelijke gevolgen van vrouwenbesnijdenis te vergroten zinvol zijn.

Bij het aangaan van de dialoog over gevoelige thema’s beperk ik mij niet alleen tot dienstreizen in de context van internationale samenwerking, maar maak ik ook gebruik van de gelegenheid het thema tijdens handelsmissies en internationale vergaderingen aan de orde te stellen. Dit zijn bovendien goede gelegenheden de maatschappelijke kosten van tradities als vrouwenbesnijdenis, tienerzwangerschappen en kindhuwelijken onder de aandacht te brengen. In gesprekken vraag ik dan ook niet alleen aandacht voor de schadelijke gevolgen van vrouwenbesnijdenis voor de gezondheid van vrouwen en meisjes, maar ook voor de economische kosten als gevolg van medische complicaties en de derving van inkomsten door uitval van werkneemsters.

In mijn gesprekken breng ik verder de mogelijkheden voor alternatieve overgangsrituelen en voor alternatieve inkomsten voor vrouwen die vrouwenbesnijdenis uitvoeren ter sprake. Eveneens is het van belang bestaande wetgeving waarin vrouwenbesnijdenis wordt verboden, zoals regelgeving voor de bescherming van vrouwen en kinderen, aan te nemen. Waar nodig stimuleer ik landen bestaande wetgeving uit te voeren door samen te werken met lokale gemeenschappen en traditionele leiders.

Ondersteuning van resoluties en onderhandelingen in EU en VN verband

Ik zet stevig in op de kansen die de post-2015 agenda biedt om vrouwenrechten, gendergelijkheid, SRGR, en het uitbannen van geweld tegen vrouwen en meisjes te realiseren in het komende decennium. Onlangs heeft UN Women een voorstel geformuleerd waarin een indicator op het terrein van vrouwenbesnijdenis is opgenomen. Nederland is hier een voorstander van.

Nederland participeert actief in het internationale publieke debat over de eliminatie van vrouwenbesnijdenis en de uitdagingen die hierbij spelen. Zo werkt Nederland mee bij de concrete uitwerking van aangekondigde resoluties, zoals de VN-resolutie tegen vrouwenbesnijdenis die in november 2012 is aangenomen door de Algemene Vergadering.

De Europese Unie richt zich al lange tijd op het uitbannen van geweld dat gebaseerd is op kinderen en tegen kinderen. Door aan te sluiten bij Europese initiatieven en zitting te nemen in Europese gremia werkt Nederland zoveel mogelijk samen bij de eliminatie van vrouwenbesnijdenis. Dit betreft zowel preventie van vrouwenbesnijdenis, ondersteuning van slachtoffers van vrouwenbesnijdenis en vervolging van verantwoordelijke personen. Ik verwelkom een gezamenlijke Europese inzet op dit gebied.

Lopende programma’s

Nederland steunt lokale programma’s om doeltreffende preventie en slachtofferhulp te bevorderen, onder meer door de verandering van sociale normen en de versterking van de positie van vrouwen. Aangezien de oudere vrouwen uit de familie (moeders, oma’s, tantes) vaak voorstander zijn van meisjesbesnijdenis, is het van belang deze groep te bereiken en te overtuigen van de schadelijke effecten van deze traditie.

Met financiering vanuit MFS II werken AMREF/Flying Doctors, HIVOS, de IMPACT Alliantie en de Child and Development Alliantie aan vrouwenbesnijdenis in Kenia, de Koerdische regio’s, Somalië en Tanzania. In Kenia ondersteunt Nederland AMREF Flying Doctors bij het tegengaan van meisjesbesnijdenis. Zo organiseert AMREF voor meisjes van 8 tot 15 jaar alternatieve initiatieriten binnen de Maasai gemeenschap, die in plaats komen van besnijdenis. Sinds 2009 hebben door dit programma zeker 2140 meisjes, 540 ouders en 311 leiders zich publiekelijk gedistantieerd van vrouwenbesnijdenis.

Het UN Trust Fund to End Violence Against Women wordt beheerd door UN Women. Voor de periode 2014–2017 is een bijdrage van 2 miljoen euro per jaar begroot. Hoewel er geen fondsen geoormerkt zijn voor de bestrijding van vrouwenbesnijdenis, is geweld tegen vrouwen één van de vijf prioriteiten binnen het Strategisch Plan van UN Women.

Via het Funding Leadership Opportunities for Women (FLOW) fonds steunt Nederland organisaties die zich inzetten voor gendergelijkheid, politieke en economische empowerment van vrouwen en voor de bestrijding van geweld tegen vrouwen. Het FLOW-budget voor de periode 2012–2015 bedraagt 80 miljoen euro. Daaruit wordt de in Caïro gevestigde organisatie Karama ondersteund die zich erop richt om vrouwenrechten en de uitbanning van geweld tegen vrouwen en meisjes, waaronder vrouwenbesnijdenis en kindhuwelijken, te verankeren in grondwetsartikelen in landen in de regio van het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Door experts uit Marokko training te laten geven aan collega’s uit Egypte, Tunesië, Jemen en Syrië, wordt beoogd onderwerpen als geweld tegen vrouwen en meisjes wettelijk te verbieden.

Tot slot hebben UNICEF, UNFPA en WHO het thema vrouwenbesnijdenis in hun mandaat en voeren zij projecten en onderzoeken uit om vrouwenbesnijdenis tegen te gaan. Nederland participeert bij de agendering van dit onderwerp actief in deze fondsen en organisaties.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

Naar boven