Vragen van het lid Mohandis (PvdA) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het veelvuldig gebruik van flexcontracten door de UvA (ingezonden 4 juni 2015).

Vraag 1

Bent u bekend met signalen dat de Universiteit van Amsterdam (UvA) op de Faculteit Geesteswetenschappen (FGw) personeelsbeleid voortzet waarbij in grote mate gebruik wordt gemaakt van zeer tijdelijke flexcontracten?

Vraag 2

Deelt u de mening dat de 80–20 verhouding tussen vast of flexwerk misleidend is, aangezien deze verhouding alleen geldt voor personeel dat via de eerste geldstroom gefinancierd wordt en dit slechts een klein deel van alle aan de FGw verbonden medewerkers betreft?

Vraag 3

Hoe verhoudt het UvA personeelsbeleid, met twee derde flexwerkers in de organisatie, zich tot de motie van het lid Mei Li Vos1, waarin de regering wordt gevraagd een krachtig signaal af te geven aan besturen van universiteiten over de wenselijkheid van stabiele carrièrepaden? Is zo’n signaal inmiddels afgegeven en hoe reageerde de UvA hierop?

Vraag 4

Hoe verhoudt het UvA FGw flexbeleid, met in de toekomst veel tijdelijke, eenmalige functies van maximaal 2 jaar zonder uitzicht op verlenging, zich tot de geest en de letter van de Wet Werk en Zekerheid?

Vraag 5

Hoe verhoudt het UvA FGw flex-beleid zich tot de motie van het lid Van Weyenberg c.s.2 waarin de rijksoverheid wordt opgeroepen het goede voorbeeld te geven en te handelen naar de letter en de geest van de Wet Werk en Zekerheid?

Vraag 6

Bent u bereid in gesprek te gaan met de UvA over de scheve verhouding vast-flex contracten?


X Noot
1

Kamerstuk 31 288, nr. 427

X Noot
2

Kamerstuk 33 818, nr. 68

Naar boven