Vragen van het lid Omtzigt (CDA) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken, van Financien en van Algemene Zaken over het verzoek van de Nederlandse regering aan de Europese Commissie om alle documenten en briefwisselingen tussen Nederland en de Europese Commissie over de naheffing van 642 miljoen euro geheim te houden (ingezonden 14 april 2015).

Vraag 1

Herinnert u zich de antwoorden op eerdere vragen over het artikel «Schimmigheid krijgt trekjes van een patroon», waarin u toegeeft dat u zelf de Europese Commissie verzocht heeft om de brief- en mailwisselingen tussen de EU en Nederland over de naheffing geheim te houden? (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 1630)

Vraag 2

Kunt u inzage geven in de relevante correspondentie (e-mail, brieven, gespreksverslagen) over de consultatie over de openbaarmaking van stukken, zoals u die beschreven heeft in het antwoord op vraag 2 en 3 van die eerdere vragen?

Vraag 3

Wie heeft het verzoek in de vorige vraag ondertekend?

Vraag 4

Vallen de documenten onder vraag 2 onder de Nederlandse Wet Openbaarheid Bestuur en zou de Nederlandse regering gehouden zijn om die brieven/e-mails/documenten openbaar te maken? Zo nee, onder welke uitzonderingsgrond zouden ze niet openbaar gemaakt hoeven te worden?

Vraag 5

Herinnert u zich dat u bij de regeling van werkzaamheden van dinsdag 31 maart dit verzoek gedaan is: «Ik zou daarbij ook nog precies de brief willen hebben die Nederland aan de Europese Commissie gestuurd heeft, waarin Nederland minstens acht redenen gegeven heeft waarom de Commissie vooral stukken van Nederland niet openbaar zou mogen maken, dus waarin Nederland aan de Commissie schrijft: verborgen houden, verborgen houden! Ook dat stuk zou ik graag voor woensdag hebben.»?

Vraag 6

Herinnert u zich dat u «vergeten» bent een antwoord te sturen op dit deel van het verzoek, in de brief die woensdag 1 april aan de Kamer gestuurd is?1

Vraag 7

Herinnert u zich dat vraagsteller op 2 april in de eerste termijn van het debat over de staat van de Unie de vraag gesteld heb: «En wil zij de brief die zij als regering aan de Europese Commissie heeft gestuurd om de correspondentie vooral niet openbaar te maken, onmiddellijk – dat is voor de tweede termijn – aan de Kamer sturen»?

Vraag 8

Herinnert u zich dat u daar in eerste termijn geen antwoord op gegeven hebt?

Vraag 9

Herinnert u zich dat ik in tweede termijn de vraag gesteld heb: «We hebben gevraagd om de brief die de Nederlandse regering aan de Europese Commissie heeft gestuurd, waarin zij vraagt om de documenten die De Telegraaf openbaar wil hebben, niet openbaar te maken. Die brief valt volgens mij gewoon onder de WOB. Die zouden we dus kunnen opwobben. Dan wordt hij openbaar. De eerste vraag is: kan het kabinet die brief nu sturen? Het is de vierde keer dat we dit vragen. Kunnen we in ieder geval antwoord daarop krijgen? Vraag twee is: is die onder de WOB gewoon op te vragen? Als dat zo is, dient die ook aan de Kamer te worden gestuurd, conform het beleid van de regering.»?

Vraag 10

Herinnert u zich dat u in tweede termijn ook geen enkel antwoord op deze vraag hebt willen geven?

Vraag 11

Kunt u de drie keer gestelde maar onbeantwoorde vraag nu beantwoorden door deze brief (cq brieven, e-mails) binnen een week aan de Kamer te doen toekomen?

Vraag 12

Indien de vragensteller een WOB-verzoek zou indienen om deze brief (cq brieven, e-mails, gespreksverslagen) openbaar te maken, zou u dan binnen een week een besluit willen nemen op dat verzoek, aangezien u alle eerdere verzoeken vergeten bent te beantwoorden?

Vraag 13

Kunt u deze vragen binnen een week beantwoorden?


X Noot
1

Kamerstuk 34 023, nr. 8

Naar boven