Vragen van het lid Rebel (PvdA) aan de Minister van Veiligheid en Justitie over raamprostitutie in Utrecht (ingezonden 31 maart 2015).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Argos over raamprostitutie in Utrecht?1 Herinnert u zich de antwoorden op eerdere vragen over de Utrechtse prostitutiezone?2

Vraag 2

Hoe beoordeelt u de uitspraak van prof. dr. Dina Siegel dat op basis van haar onderzoek geconcludeerd kan worden dat er geen sprake is geweest van mensenhandel binnen de raamprostitutie van Utrecht?

Vraag 3

Deelt u de mening dat de invoering van het wetsvoorstel Regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche (Kamerstukken 33 885) kan bijdragen aan het tegengaan van mogelijke verplaatsingseffecten van mensenhandel? Zo ja, wanneer kan de Kamer de nota naar aanleiding van het verslag bij dit wetsvoorstel verwachten? Zo nee, waarom niet?

Vraag 4

In hoeverre heeft u zicht op het gemeentelijk prostitutiebeleid?

Vraag 5

Bent u bereid inzicht te geven in het aantal rechterlijke uitspraken waaruit blijkt dat de afgelopen jaren medewerkers van verschillende exploitanten betrokken zijn geweest bij het faciliteren van mensenhandel zonder zich daarbij te baseren op de vertrouwelijke bestuurlijke rapportages van de politie die hebben geleid tot het intrekken van de exploitatievergunningen in Utrecht? Zo nee, waarom niet?

Vraag 6

Is het waar dat geen van de vijf exploitanten van raamprostitutie aan het Zandpad en de Hardebollenstraat strafrechtelijk zijn veroordeeld? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot de hierboven genoemde bestuurlijke rapportages van de politie met aanwijzingen van mensenhandel? Zo nee, waar blijkt dat uit?

Vraag 7

Deelt u de mening dat de vervaging van de grenzen tussen bestuurlijke handhaving en strafrechtelijke opsporing een aandachtspunt is? Zo ja, in hoeverre vindt u het geoorloofd dat bestuurlijke toezichtsbevoegdheden worden ingezet voor opsporingsdoeleinden? Zo nee, waarom niet?

Vraag 8

Waarom is er geen gebruik gemaakt van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Kamerstukken 32 676) als grondslag voor het intrekken van de exploitatievergunningen in Utrecht? Heeft dat te maken met de zwaardere bewijsmaatstaf in genoemde wet?

Vraag 9

Hoeveel Zandpad gerelateerde opsporingsonderzoeken hebben er plaatsgevonden door het parket Midden-Nederland en het Landelijk Parket?

Vraag 10

Wat is de status van de ontwikkeling van de 162 definitieve werkruimten aan het Nieuwe Zandpad in Utrecht?

Vraag 11

Hoe groot is op dit moment de vraag van prostituees naar de Huiskamer Aanloop Prostituees (HAP) aan het Zandpad, inclusief het artsenspreekuur?

Vraag 12

Heeft u zicht op het welzijn van de ruim driehonderd prostituees die sinds het intrekken van de exploitatievergunningen op straat staan en al bijna twee jaar hun beroep niet uit kunnen oefenen?


X Noot
2

Kamerstukken II, vergaderjaar 2013–2014, Aanhangsel Handelingen, nr. 1575, 1938 en 2450.

Naar boven