Vragen van het lid Klein (Klein) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het artikel «de volksvertegenwoordiging gepiepeld» (ingezonden 10 december 2014).

Vraag 1

Kent u het artikel «de volksvertegenwoordiging gepiepeld» van 2 december 2014 op de website van Follow the Money?1

Vraag 2

Bent u het met de columnist eens dat de volksvertegenwoordiging verkeerd is voorgelicht? Zo nee, kunt u aangeven waarom dat niet het geval is?

Vraag 3

Herinnert u zich dat u in de aan de Eerste Kamer gezonden nadere memorie van antwoord2 bij de Verzamelwet pensioenen 2014 heeft aangegeven dat het nettopensioen uit de tweede pijler «de facto een voortzetting is van de eerdere nabestaandenvoorziening»? Deelt u de vaststelling dat door het bestaan van de uitsluitingsclausule er de facto echter geen verzekering is afgesloten die daadwerkelijk uitkeert op het moment dat de verzekerde binnen een jaar overlijdt en al helemaal niet als bekend was dat bij afsluiting van het product diegene binnen het jaar zou komen te overlijden, alsmede de constatering dat dit inherent is aan zo ongeveer elk nieuw afgesloten verzekeringsproduct? Zo ja, hoe komt het dat u hier het feit vergeten bent te noemen dat er weliswaar een acceptatieplicht geldt, maar dat wel de uitsluitingsclausule onverkort geldt?

Vraag 4

Bent u zich ervan bewust dat u met de hiervoor bedoelde omissie de volksvertegenwoordiging onvolledig en daarmee onjuist geïnformeerd heeft, nu er immers de facto geen nabestaandenvoorziening bestaat voor de mensen die binnen het jaar overlijden door het bestaan van de uitsluitingsclausule?

Vraag 5

Deelt u de mening dat de taken die de volksvertegenwoordiging heeft alleen goed uitgevoerd kunnen worden als het kabinet deugdelijke informatie geeft op de gestelde vragen, waar de volksvertegenwoordiging op mag vertrouwen?

Vraag 6

Hoe gaat u ervoor zorgen dat de verkeerde informatie gecorrigeerd wordt?

Vraag 7

Hoe gaat u het de getroffen nabestaanden uitleggen dat zij helaas fors minder nabestaandenpensioen ontvangen dan dat u nu beloofd heeft met de mogelijkheid van een nettopensioen in de tweede pijler, maar met de onlosmakelijk bijbehorende uitsluitingsclausule?

Vraag 8

Bent u bereid maatregelen te treffen, zodat het probleem wordt opgelost en u dus niet aan nabestaanden hoeft uit te leggen dat door een foutje zij fors minder nabestaandenpensioen ontvangen?

Vraag 9

Onderschrijft u dat voor mensen die arbeidsongeschikt zijn en wegens deze arbeidsongeschiktheid premievrijstelling hebben, nog een bijkomende problematiek geldt, te weten dat in die situatie het pensioenfonds, zo lang de deelnemer arbeidsongeschikt is, de pensioenopbouw overneemt? Herinnert u zich dat u in uw antwoorden aan de Eerste Kamer op 2 december j.l. in het debat over de Verzamelwet pensioenen 2014 heeft toegezegd de bedoelde situatie te zullen onderzoeken, waarbij het meestal een arbeidsongeschikte werknemer betreft die na twee jaar uit dienst gaat bij zijn werkgever, wiens pensioenopbouw dan, op basis van de premievrijstelling, gewoon doorgaat maar die dan geen dienstverband meer heeft en dus geen werkgever die hem een nettopensioen-regeling kan aanbieden? Deelt u de constatering dat de desbetreffende persoon zich dan in de tweede pijler helemaal niet kán verzekeren? Heeft het door u toegezegde onderzoek reeds geresulteerd in oplossingsrichtingen? Zo ja, welke?


X Noot
2

Eerste Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 33 863, E

Naar boven