Vragen van de leden Oskam (CDA) en Segers (ChristenUnie) aan de Minister van Veiligheid en Justitie en de Staatssecretarissen van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Veiligheid en Justitie over draagmoederschap (ingezonden 9 oktober 2014).

Vraag 1

Heeft u de uitzending van de EO over draagmoederschap gezien?1

Vraag 2

Bent u bekend met het fenomeen dat via internet geadverteerd en contact gelegd wordt tussen draagmoeders en wensouders, zonder dat daarop enige vorm van toezicht plaatsvind?

Vraag 3

Bent u eveneens bekend met het fenomeen dat alleenstaande mannen contact leggen met draagmoeders?

Vraag 4

Kunt u een overzicht geven van de websites en de fora waarop deze praktijken plaatsvinden?

Vraag 5

Kunt u aangeven welke risico’s verbonden zijn aan de hierboven beschreven praktijken?

Vraag 6

Kunt u meer inzicht geven in de aard en omvang van dit fenomeen?

Vraag 7

Kunt u aangeven of de Raad voor de Kinderbescherming bekend is met deze illegale praktijken en zelf actief contact legt met betrokkenen naar aanleiding van dergelijke berichten op het internet?

Vraag 8

Bestaat er voor de Raad voor de Kinderbescherming een meldingsplicht richting politie en Openbaar Ministerie (OM) wanneer medewerkers signalen krijgen van illegaal draagmoederschap?

Vraag 9

Hoe beoordeelt u de aanbevelingen die de deskundigen Vlaardingerbroek en Smeenk doen in de EO uitzending?

Vraag 10

Kunt u aangeven of u een bedrag van € 25.000,– ter vergoeding van de onkosten van de draagmoeder over het algemeen aan de hoge kant vindt?

Vraag 12

Welke definities geeft u aan de begrippen legaal, illegaal en commercieel draagmoederschap?

Vraag 13

Deelt u de mening dat voor een legale vorm van draagmoederschap altijd enige vorm van toetsing noodzakelijk is om voldoende waarborgen te creëren voor een veilige en gezonde leefomgeving van het kind?

Vraag 14

Bent u nog steeds van mening dat de meldingsstructuur in Nederland ten aanzien van het melden van draagmoederschap geen verbetering behoeft?2

Vraag 15

Bent u voorts nog steeds van mening dat de voorlichting voor wensouders en daarmee preventie tegen het commercieel draagmoederschap en de illegale opneming van buitenlandse kinderen, adequaat is?3

Vraag 16

Wanneer verwacht u het eindrapport van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht met betrekking tot de mogelijkheid en de wenselijkheid van een mondiaal instrument op het terrein van het draagmoederschap?

Vraag 17

Deelt u de mening dat overtreding van de artikelen 151b en/of 151c van het Wetboek van Strafrecht (Sr) nauw verbonden kan zijn met mensenhandel, zeker wanneer er contact met draagmoeders of wensouders in het buitenland plaatsvind?

Vraag 18

Welke aandacht wordt binnen de nationale politie besteed aan opsporing van de illegale praktijk van het draagmoederschap en de illegale opneming van buitenlandse kinderen?

Vraag 19

Klopt het dat er slechts eenmaal een vervolging en een berechting heeft plaatsgevonden op basis van art. 151b Sr?4

Vraag 20

Wat is de stand van zaken ten aanzien van het aantal keer dat art. 151c Sr is toegepast in de strafrechtelijke opsporing en berechting?

Vraag 21

Op welke wijze wordt binnen het OM aandacht besteed aan de vervolging op basis van deze artikelen?

Vraag 22

Beschikt het OM over voldoende capaciteit teneinde deze illegale praktijken te vervolgen?

Vraag 23

Kunt u per maatregel (zeven in totaal) ten aanzien van het Nederlandse beleid omtrent draagmoederschap aangeven op welke wijze deze de afgelopen jaren zijn uitgevoerd?5

Vraag 24

Welke maatregelen zijn door u genomen naar aanleiding van de aanbevelingen in het rapport van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel (Mensenhandel met het oogmerk van orgaanverwijdering en gedwongen commercieel draagmoederschap).6

Vraag 25

Op welke wijze besteed de Staatscommissie Herijking Ouderschap aandacht aan deze schaduwzijde van het draagmoederschap in Nederland?

Vraag 26

Deelt u de mening dat niet gewacht kan worden tot de uitkomsten van deze staatscommissie om verdere maatregelen te nemen en meer prioriteit te geven aan de voorkoming, bestrijding en vervolging van illegaal draagmoederschap?

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Arib (PvdA) en Van der Staaij (SGP) ingezonden 9 oktober 2014 (vraagnummer 2014Z17670).


X Noot
2

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 702

X Noot
3

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 702

X Noot
4

Rechtbank Zutphen 1 april, zaaknr. 06/060091-96.

X Noot
5

Kamerstuk 33 000 VI, nr. 69.

X Noot
6

Kamerstuk, 28 638, nr. 94

Naar boven